2. Overwegingen
2.1 In beroep toetst de rechtbank het bestreden besluit aan de hand van de voorgedragen beroepsgronden op rechtmatigheid en ambtshalve aan voorschriften van openbare orde.
2.2 Een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd kan worden verleend op de in artikel 29 Vw genoemde gronden. 2.3 Ingevolge artikel 31, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw) wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
2.4 Eisers hebben ter onderbouwing van hun aanvragen het volgende aangevoerd. Zij zijn aanhangers van het Syrisch-Orthodoxe geloof. Vanwege deze religie zijn eisers jarenlang lastig gevallen in Turkije. Eisers hebben verteld over de volgende incidenten.
1) Na de kerkelijke huwelijksceremonie in 1987 werd door omstanders tegen eisers geschreeuwd dat ze heidenen waren, hier niet hoorden en dat de kerk dicht moest.
Thuis ontvingen ze telefoontjes in de trant van “ik kom naar jou toe. Christenen zijn toch smerige mensen”. Eiseres is naar de politie gegaan die adviseerden de man te verzoeken inderdaad langs te komen en de politie te waarschuwen als hij er echt was. Dit is gebeurd en de politie heeft toegezegd de zaak te onderzoeken.
De volgende dag belde de persoon weer. Uiteindelijk zijn eisers verhuisd.
2) Eiser is tijdens de militaire dienst (periode 1988 - 1991) mishandeld, onder meer gestoken in zijn been in het badhuis. Hij heeft dit gemeld bij de dienstdoende officier. Hij is door een sergeant naar het militaire ziekenhuis gebracht waar hij gedwongen besneden is.
3) Eiser is naar eigen zeggen ongeveer tien keer mishandeld, onder meer in 1988, 1989, 1992.
4) In 1997 is op de markt het kruisbeeld aan de ketting van eiseres van haar nek afgerukt en op de grond gegooid. Er werden beledigingen geuit ten aanzien van de religie van eisers. Toen eiseres de ketting wilde pakken, heeft een man haar hand verdraaid. Eiser is op de grond gegooid en zijn broek is naar beneden getrokken. Er was een man met een mes die zei dat eiser besneden zou worden. Eiser werd mishandeld. De politie is erbij gekomen en ze zijn naar het bureau gegaan. Dader en politieman bleken elkaar te kennen en de dader beweerde dat hij slachtoffer was. De politieambtenaar beweerde dat eiseres de man had uitgedaagd met het kruis. De politieambtenaar zei: "Schaam je je niet dat je in een islamitisch land een kruis draagt en ons geloof belachelijk maakt". Eiser wilde een en ander uitleggen maar moest zijn mond houden, kreeg een harde klap en werd weggestuurd.
5) De kinderen gingen met tegenzin naar school omdat ze gepest werden vanwege het geloof. Eiseres is met de directeur van de school gaan praten. Hij beloofde er wat aan te doen, maar bij het volgende incident heeft hij tegen de zoon van eisers gezegd dat hij moest doen of er niets gezegd werd en dat hij dit thuis niet mocht vertellen.
6) Op 18 november 1999 is eiser aangehouden, gevraagd om identiteitspapieren en meegenomen naar het politiebureau. Aldaar is hij met een wapen op het hoofd geslagen en is gezegd “vertel maar, ongelovige van God, bij welke groepering hoor je?” Vervolgens is hij twee dagen vastgehouden en gemarteld. Eiser heeft gepoogd een medisch rapport te krijgen dat nodig is om iemand aan te kunnen klagen. Dat werd geweigerd waarop eiser naar een ziekenhuis is gegaan waar hij is behandeld en een rapport heeft gekregen. Daarbij is hem medegedeeld dat dat rapport niet zou worden beschouwd als een echt rapport. De advocaten die eiser heeft benaderd met het rapport hebben verteld dat het nergens toe zou leiden.
