ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2086

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 augustus 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
KG 07/827
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over intellectuele eigendomsrechten en beëindiging licentieovereenkomst tussen Longbranch Corporation en Benga B.V.

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank 's-Gravenhage, betreft het een geschil over de intellectuele eigendomsrechten met betrekking tot de naam 'Peter Langhout'. Langhout en Benga B.V. sloten in februari 2006 een licentieovereenkomst, maar op 14 februari 2007 beëindigde Langhout deze overeenkomst vanwege achterstallige betalingen en negatieve publiciteit rondom de handelsnaam. Langhout verkocht de intellectuele eigendomsrechten in mei 2007 aan Longbranch Corporation, die vervolgens in kort geding vorderde dat Benga het gebruik van deze rechten zou staken.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de beëindiging van de licentieovereenkomst gerechtvaardigd was en dat Benga zonder licentie inbreuk maakte op de intellectuele eigendomsrechten. Benga werd bevolen om het gebruik van de rechten te staken en de klantendatabase en overige gegevens aan Longbranch af te geven. De rechter hield echter rekening met de voormalige relatie tussen partijen en het belang van Benga om een nieuw merk te adopteren, waardoor de bevelen pas per 1 december 2007 van kracht zouden worden, mits Benga aan bepaalde voorwaarden voldeed.

De rechter oordeelde dat Benga, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, de proceskosten moest vergoeden. De vorderingen van Longbranch werden toegewezen, met uitzondering van het gevorderde voorschot op schadevergoeding, omdat hiervoor onvoldoende spoedeisend belang was aangetoond. Het vonnis werd uitgesproken op 21 augustus 2007 door mr. E.F. Brinkman.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 21 augustus 2007,
gewezen in de zaak met rolnummer KG 07/827 van:
de vennootschap naar het recht van de Britse Maagdeneilanden
Longbranch Corporation,
gevestigd te Tortola, British Virgin Islands (Britse Maagdeneilanden),
eiseres,
procureur mr. E. Grabandt,
advocaat mr. H. Knotter te 's-Hertogenbosch,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Benga B.V.,
gevestigd te Alphen aan den Rijn,
gedaagde,
procureur mr. W. Heemskerk,
advocaat mr. J.P.J.M. Naus te Nijmegen.
Partijen worden hierna ook 'Longbranch' en 'Benga' genoemd.
1. De procedure
Longbranch heeft Benga doen dagvaarden tegen de zitting van 7 augustus 2007. Op die zitting is geoordeeld dat de producties 2 tot en met 13 van Benga buiten beschouwing moeten worden gelaten in dit kort geding, mede nu deze stukken zijn ingediend na de daartoe gestelde uiterste datum en Longbranch daartegen bezwaar heeft gemaakt. Partijen hebben vervolgens hun standpunten (verder) toegelicht. Het vonnis is bepaald op heden.
2. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 7 augustus 2007 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1. De heer Pieter Langhout (hierna 'Langhout') is grondlegger van een aantal reisorganisaties. Deze ondernemingen zijn in financiële moeilijkheden geraakt.
2.2. Op 21 februari 2006 heeft Benga een deel van de activa gekocht van de vennootschappen Peter Langhout Reizen B.V., P. Langhout Beheer B.V., BBO International B.V., P.L. Reizen B.V. en Plusa B.V. De koopsom bedroeg volgens artikel 1 lid 3 van de door Longbranch als productie 1 overgelegde overeenkomst € 310.000,-- en is door Benga betaald aan ABN AMRO, die pandrechten had op de onderhavige goederen.
2.3. Eveneens op 21 februari 2006 heeft Langhout, kort gezegd, de intellectuele eigendomsrechten gekocht van de onderhavige vennootschappen. Ook deze intellectuele eigendomsrechten waren verpand aan ABN AMRO. De totale koopsom bedroeg € 1.441.000,--, te betalen aan ABN AMRO, en is tot op heden niet voldaan.
2.4. Op of omstreeks 22 februari 2006 hebben Langhout en Benga een licentieovereenkomst gesloten (hierna ook 'de licentieovereenkomst'). Daarin wordt onder meer het volgende bepaald, waarbij met "Licentiegever" Langhout wordt bedoeld en met "Licentienemer" Benga:
"In aanmerking nemende dat:
(i) Licentiegever rechthebbende / eigenaar is van een klantenbestand, klantendatabase, handelsnamen, merkrechten, domeinnamen, (auteursrecht op) ontwikkelde software en overige intellectuele eigendomsrechten en kennis en gegevens omtrent productiemethoden en knowhow met betrekking tot en verbandhoudende met de 'Peter Langhout' naam en de daarmee te voeren reisondernemingen, één en ander zoals nader blijkend uit bijlage 1 bij deze overeenkomst (de "Intellectuele Eigendom");
[..]
