RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer: 09/665123-07
's-Gravenhage, 19 juni 2007
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1954,
adres: [adres].
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 5 juni 2007.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr Van Vliet, advocaat te 's-Gravenhage, is verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr Banning heeft gevorderd dat verdachte terzake van het tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de tijd van 120 uur, te vervangen door 60 dagen hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie concludeert tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. tot een bedrag van € 18986,28 en vordert voorts dat de verplichting zal worden opgelegd tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 18986,28 subsidiair 124 dagen hechtenis ten behoeve van uitzendbureau [uitzendbureau].
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De rechtbank heeft mede gelet op de persoon van verdachte, niet de overtuiging gekregen dat verdachte wist, dan wel bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard, dat het geld dat met zijn toestemming tijdelijk op zijn rekening werd gestort van misdrijf afkomstig was, zodat verdachte van de aan hem tenlastegelegde opzetheling dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Vordering van de benadeelde partij.
[Uitzendbureau], gevestigd te [adres] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 19820, 71.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien niet rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezenverklaarde feit.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het beschikbaar stellen van zijn rekening aan derden tegen een niet geringe vergoeding, terwijl hij redelijkerwijs had moeten weten dat zijn rekening gebruikt zou worden om daarop geld van misdrijf afkomstig te storten en vervolgens door te sluizen. Met zijn handelen heeft hij niet alleen indirect schade toegebracht aan uitzendbureau [uitzendbureau], maar ook bovendien bijgedragen aan misdrijven waardoor het vertrouwen in betalingssystemen ernstig wordt geschaad.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister betreffende verdachte d.d. 1 maart 2007 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank een werkstraf van na te noemen duur, passend en geboden.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 9, 22c, 22d, 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 80 (tachtig) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 40 (veertig) DAGEN;
bepaalt dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding, en dat deze haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Quadekker, voorzitter,
Veldt Foglia en Steenhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Hamelink, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 juni 2007.