7) De vader van eiser had een restaurant in Istanbul waar eiser en zijn broers werkten. Er kwam op 21 april 2000 een onbekende man (later bleek hij [betrokkene 5] te heten) naar het restaurant die spullen vernielde en beledigende en bedreigende opmerkingen maakte, zoals "Godsdienstlozen, ik zal er voor zorgen dat jullie niet verder kunnen leven". Eiser en zijn broer hebben de man naar buiten geleid, maar hij kwam een uur later terug met een mes. De man is overmeesterd en de politie is ingeschakeld. Op het bureau is aangifte gedaan. De politie vertelde dat de dader de volgende dag voor de officier zou moeten verschijnen. De volgende dag werd eiser gebeld door deze [betrokkene 5] die hem met de dood bedreigde. Eiser is verhaal gaan halen bij de politie. [betrokkene 5] bleek te zijn vrijgelaten. Eiser heeft verteld van de telefonische doodsbedreiging. De politie zei dat hij wel voor de rechter zou komen. Dat is niet gebeurd. De broer van eiser heeft een proces aangespannen tegen de politie, omdat iemand die wordt beschuldigd van poging tot doodslag, tenminste voor de rechter moet zijn geweest om vrijgelaten te kunnen worden en dat is bij [betrokkene 5] niet gebeurd.
8) Op 25 april 2000 heeft [betrokkene 5] de broer van eiser in het restaurant neergeschoten met een pistool. Toen eiser naar beneden ging werd ook op hem gericht maar er was geen munitie meer. Tegen eiser is gezegd: “Denk erom, ik zal geen familielid van jullie met rust laten”. Het restaurant is daarna gesloten. Op het moment van vertrek van eisers op 18 augustus 2000 was [betrokkene 5] nog niet gearresteerd. Er is geen bescherming gezocht bij de hogere autoriteiten. Een dergelijk verzoek moet normaal gesproken gericht worden tot de Officier van Justitie maar eisers zijn ervan uitgegaan dat zij voor bescherming niet in aanmerking komen.
9) Vervolgens werden eisers telefonisch bedreigd met teksten als “ik zal jullie niet met rust laten”. De politie heeft niets aan de situatie gedaan. Er is geen instantie voor minderheden als eisers beschikbaar waar ze een klacht kunnen indienen tegen de politie.
2.5 Verweerder heeft zich in de bestreden besluiten, waarin de voornemens zijn ingelast, - samengevat - op de volgende standpunten gesteld. Eisers komen niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning op één van de gronden van artikel 29, eerste lid, Vw. Ten aanzien van de verschillende incidenten heeft verweerder het volgende overwogen.
Ad 1) Eiseres heeft van de beledigingen in 1987 melding gemaakt bij de politie, zij hebben een en ander onderzocht en niet is gebleken dat zij niet beschermd kon worden.
Ad 2) Eiser heeft zich met betrekking tot het incident in het badhuis beperkt tot het melden bij een dienstdoende officier. Niet is gebleken dat hij ontevreden was over de afhandeling daarvan. Hardhandig optreden komt in het Turkse leger volgens het ambtsbericht algemeen voor, ongeacht geloofsovertuiging of afkomst van de dienstplichtige. Dit incident in de periode 1988 tot 1991 is geen aanleiding geweest tot vertrek. Niet is aannemelijk gemaakt dat eiser tijdens het vervullen van zijn militaire dienst gegronde redenen heeft gehad te vrezen voor vervolging op grond van zijn geloofsovertuiging.
Ad 4) Van het incident op de markt in 1997 is aangifte gedaan doch eisers hadden het gevoel dat de verdachte bevriend was met de politieagenten in kwestie. Zij hebben zich niet beklaagd over dit gedrag bij de superieuren van deze agenten, dit is hen toe te rekenen.