Artikel 1 - Licentieverlening
1.1 Licentiegever verleent hierbij aan Licentienemer een licentie om met de Intellectuele Eigendom een reisbureaubedrijf uit te oefenen en in het algemeen een reisorganisatie te voeren en terzake producten en diensten te ontwikkelen, te vervaardigen en te verkopen (de "Licentie").
[..]
Artikel 2 - Betalingen
2.1 Onmiddellijk na ondertekening van deze licentieovereenkomst zal Licentienemer aan Licentiegever betalen een entrance fee van EUR 25.000,-, te vermeerderen met omzetbelasting.
2.2 Elke maand zal Licentienemer aan Licentiegever voor de Licentie een royalty betalen van EUR 12.500,--, te vermeerderen met omzetbelasting. [..]
[..]
Artikel 5 - Looptijd en beëindiging
5.1 De looptijd van deze licentieovereenkomst is voor onbepaalde duur en zal ingaan vanaf de datum van ondertekening van deze licentieovereenkomst door Licentienemer en Licentiegever.
[..]
5.3 Licentiegever mag deze licentieovereenkomst onmiddellijk beëindigen door middel van een schriftelijk bericht:
(a) indien Licentienemer zijn verplichtingen niet nakomt, daaronder begrepen de verplichtingen met betrekking tot het betalen van de royalties.
[..]"
2.5. Op of omstreeks 22 september 2006 heeft Langhout de licentieovereenkomst per aangetekende brief opgezegd, wegens "het niet op tijd voldoen van de royalty's". Aan deze opzegging is door partijen in overleg geen gevolg gegeven.
2.6. Bij brief van 15 januari 2007 heeft de toenmalige advocaat van Langhout Benga gesommeerd tot betaling van diverse in die brief genoemde bedragen, waaronder, kort gezegd, een bedrag van € 100.070,-- aan achterstallige royalty's.
2.7. In januari en februari 2007 is de naam "Peter Langhout Reizen" diverse malen in de media genoemd. Zo werd op 27 januari 2007 in het tv-programma Kassa van de Vara aandacht besteed aan de klacht van klanten van "Peter Langhout Reizen" dat hun reizen op het laatste moment werden geannuleerd en dat zij vervolgens geruime tijd moesten wachten op terugbetaling van de reissom. Verder valt in een artikel dat op 2 februari 2007 is gepubliceerd op de website van het AD onder meer het volgende te lezen:
"Peter Langhout Reizen heeft honderden klanten weken of maanden laten wachten op [..] terugbetaling van een geannuleerde reis. De achterstand in de terugbetalingen wordt deze week ingelopen, belooft de reisorganisatie.
Gedupeerde reizigers beklaagden zich de afgelopen maanden bij het AD, de Consumentenbond, de Stichting de Ombudsman en tv-programma Kassa over Peter Langhout Reizen.
De klagers zeggen dat reizen op het laatste moment niet doorgingen en weigerden een aangeboden alternatief. Vervolgens was het problematisch om de betaalde reissom terug te krijgen.
Peter Langhout Reizen zegt dat inmiddels orde op zaken is gesteld. „Mensen die vorig jaar een reis hebben geboekt die werd geannuleerd, hebben deze week hun geld terug," zegt financieel manager [naam] van Benga bv, de houder van de naam Peter Langhout Reizen. In Benga zijn de nieuwe aandeelhouders van het reisbedrijf vertegenwoordigd, nadat grondlegger Peter Langhout begin vorig jaar in financiële problemen kwam."
Ook werd in januari 2007 in de media gemeld dat de Stichting Garantiefonds Reisgelden (hierna 'de SGR') de reizen van "Peter Langhout Reizen" niet meer dekte.
2.8. Bij brief van 14 februari 2007 heeft de toenmalige advocaat van Langhout onder meer het volgende meegedeeld aan Benga:
"Per aangetekende brief van 15 januari 2007 heb ik u namens cliënt in gebreke gesteld met betrekking tot de achterstallige betaling van de licentiefees. U heeft niet binnen de gestelde termijn betaald, waarmee u ruimschoots in verzuim bent. Daarnaast is de handelsnaam Peter Langhout Reizen ook door diverse perspublicaties [in een voetnoot in deze brief worden twee krantenartikelen en een uitzending van het televisieprogramma Kassa genoemd, toevoeging voorzieningenrechter] in diskrediet gebracht. Dit brengt met zich mee dat cliënt het recht heeft om de licentieovereenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen hetgeen bij deze geschiedt.
[..]
