ECLI:NL:RBSGR:2007:BA9773

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/757432-07 09/661031-06
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P. Poustochkine
  • A. van Nooijen
  • M. Honée
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval met bedreiging en mishandeling door verdachte en medeverdachte in winkelstraat

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 17 juli 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met een medeverdachte een overval heeft gepleegd met bedreiging met een vuurwapen. De overval vond plaats in een drukke winkelstraat, waar veel omstanders getuige waren van de schokkende gebeurtenis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het initiatief heeft genomen tot de overval en dat deze goed was voorbereid. De slachtoffers hebben grote angst ervaren, wat blijvende gevolgen voor hen zal hebben. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij een vuurwapen, zij het een ondeugdelijk exemplaar, heeft gebruikt tijdens de overval. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan heling door gestolen goederen in zijn bezit te hebben en aan mishandeling door een kopstoot te geven aan een collega.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De benadeelde partijen zijn niet ontvankelijk verklaard in hun vorderingen tot schadevergoeding, omdat deze niet eenvoudig genoeg waren voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank heeft de door de verdediging aangevoerde onrechtmatigheid van de doorzoeking van de woning van de verdachte verworpen, omdat er wel degelijk een machtiging was afgegeven door de rechter-commissaris. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit van zwaar lichamelijk letsel, omdat niet bewezen kon worden dat de kopstoot gericht was op het toebrengen van dergelijk letsel. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummers 09/757432-07 en 09/661031-06 (gevoegd)
's-Gravenhage, 17 juli 2007
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [datum] 1984,
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting 'Haaglanden' PCS Unit 2.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 3 juli 2007.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. Kaarls, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er hebben zich twee benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr. Lont heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1, onder 2, onder 3 en onder 4 primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 179,26, subsidiair 4 dagen hechtenis ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde partij].
De officier van justitie heeft met betrekking tot de vordering van Dixons B.V. geconcludeerd tot hoofdelijke betaling van een voorschot van € 1000,- en tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij voor het overige. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan de verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 1000,-, subsidiair 20 dagen hechtenis ten behoeve van Dixons B.V..
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder 4 primair is tenlastegelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Onder het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel verstaat de rechtbank letsel dat moeilijk of langzaam herstelt dan wel onherstelbaar is. Om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door middel van een kopstoot, moet die kopstoot op een specifieke plaats op het gezicht worden gegeven om mogelijkerwijs zwaar lichamelijk letsel toe te kunnen brengen. De rechtbank is, gelet op de verwondingen, van oordeel dat de verdachte de kopstoot niet zo gericht heeft gegeven dat sprake kan zijn van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1, onder 2, onder 3 en onder 4 subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Bewijsoverweging.
Door de verdediging is aangevoerd dat de doorzoeking van de woning aan de [adres] op [datum] 2007 onrechtmatig is geweest op grond van het feit dat geen door de rechter-commissaris ondertekende machtiging aanwezig is. De verdediging concludeert dat de bewijsmiddelen die naar aanleiding van die doorzoeking zijn verkregen, onrechtmatig verkregen zijn en derhalve niet gebezigd mogen worden.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Blijkens het ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van de politie (PL1533/2007/16000-43, blz. 112-113) is deze machtiging wel is afgegeven. Met instemming van de verdediging is na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting door de voorzitter navraag gedaan bij het kabinet van de rechter-commissaris. Daarbij is door de rechter-commissaris een op 23 maart 2007 getekende machtiging ter bevestiging van de mondelinge machtiging overgelegd. Deze is in kopie aan de verdediging gestuurd. Van bewijsuitsluiting kan derhalve geen sprake zijn.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan een overval met bedreiging met een vuurwapen. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij degene is geweest die het initiatief heeft genomen tot de overval en dat hij en zijn medeverdachte dit goed hebben voorbereid door de avond voorafgaand aan de overval de scooter te repareren die bij de overval is gebruikt, een vuurwapen mee te nemen en op de ochtend van de overval bij de moeder van de medeverdachte een hamer te halen waarmee vitrines konden worden ingeslagen. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat het vuurwapen niet was voorzien van een magazijn. Dit doet echter niet af aan de ernst van de bedreiging, immers de slachtoffers wisten niet dat het vuurwapen niet werkte en hebben voor hun leven gevreesd. De verdachte en de medeverdachte hebben de slachtoffers grote angst aangejaagd, die zij nog lang met zich zullen meedragen en die gevolgen zal hebben voor hun functioneren. Dit soort schokkende feiten veroorzaakt, naar algemeen bekend en begrijpelijk is, ook in de rest van de samenleving gevoelens van onrust en onveiligheid, temeer nu het feit in de ochtend plaatsvond in een winkelstraat in [gemeente A], waarbij veel omstanders aanwezig waren die ongewild getuige zijn geworden van deze overval.
Het hebben van een vuurwapen rekent de rechtbank beide verdachten zwaar aan ook al was het een ondeugdelijk vuurwapen. De verdachte heeft dit vuurwapen voor de overval geleverd, terwijl de medeverdachte tijdens de overval met het vuurwapen gedreigd.
Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan heling, door het aanwezig hebben van een tas met goederen die van de benedenbuurvrouw was gestolen. Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling door het geven van een kopstoot aan zijn collega. Door zijn handelen heeft hij letsel veroorzaakt.
De rechtbank slaat voorts acht op het uittreksel van de justitiële documentatie betreffende de verdachte waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder wegens geweldsdelicten is veroordeeld, en op het voorlichtingsrapport van de Stichting Reclassering Nederland betreffende de verdachte opgesteld en ondertekend door G. Kamst-de Jonge d.d. 3 juli 2007.
De aard en de ernst van de feiten rechtvaardigen het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Daarnaast zal de rechtbank een gedeelte van de straf voorwaardelijk opleggen met het oog op voorkoming van recidive. De rechtbank acht een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
De vordering van de benadeelde partijen.
Dixons B.V., gevestigd te Ouder Amstel, heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 4706,89.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
[benadeelde partij], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 179,26.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de vordering niet door overgelegde bescheiden is gestaafd.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 57, 300, 310, 312 en 417bis, van het Wetboek van Strafrecht;
-26, 55 van de Wet wapens en munitie.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding onder 4 primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1, onder 2, onder 3 en onder 4 subsidiair tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
(feit 1)
diefstal, voorafgaand en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit werd gepleegd door twee of meer verenigde personen;
(feit 2)
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, strafbaar gesteld bij artikel 22, eerste lid van de Wet wapens en munitie;
(feit 3)
schuldheling;
(feit 4 subsidiar)
mishandeling;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 6 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op: 20 maart 2007,
in voorlopige hechtenis gesteld op: 23 maart 2007,
bepaalt dat de benadeelde partijen, Dixons B.V. en [benadeelde partij], niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding, en dat deze de vorderingen bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. Poustochkine, voorzitter,
Van Nooijen en Honée, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Doornik, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 juli 2007.
Mr. Van Nooijen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.