RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummers: 09/926017-06 en 09/106590-04 (TUL)
's-Gravenhage, 19 juni 2007
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de d.d. 12 februari 2007 door de politierechter naar de meervoudige strafkamer verwezen zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
adres: [adres].
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 5 juni 2007 en 14 juni 2007.
De verdachte, bijgestaan door haar raadsman mr Schoenmakers, advocaat te Breda, is verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr Banning heeft gevorderd dat verdachte terzake van het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 160 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 64 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 150 uren te vervangen door 75 dagen hechtenis.
De officier van justitie concludeert tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. tot een bedrag van € 18986,28 en vordert voorts dat de verplichting zal worden opgelegd tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 18986,28 subsidiair 124 dagen hechtenis ten behoeve van uitzendbureau [uitzendbureau].
Voorts persisteert de officier van justitie bij de schriftelijke vordering tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de straf, waartoe verdachte bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 1 juli 2005 is veroordeeld, te weten een werkstraf voor de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen hechtenis.
Aan de verdachte is tenlastegelegd - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging tenlastelegging, gemerkt A1.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De verdediging heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte niet wist dat het van uitzendbureau [uitzendbureau] gestolen geld niet aan haar mededader [Z] toebehoorde. Verdachte had slechts bij wijze van vriendendienst medeverdachte [Y] benaderd en het van deze medeverdachte gekregen rekeningnummer aan medeverdachte [Z] ter beschikking gesteld.
De verdediging heeft verder nog gesteld dat de verklaringen van medeverdachte [Z], gelet op de ongeloofwaardigheid daarvan, moeten worden uitgesloten als bewijsmiddel.
De rechtbank heeft daarvoor evenwel onvoldoende aanknopingspunten kunnen vinden en is voorts van oordeel dat het antwoord op de vraag waarom [Z] de betreffende bankpas heeft weggenomen niets af doet aan de rol van verdachte zoals die door de rechtbank is vastgesteld. De rechtbank acht de rol die verdachte zichzelf toedicht niet geloofwaardig, nu haar verklaring noch in het onderzoek ter terechtzitting, noch in het dossier enige ondersteuning vindt. Voorts blijkt uit de verklaringen van zowel medeverdachte [Y] als van medeverdachte [X] dat verdachte niet alleen betrokken is geweest bij alle aan de diefstal gerelateerde handelingen, maar bovendien de initiator van deze handelingen is geweest.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Vordering benadeelde partij.
Uitzendbureau [uitzendbureau], gevestigd te [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 19820,71.
Deze vordering, voor zover deze betrekking heeft op het wederrechtelijk opgenomen en/of overgeboekte bedrag van € 42.000, is tot een bedrag van € 18.987 (te weten € 42.000 minus het gerestitueerde bedrag van € 23.013) door de bij het voegingsformulier overgelegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering tot dat bedrag eenvoudig van aard is en rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij dagvaarding aan verdachte tenlastegelegde en bewezenverklaarde feit.
Voor zover de vordering betrekking heeft op renteschade verstaat de rechtbank de vordering aldus dat vergoeding van de wettelijke rente wordt gevorderd vanaf de dag waarop de schade is ontstaan. Deze vordering is eveneens eenvoudig van aard en vindt rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag in het bij dagvaarding aan verdachte tenlastegelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij gedeeltelijk ontvankelijk is in zijn vordering en zal deze vordering deels toewijzen, met dien verstande dat de wettelijke rente toewijsbaar is met ingang van 30 mei 2006 tot aan de dag van voldoening van de vordering.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens de aangever naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 18.987,-- ten behoeve van uitzendbureau [uitzendbureau].
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met haar mededader met behulp van een gestolen bankpas meerdere geldbedragen weggenomen van uitzendbureau [uitzendbureau] om er zelf financieel beter van te worden. Zij en haar mededader regelden rekeningnummers waarop de bedragen gestort werden door daar een beloning tegenover te stellen en gaf de rekeninghouder en medeverdachte [X] instructies met betrekking tot het op zijn rekening gestorte geld. Verdachte heeft door aldus te handelen niet alleen schade toegebracht aan de rechthebbende van het betreffende geld, maar bovendien het vertrouwen in het betalingsverkeer in het algemeen aangetast.
De rechtbank laat in het nadeel van verdachte wegen dat verdachte blijkens een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 9 november 2006, reeds eerder voor het plegen van soortgelijke feiten is veroordeeld. Dit heeft verdachte er kennelijk niet van weerhouden zich in de proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, wederom aan een soortgelijk misdrijf schuldig te maken. Dit rekent de rechtbank haar ernstig aan.
Gezien het vorenstaande acht de rechtbank na te noemen deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf, alsmede een werkstraf van na te noemen duur passend en geboden.
Vordering tenuitvoerlegging.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis d.d. 8 juni 2007 besloten, haar eerdere beslissing d.d. 5 juni 2007 om de vordering tenuitvoerlegging - nadat deze niet door de officier van justitie was voorgedragen - buiten beschouwing te laten, te herzien en heeft derhalve het onderzoek ter terechtzitting heropend om verdachte alsnog op de vordering te horen. Dat onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 14 juni 2007.
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de schriftelijke vordering d.d. 9 november 2006 van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 1 juli 2005, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd, die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straffen en/of maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 14g, 22c, 22d, 24c, 36f, 310, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen geld onder haar bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op :6 november 2006,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 9 november 2006,
welke voorlopige hechtenis werd geschorst met ingang van : 12 februari 2007,
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 2 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
veroordeelt verdachte te dier zake voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 120 (honderdtwintig) UREN;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, voor het deel dat niet reeds op de gevangenisstraf in mindering is gebracht, zal geschieden op 2 uren per dag, zodat 108 uren resteren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 54 (vierenvijftig) DAGEN;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 18.987,-- plus de wettelijke rente over dat bedrag, te berekenen vanaf 30 mei 2006 tot aan de dag van voldoening van de vordering en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [uitzendbureau], gevestigd te [adres], bankrekeningnummer [nummer], een bedrag van € 18.987, met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 18.987,-ten behoeve van het slachtoffer genaamd [uitzendbureau].
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 124 dagen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader(s) opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
Beslissing vordering tenuitvoerlegging.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d.1 juli 2005, gewezen onder parketnummer 09/106590-04, te weten:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 60 (zestig) UREN, subsidiair 30 (dertig) DAGEN;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Quadekker, voorzitter,
Veldt-Foglia en Steenhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Hamelink, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 juni 2007.