ECLI:NL:RBSGR:2007:BA9479

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/24791
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en voortgangsrapportage in vreemdelingenzaken

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 25 juni 2007 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een vreemdeling, eiser, die in detentie was geplaatst met het oog op uitzetting. De maatregel van bewaring was opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie op 19 mei 2007. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft verweerder, de Staatssecretaris, verzocht om een voortgangsrapportage op grond van artikel 8:28 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Verweerder heeft echter geen gehoor gegeven aan deze verzoeken, wat de rechtbank heeft doen besluiten het beroep gegrond te verklaren. De rechtbank oordeelde dat de schending van artikel 8:28 Awb in samenhang met artikelen 8:45 en 8:31 Awb heeft geleid tot de conclusie dat de maatregel van bewaring niet langer gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft de opheffing van de bewaring bevolen en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 322,-. De uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier E.J.H.M. van Rooijen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittinghoudende te Utrecht
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 07/24791 VRONTN
uitspraak op het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw) van de enkelvoudige kamer d.d. 25 juni 2007
inzake
[eiser], geboren op [geboortedatum] 1962, van Oezbeekse nationaliteit, eiser,
verblijvende in het Detentiecentrum Zeist te Soesterberg,
gemachtigde: mr. V. Senczuk, advocaat te Utrecht
tegen een besluit van
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder.
Inleiding
1.1 Verweerder heeft op 19 mei 2007 aan eiser met het oog op de uitzetting de maatregel van bewaring ex artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vw opgelegd. Deze maatregel duurt nog steeds voort.
1.2 Eiser heeft tegen het voortduren van de bewaring beroep ingesteld bij deze rechtbank.
Eiser heeft daarbij verzocht om een schadevergoeding.
1.3 De rechtbank heeft het vooronderzoek gesloten en daarbij op grond van artikel 96, eerste lid, Vw bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft.
Overwegingen
2.1 Verweerder is gehouden om de rechtbank in het kader van de beoordeling van tweede en volgende beroepen als bedoeld in artikel 96 Vw recente inlichtingen te verstrekken met betrekking tot de (voortgang van de voorbereiding van) verwijdering van de vreemdeling. Deze inlichtingen zijn noodzakelijk voor de rechtbank om te beoordelen of de voortduring van de bewaringsmaatregel sinds de uitspraak op het voorgaande beroep niet in strijd is met de wet en in redelijkheid bij afweging van alle daarbij betrokken belangen nog gerechtvaardigd is te achten; in het bijzonder of verweerder met voldoende voortvarendheid aan de (voorbereiding van de) uitzetting van de vreemdeling werkt en of er reëel perspectief op uitzetting is.
De rechtbank heeft verweerder bij faxbericht van 18 juni 2007 om bovengenoemde informatie gevraagd op grond van artikel 8:28 Algemene wet bestuursrecht (Awb). Na het verstrijken van de gestelde termijn heeft de rechtbank bij brief van 21 juni 2007 verweerder verzocht de belangen kenbaar te maken welke zouden moeten leiden tot voortduring van de bewaring.
2.2 In het onderhavige geval heeft verweerder geen gevolg gegeven aan de verzoeken van de rechtbank om deze inlichtingen te verstrekken. De rechtbank maakt daaruit de gevolgtrekking die haar geraden voorkomt en verklaart het beroep gegrond wegens schending van artikel 8:28 Awb in samenhang met artikelen 8:45 en 8:31 Awb, en beveelt de opheffing van de bewaring met ingang van heden.
2.3 De rechtbank ziet in het vorenstaande geen aanleiding eiser ten laste van de Staat der Nederlanden een vergoeding als bedoeld in artikel 106 van de Vw toe te kennen.
2.4 De rechtbank ziet in dit geval aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
Deze kosten zijn op voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 322,- (1 punt voor het beroepschrift; waarde per punt € 322,- en wegingsfactor 1).
Aangezien ten behoeve van eiser een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient de betaling van dit bedrag ingevolge artikel 8:75, tweede lid, Awb te geschieden aan de griffier.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond;
beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring met ingang van heden;
wijst het verzoek om schadevergoeding af;
veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 322,- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden die deze kosten dient te vergoeden aan de griffier van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Utrecht.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, en uitgesproken in het openbaar op 25 juni 2007, in tegenwoordigheid van E.J.H.M. van Rooijen, als griffier.
de griffier
de rechter
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.