ECLI:NL:RBSGR:2007:BA9895

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-754125-06
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P. Poustochkine
  • A. van Nooijen
  • M. Honée
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en heling van voertuigen met eerdere veroordelingen

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 17 juli 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal en heling. De verdachte, geboren in 1981 en thans gedetineerd, is eerder veroordeeld voor diefstal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de diefstal van een vrachtwagen met aanhanger en een graafmachine, evenals bij meerdere gevallen van heling. De rechtbank overweegt dat heling een even ernstig feit is als diefstal, omdat het de diefstal in stand houdt. De verdachte is op 20 maart 2007 in verzekering gesteld en op 23 maart 2007 in voorlopige hechtenis genomen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht. De benadeelde partij, een firma, is niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat deze niet door overgelegde bescheiden was gestaafd. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een vierde tenlastegelegd feit, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/754125-06
's-Gravenhage, 17 juli 2007
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [datum] 1981,
adres: [adres]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting 'Haaglanden', PCS JHvB 'De Sprang' Unit 3.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 3 juli 2007.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. Frijns, advocaat te Rotterdam, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr. Steen heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1 primair, onder 2 primair, onder 3 primair en onder 4 primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 5 voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder 4 is tenlastegelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. De verdachte is op donderdag 12 oktober 2006 met twee anderen, onder wie zijn neef [neef van verdachte], bij autobedrijf [autobedrijf A] geweest. Hij was specifiek op zoek naar een auto van het merk en type Mercedes type 200 CDI. Hij en zijn companen hebben een auto van dat type met kentekennummer [kentekennummer 1] bekeken en zijn toen in bezit geweest van de twee sleutels zodat zij de motor konden testen. Toen zij waren vertrokken merkte de medewerker van het bedrijf op dat één van de sleutels niet meer werkte. Op 17 oktober 2007 werd aangifte gedaan van diefstal van de Mercedes met kentekennummer [kentekennummer 1] en op 22 oktober 2007 werd deze Mercedes aangetroffen in Berkel en Rodenrijs. De auto had toen een ander kentekennummer, te weten [kentekennummer 2] en stond op naam van [neef van verdachte]. Vast staat dat de oorspronkelijke auto met dat kentekennummer, ook een Mercedes, in de zomer van 2006 total loss is verklaard. In de avond van 22 oktober 2007 heeft [vriendin van verdachte], de vriendin van de verdachte, met de verdachte gebeld om te vertellen dat de Mercedes door de politie werd weggesleept.
Behoudens het bezoek aan het autobedrijf op 12 oktober 2007 en het telefoongesprek op 22 oktober 2007 blijkt uit het onderzoek ter terechtzitting geen betrokkenheid van de verdachte de gestolen Mercedes en aldus ontbreekt het wettig bewijs dat de verdachte de diefstal heeft (mede)gepleegd.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1 primair, onder 2 primair en onder 3 primair tenlastegelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
De bewijsoverwegingen.
Ten aanzien van onder feit 1 primair bewezen verklaarde slaat de rechtbank acht op de volgende feiten.
Op 5 oktober 2006 is aangifte gedaan van diefstal van een auto van het merk en type Seat Inca1.9 Sdi/Ay, kleur groen, met kentekennummer [kentekennummer 3]. Op 4 oktober 2006 is een Seat Inca van hetzelfde type en dezelfde kleur met kentekennummer [kentekennummer 4], total loss verklaard en door de eigenaar verkocht. Op diezelfde dag heeft de verdachte het kenteken van deze auto op zijn naam gezet en vanaf die dag had hij een groene Seat Inca in zijn tuin staan. De verdachte heeft op 21 maart 2007 bij de politie over deze auto verklaard dat het geen wrak was.
Op 22 oktober 2006 heeft de politie een gestolen Mercedes weggesleept die in Berkel en Rodenrijs is aangetroffen. De vriendin van de verdachte heeft hierover met de verdachte gebeld en in dat gesprek heeft de verdachte gezegd dat de politie 'de Inka ook zal meenemen' en dat als ze dat niet doen 'er iets anders achter zit'. Vervolgens is op 23 oktober 2006 de auto met kentekennummer [kentekennummer 4] door de verdachte overgeschreven op naam van [B]. Deze persoon heeft bij de politie verklaard dat hij regelmatig voor de verdachte kentekens op zijn eigen naam zette. [C], heeft tegenover een medewerker van '[B Auto's ]' te [gemeente A], verklaard de auto met kentekennummer [kentekennummer 4] te hebben gekocht van de verdachte. Deze verklaring komt overeen met de verklaring van de verdachte bij de politie 20 maart 2007. Nu deze beide verklaringen met elkaar overeenkomen en de verdachte op 25 oktober 2006 telefonisch contact heeft gehad met [C] over startproblemen bij 'de Seat' die op die dag door de verdachte verholpen moesten worden in verband met de verkoop, hecht de rechtbank hieraan meer geloof dan aan de verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat niet hij maar [D] de auto heeft verkocht.