Cliënt stelt u met behoud van verzuim tot 19 februari 2007 te 16.00 uur in staat om alle achterstallige bedragen te betalen. Indien volledige betaling tijdig is ontvangen, is cliënt bereid -in verband met de ingrijpende gevolgend van de beëindiging van de licentieovereenkomst voor de bedrijfsvoering van Benga (naast handelsnamen, klanten database ook Intertravelsoftware) - om voor een korte periode van hooguit een half jaar, een nieuwe licentieovereenkomst aan te gaan. Daarbij zal een vergoeding van EUR 20.000 exclusief BTW per maand verschuldigd zijn, en na afloop valt alle 'Intellectuele Eigendom' (als gedefinieerd in de overwegingen van de Licentieovereenkomst) weer exclusief toe aan cliënt. [..]"
2.9. Op 23 mei 2007 heeft Langhout de onderhavige intellectuele eigendomsrechten verkocht aan Longbranch. De koopsom bedroeg € 1.500.000,--, in termijnen te betalen aan ABN AMRO, die nog steeds een pandrecht op de onderhavige rechten heeft. Longbranch heeft de overdracht van diverse merken en domeinnamen laten registreren in de daartoe bestemde registers.
2.10. Bij brief van 26 juni 2007 is Benga namens Longbranch onder meer gesommeerd om het gebruik van de onderhavige intellectuele eigendomsrechten te staken. Benga heeft aan die sommatie niet voldaan.
2.11. Bij vonnis van 1 augustus 2007 heeft deze rechtbank Langhout in staat van faillissement verklaard.
3. De vorderingen, de gronden daarvoor en het verweer
3.1. Longbranch vordert, zakelijk weergegeven:
a. Benga te bevelen om met onmiddellijke ingang ieder gebruik van het klantenbestand, de klantendatabase, de handelsnamen, de merkrechten en de domeinnamen, het auteursrecht op ontwikkelde software en de overige intellectuele eigendomsrechten en kennis en gegevens omtrent productiemethoden en knowhow met betrekking tot en verbandhoudende met de naam 'Peter Langhout' en de daarmee te voeren reisondernemingen - zoals in het lichaam van de inleidende dagvaarding en in dit kort geding nader omschreven - te staken en gestaakt te houden, waaronder onder meer begrepen het gebruik van de tekens 'Peter Langhout Reizen', 'Peter Langhout', 'Langhout', 'Enjoyit', 'formule1reizen' en daarmee overeenstemmende tekens, op straffe van een dwangsom;
b. Benga te bevelen om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis het volledige klantenbestand/de klantendatabase die in het kader van de licentieovereenkomst aan haar ter beschikking is gesteld, af te geven aan de advocaat van Longbranch, op straffe van een dwangsom;
c. Benga te bevelen om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis alle software, knowhow en overige gegevens die in het kader van de licentieovereenkomst aan haar ter beschikking zijn gesteld, af te geven aan de advocaat van Longbranch, op straffe van een dwangsom;
d. Benga te veroordelen tot betaling van een in goede justitie vast te stellen bedrag, ten titel van voorschot op schadevergoeding;
e. Benga te veroordelen tot betaling van de daadwerkelijk gemaakte proceskosten, met bepaling dat Benga over deze kosten wettelijke rente verschuldigd zal zijn;
f. Longbranch een termijn van zes maanden te gunnen voor het aanhangig maken van een bodemprocedure.
3.2. Daartoe voert Longbranch - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende aan.
Op grond van de koopovereenkomst van 23 mei 2007 is Longbranch thans exclusief gerechtigd tot de onderhavige intellectuele eigendomsrechten. Ondanks de buitengerechtelijke ontbinding/beëindiging van de licentieovereenkomst tussen Langhout en Benga, heeft Benga echter het gebruik van deze rechten voortgezet. Benga handelt daarmee onrechtmatig jegens Longbranch. Door dit onrechtmatig handelen lijdt Longbranch schade. Het is nu immers onmogelijk om nieuwe licenties aan derden te verstrekken en er is sprake van reputatieschade. In dit kader is een voorschot van € 12.500,-- per maand vooralsnog redelijk te noemen. Daarnaast dient Benga de daadwerkelijke proceskosten van Longbranch te vergoeden, die blijken uit een declaratie van 6 augustus 2007 van de advocaat van Longbranch.
3.3. Benga voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. Benga heeft allereerst de geldigheid betwist van een zijdens Longbranch overgelegde volmacht, waaruit volgens Longbranch volgt dat haar advocaat bevoegd is tot het voeren van dit kort geding. Daarbij heeft Benga betoogd dat op geen enkele wijze kan worden gecontroleerd of Longbranch bij het afgeven van die volmacht rechtsgeldig werd vertegenwoordigd.