Ad 5) Wat betreft de pesterijen van de kinderen wordt overwogen dat eiseres wel het schoolhoofd hierop heeft aangesproken maar geen melding heeft gedaan bij de politie. Bovendien heeft ze de kinderen niet op een andere school in Istanbul ondergebracht.
Ad 6) In de mishandelingen door de politie in november 1999 is door eiser geen aanleiding gezien om het land spoedig te verlaten. Bovendien heeft eiser nagelaten zich bij de superieuren van de agenten te beklagen wat hem aan te rekenen is. Dat de advocaten hem hebben afgeraden de zaak aanhangig te maken, doet daar niet aan af.
Ad 7) De gebeurtenissen met [betrokkene 5] hebben, ook al zou worden aangenomen dat het scheldwoord ‘Armeniërs’ een religieuze lading heeft in Turkije, niet plaatsgevonden op instigatie van de Turkse autoriteiten. Bovendien heeft de politie aan het gedrag van [betrokkene 5] aandacht besteed. Er zijn verklaringen van omstanders opgenomen. [betrokkene 5] heeft voor de Officier van Justitie moeten verschijnen in verband met het incident met het mes. Naar aanleiding van het schietincident is onderzoek ingesteld. Ook het feit dat de arts van het openbaar ministerie nog twee maanden na het schietincident een medische verklaring heeft opgesteld, betekent dat de zaak in onderzoek was bij de autoriteiten. Eisers hebben geen aangifte gedaan van de telefonische bedreigingen dus kan het de autoriteiten niet worden aangerekend dat zij niets zouden hebben gedaan. Ook in het incident [betrokkene 5] heeft eiser geen aanleiding gezien om uit het land te vertrekken, terwijl opmerkelijk is dat de broer van eiser wel in Turkije bleef wonen.
Voorts stelt verweerder zich op het standpunt dat uit het ambtsbericht d.d. 4 mei 2001 blijkt dat het weliswaar voor kan komen dat men wegens verschil in religieuze achtergrond wordt geconfronteerd met discriminatoir optreden van de plaatselijke bevolking of overheidsfunctionarissen, maar men kan zich in dergelijke gevallen in het algemeen wenden tot de autoriteiten. Niet kan worden gesteld dat de Turkse autoriteiten niet meer in staat zijn om Syrisch-Orthodoxe christenen bescherming te bieden. Niet is gebleken dat eisers vanwege hun afkomst dusdanige problemen hebben ondervonden in Turkije dat hun leven daardoor onhoudbaar is geworden. Van speciale negatieve belangstelling voor eiseres is niet gebleken.
Voor wat betreft de stelling dat eiser bij terugkeer naar Turkije een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) wordt overwogen dat de politie eiser sinds de mishandeling in november 1999 met rust heeft gelaten. Eiser is uit eigen beweging naar de politie gegaan om aangifte te doen van de incidenten aangaande [betrokkene 5], welke handelswijze niet duidt op angst van betrokkene. Hij is tijdens het doen van aangifte niet gearresteerd, gedetineerd of mishandeld en ook tijdens de latere contacten in verband met de zaak [betrokkene 5] is hij niet incorrect bejegend. Gelet hierop heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Turkije een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM.
Voor wat betreft het traumatabeleid wordt overwogen dat eiser eerst negen maanden na zijn arrestatie en detentie op 18 november 1999 zijn land heeft verlaten. Ingevolge het beleid, C1/4.4.2 Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc), komt eiser niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29 eerste lid aanhef en onder c Vw. Evenmin komt hij hiervoor in aanmerking wegens individuele klemmende redenen van humanitaire aard nu dit niet nader onderbouwd is. Wat betreft eiseres wordt overwogen dat de mishandeling in 1997 niet op aanmoediging van de overheid is gebeurd en dat niet is gebleken dat de overheid geen bescherming wilde of kon bieden tegen de verdachte. Bovendien is zij eerst drie jaar na dit incident uit het land vertrokken, zodat niet is voldaan aan de vereisten van C1/4.4.2.1 Vc.