Op 14 november 2006 is de Seat Inca 1.9, kleur groen, voorzien van kentekennummer [kentekennummer 4] aangetroffen in de autohandel '[autoservice C]' te [gemeente A]. Dit bedrijf heeft de auto van '[B Auto's ]' gekocht. Uit onderzoek blijkt dat de auto een valse identiteit heeft en dat de aangetroffen Seat Inca dezelfde was als de auto met kentekennummer [kentekennummer 3] die op 5 oktober 2006 als gestolen werd aangegeven.
Gelet op vorenstaande feiten en de handelswijze van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat de verdachte moet hebben geweten dat de auto met kentekennummer [kentekennummer 4] uit een misdrijf afkomstig was.
Ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde feit slaat de rechtbank acht op de volgende feiten.
Op 30 augustus 2006 is door [E] namens de firma [firma D] aangifte van diefstal gedaan van vrachtwagen van het merk Iveco, kentekennummer [kentekennummer 5] met aanhanger van het merk Ifor Williams Trailers, met kentekennummer [kentekennummer 6] en een graafmachine van het merk Bobcat. De diefstal is gepleegd tussen 29 augustus 2006, 19:30 uur en 30 augustus 2006, 06:30 uur. De vrachtwagen met aanhangwagen waarop de graafmachine stond, was geparkeerd aan de [adres] te Leiden.
Uit de processen-verbaal van observatie is gebleken dat de verdachte op 29 augustus 2006 met [D] en [neef van verdachte] in een Opel Astra met kenteken [kentekennummer 7] samen met een onbekend persoon die een Alpha Romeo met kenteken [kentekennummer 8] rijdt, vanaf de [adres] te Leiden vertrekken. Op 30 augustus 2006 om 00:05 uur rijdt de verdachte op het terrein van benzinestation de Vrijeban, gelegen langs de A13 te Delft, hij vertrekt daar om 00:08 uur. Omstreeks 23:52 uur observeert de politie dat [D] over de rijksweg A4 in de richting van Den Haag rijdt met een vrachtauto, merk Iveco, kentekennummer [kentekennummer 5] met een aanhanger voorzien van kentekennummer [kentekennummer 6] met daarop een Bobcat machine. [neef van verdachte] is de passagier. Omstreeks 00:26 uur op 30 augustus 2006 parkeert de verdachte de Opel Astra op het terrein van bezinestation Sandelingen-West, gelegen aan de A16 te Hendrik-Ido-Ambacht. Omstreeks 00:27 uur op 30 augustus 2006 rijdt [D] in de vrachtauto met aanhanger en de machine over de Rijksweg A16 langs het benzinestation Sandelingen-West. De verdachte en [D] toeteren naar elkaar en de verdachte gaat achter de vrachtauto rijden. [D] parkeert de vrachtwagen omstreeks 00:56 uur in de [adres] te Made. De verdachte parkeert zijn auto op dat tijdstip ook in die straat. De verdachte, [D], [neef van verdachte] en een onbekend gebleven persoon, vertrekken om 01:05 uur gezamenlijk in de Opel Astra vanuit Made. Voorts blijkt uit telefoontaps dat de verdachte op 29 augustus 2006 om 23:54 uur telefonisch contact heeft met [D] om te informeren waar hij rijdt en dat hij straks achter hem aanrijdt. Om 23:58 uur is nogmaals telefonisch contact met [D] over de snelheid. Een half uur later rijdt de verdachte in de Opel Astra achter de gestolen vrachtauto die door [D] wordt bestuurd. [D] heeft in een verklaring bij de politie als reactie op de bovengenoemde observaties bevestigd dat de verdachte in een Opel Astra achter de vrachtwagen met oplegger aanreed. Voorts heeft hij verklaard dat onderling was afgesproken dat ze met de combinatie naar Made zouden gaan.
