RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/900216-07
's-Gravenhage, 29 juni 2007
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Zuid West - De Dordtse Poorten te Dordrecht.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 15 juni 2007.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. Y.J. Doornik, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er hebben zich benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr. P.A. Willemse heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem onder 4 en 5 telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het hem onder 1 cumulatief/alternatief, 2 cumulatief, 3 cumulatief en 6 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1], wonende te [adres], en [benadeelde partij 2], wonende te [adres], en tot afwijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3], wonende te [adres].
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 1.680,=, subsidiair 33 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 1], voornoemd, en tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 1.723,19, subsidiair 34 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 2], voornoemd.
De officier van justitie heeft tot slot gevorderd dat de blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen zullen worden
teruggegeven aan de verdachte.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 eerste cumulatief/alternatief, onder 2 eerste cumulatief/alternatief, onder 3 eerste cumulatief/alternatief, onder 4 en 5 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de onder 1 tweede cumulatief/alternatief, 2 tweede cumulatief/alternatief, 3 tweede cumulatief/alternatief en 6 telastgelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in de periode van 6 maart 2007 tot en met 11 maart 2007 te 's-Gravenhage samen met [medeverdachte] pizzakoeriers gepoogd af te persen dan wel afgeperst. Zij hebben daartoe filialen van Domino's Pizza gebeld, een pizza besteld en een bezorgadres opgegeven. Vervolgens hebben zij aldaar tezamen de pizzakoerier opgewacht en hem onder bedreiging van een gaspistool gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met inhoud en een mobiele telefoon.
Het behoeft geen betoog dat een dergelijke laffe daad grote afkeuring verdient. Het is buiten twijfel dat de overvallen voor de slachtoffers zeer beangstigend moeten zijn geweest. Het dreigen met een vuurwapen geeft de gewelddadige wijze aan waarop de verdachte met zijn mededader te werk is gegaan. Verdachte en zijn mededader hebben door hun handelwijze op geen enkele wijze rekening gehouden met de gevolgen die hun handelen voor de slachtoffers zouden kunnen hebben. Het is bekend dat slachtoffers een dergelijke ingrijpende gebeurtenis als zeer traumatisch ervaren en dat zij nog lange tijd last kunnen hebben van gevoelens van onveiligheid. In de samenleving wordt op dergelijke gedragingen met grote onrust gereageerd.
Voorts heeft de verdachte samen met zijn mededader in de periode van 6 maart tot en met 11 maart 2007 een vuurwapen van de derde categorie van de Wet wapens en munitie voorhanden gehad. Het voorhanden hebben van een dergelijk wapen levert een onaanvaardbaar risico op voor de veiligheid van personen.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat op voornoemde gedragingen niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf.
De vorderingen van de benadeelde partij.
[benadeelde partij 2], wonende te [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.723,19.
Deze vordering is door de verdediging deels weersproken, en is door de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering, die eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij dagvaarding onder 2 tweede cumulatief/alternatief aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij ontvankelijk is in zijn vordering en zal deze vordering toewijzen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 tweede cumulatief/alternatief bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 1.723,19 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 2], voornoemd.
Voorts bepaalt de rechtbank dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn medeverdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
Voorts heeft [benadeelde partij 1], wonende te [adres], zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.680,=.
Deze vordering is door de verdediging deels weersproken en is door de bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering, die eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij dagvaarding onder 3 tweede cumulutief/alternatief aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij ontvankelijk is in zijn vordering en zal deze vordering toewijzen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3 tweede cumulatief/alternatief bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 1.680,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 1], voornoemd.
Voorts bepaalt de rechtbank dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn medeverdachte aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag.
Tot slot heeft [benadeelde partij 3], wonende te [adres], zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding die zijn grondslag vindt in het bij dagvaarding onder 5 aan verdachte telastgelegde, doch niet bewezenverklaarde feit, aangezien aan verdachte geen straf of maatregel wordt opgelegd met betrekking tot voornoemd feit.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 2 en 3, te weten een telefoontoestel, merk Sony Ericsson, kleur grijs en een telefoontoestel, merk Motorola, kleur zwart.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 24c, 36f, 45, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 eerste cumulatief/alternief, 2 eerste cumulatief/alternatief, 3 eerste cumulatief/alternatief, 4 en 5 telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 tweede cumulatief/alternatief, 2 tweede cumulatief/alternatief, 3 tweede cumulatief/alternatief en 6 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 tweede cumulatief/alternatief:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 2 tweede cumulatief/alternatief en feit 3 tweede cumulatief/alternatief:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op : 12 maart 2007,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 15 maart 2007,
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij 2], wonende te [adres], een bedrag van € 1.723,19, met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 1.723,19 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 2], voornoemd;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 34 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij 1], wonende te [adres], een bedrag van € 1.680,=, met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 1.680,= ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij 1], voornoemd;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 33 dagen.
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, dan wel bij gehele of gedeeltelijke voldoening van de, aan de mededader opgelegde, verplichting tot betaling aan de staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
bepaalt voorts dat de benadeelde partij [benadeelde partij 3], wonende te [adres], niet ontvankelijk is in zijn vordering tot schadevergoeding en dat deze zijn vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
gelast de teruggave aan verdachte van de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 2 en 3, te weten: een telefoontoestel, merk Sony Ericsson, kleur grijs en een telefoontoestel, merk Motorola, kleur zwart;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. Timmermans, voorzitter,
Bosman en Pabbruwe, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. De Vroom, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 juni 2007.