De rechtbank is op grond van bovengenoemde feiten van oordeel dat de verdachte medepleger is van diefstal van die vrachtauto met aanhanger en graafmachine en alle goederen die daarin lagen. Ook al heeft de verdachte de goederen niet zelf weggenomen, wel is sprake van een bewuste en nauwe samenwerking door achter de gestolen vrachtauto aan te rijden direct nadat deze is gestolen, deze af te leveren in Made en vervolgens met de bestuurder van de vrachtauto weg te rijden.
Ten aanzien van het onder 3 primair tenlastegelegde, slaat de rechtbank acht op de volgende feiten.
Op 13 september 2006 wordt aangifte gedaan van diefstal van een grijze Volkswagen Golf met kentekennummer [kentekennummer 9] vanaf de [adres] te Schiedam. De diefstal heeft plaatsgevonden tussen 12 september 22:00 uur en 13 september 05:45 uur. Voorts blijkt uit het proces-verbaal van observatie dat de verdachte op woensdag 13 september 2006 omstreeks 20:45 uur in Rotterdam met de gestolen auto vertrekt, gevolgd door een zwarte Fiat Bravo, kentekennummer [kentekennummer 10]. De Volkswagen Golf en de Fiat Bravo raken omstreeks 20:55 uur op een bedrijventerrein in Krimpen aan de Lek uit het zicht. Geconstateerd is dat aan het eind van dit bedrijventerrein vier rijen van 14 garageboxen staan. Om 23:10 uur wordt gezien dat de verdachte garagebox [nummer] uitloopt, hij rijdt omstreeks 23:12 uur het terrein af met de Fiat Bravo. Omstreeks 23:23 uur wordt gezien dat uit box [nummer] op dat terrein een grijze Volkswagen Golf rijdt voorzien van een Belgisch kenteken, te weten [kentekennummer 11].
Onderzoek aan de grijze Volkwagen Golf met kentekennummer [kentekennummer 11] heeft uitgewezen dat het voertuigidentificatienummer deels was vervalst en dat op basis van het motorbloknummer, dat ongewijzigd was gebleven, herleid kon worden dat het de Volkswagen Golf met kentekennummer [kentekennummer 9] betrof, waarvan op 13 september 2006 aangifte van diefstal was gedaan.
De rechtbank is van oordeel dat door in de auto te rijden zo kort nadat deze werd gestolen, deze te brengen naar een bedrijventerrein met garageboxen, een garagebox te verlaten kort voordat de gestolen auto dezelfde garagebox verlaat met een ander kentekennummer, de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een auto waarvan hij wist dat die gestolen was.
De vordering van de benadeelde partij.
De firma [firma D], gevestigd te [gemeente A], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 27.024,77.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering niet door overgelegde bescheiden is gestaafd.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal. Diefstal is een ergerlijk feit waardoor schade wordt toegebracht aan benadeelde partijen. Het ging in het onderhavige geval bovendien om diefstal van een vrachtwagen met aanhanger en graafmachine. Daarnaast heeft de verdachte zich meermalen schuldig gemaakt aan heling. De rechtbank acht heling een even ernstig feit als diefstal, immers door heling wordt diefstal in stand gehouden.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel van de justitiële documentatie waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor onder meer het plegen van diefstal.
Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank in de houding van de verdachte geen enkele reden om een deels voorwaardelijke straf op te leggen. De ernst van de bewezenverklaarde feiten is naar het oordeel van de rechtbank zodanig, dat de rechtbank geen aanleiding ziet een lagere onvoorwaardelijke straf op te leggen dan door de officier van justitie geëist, ook al is er sprake van vrijspraak van één feit.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 47, 57, 310, 311 en 416, van het Wetboek van Strafrecht;
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding onder 4 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair, onder 2 primair en onder 3 primair tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
(ten aanzien van feit 1 primair)
opzetheling;
(ten aanzien van feit 2 primair)
diefstal door twee of meer verenigde personen;
(ten aanzien van feit 3 primair)
medeplegen van opzetheling;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op: 20 maart 2007,
in voorlopige hechtenis gesteld op: 23 maart 2007,
bepaalt dat de benadeelde partij firma [firma D], gevestigd te [adres], niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding, en dat deze haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. Poustochkine, voorzitter,
Van Nooijen en Honée, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Doornik, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 juli 2007.
Mr. Van Nooijen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.