4.2. Dit verweer wordt verworpen. Benga heeft pas ter zitting en zeer beperkt gemotiveerd de geldigheid van de onderhavige volmacht betwist. De voorzieningenrechter stelt voorop dat in kort geding in beginsel bij advocaten en procureurs van de juistheid van de aan hen verstrekte procesvolmacht is uit te gaan. Hiertegenover heeft Benga (veel) te weinig feiten en omstandigheden aangevoerd om aannemelijk te maken dat Longbranch in dit kort geding niet rechtsgeldig wordt vertegenwoordigd door haar advocaat c.q. procureur, terwijl dit naar voorlopig oordeel wel op de weg van Benga lag.
4.3. Benga heeft voorts betoogd dat de overdracht van de onderhavige intellectuele eigendomsrechten door Langhout aan Longbranch een onverplichte rechtshandeling was waarvan Langhout en Longbranch wisten of behoorden te weten dat deze nadelig voor de schuldeisers van Langhout zou zijn. Volgens Benga was deze overdracht daarom paulianeus en heeft zij deze overdracht daarom bij brief van 14 juni 2007, een in dit kort geding buiten beschouwing te laten productie van Benga, terecht vernietigd.
4.4. Ook dit verweer wordt verworpen. Dat de schuldeisers van Langhout door de overdracht van de onderhavige rechten aan Longbranch benadeeld zijn, is in dit kort geding onvoldoende aannemelijk geworden. Hierbij weegt met name mee dat, zoals hiervoor onder 2.3 is vastgesteld, deze rechten aan ABN AMRO verpand zijn en dat de totale koopsom van € 1.441.000,-- (nog steeds) aan ABN AMRO betaald moet worden. De stelling van Benga dat ABN AMRO "wanneer zij op de hoogte raakt van deze overdracht" daartegen zal opkomen maakt dat niet anders, al was het alleen maar omdat in dit kort geding op geen enkele wijze aannemelijk is geworden dat die stelling juist is.
4.5. Benga heeft zich er verder op beroepen dat de (buitengerechtelijke) ontbinding, althans beëindiging, van de licentieovereenkomst onterecht was, omdat van een betalingsachterstand op het moment van ontbinding/beëindiging (14 februari 2007) geen sprake was en er ook geen andere juridische grondslag bestond.
4.6. In dit geding heeft Longbranch zich op een tweetal gronden voor ontbinding, althans beëindiging (opzegging om dringende reden), beroepen, te weten negatieve publiciteit en achterstand in betaling van de licentievergoedingen. De voorzieningenrechter overweegt dienaangaande als volgt.
4.7. Longbranch heeft onweersproken gesteld dat over "Peter Langhout Reizen" onder verantwoordelijkheid van Benga in januari en begin februari 2007 een aantal negatieve berichten is gepubliceerd (zie r.o. 2.7). Deze betroffen het zeer laat alsnog annuleren van reizen door Benga en vervolgens vele weken tot maanden dralen met terugstorting van de reissom, waarbij Benga bovendien niet of slecht (telefonisch) bereikbaar was. Hierover is in het AD en in het televisieprogramma Kassa (van de VARA) uitgebreid bericht. Verder is bericht dat de SGR de borgstelling staakte en stond in De Telegraaf een stuk over reizigers naar Turkije die op Schiphol waren gestrand hoewel zij in het bezit waren van een door "Peter Langhout" (Benga) uitgegeven ticket. Naar voorlopig oordeel leveren die publicaties - waarvan niet is gesteld of gebleken dat deze inhoudelijk onjuist zijn - voldoende ernstige grond voor ontbinding, althans onmiddellijke opzegging om dringende reden, op. Het is immers aan Benga om de aan haar gelicentieerde rechten als een goed licentienemer te behandelen, waaronder begrepen dergelijke negatieve publiciteit te voorkomen. Hierbij geldt het adagium dat een goede naam "te voet komt maar te paard gaat". Hieraan kan worden toegevoegd dat Benga ook niet gemotiveerd heeft aangegeven waarom deze grond niet de ontbinding of opzegging zou rechtvaardigen.
4.8. De voorzieningenrechter kan daarlaten of er nu wel of niet een achterstand in de betalingen bestond, waarover partijen van mening verschillen.
4.9. Bij het voorgaande kan ook de omstandigheid meewegen dat in de hiervoor geciteerde brief van 14 februari 2007 is aangeboden dat Benga gedurende zes maanden nog gebruik zou kunnen maken van de onderhavige intellectuele eigendomsrechten, om zo de wellicht grote effecten van de ontbinding/beëindiging voor Benga enigszins te mitigeren.
4.10. Nu naar voorlopig oordeel de ontbinding/beëindiging op 14 februari 2007 gerechtvaardigd was te achten, gaat het betoog van Benga dat zij zich op een aan haar verleende licentie kan beroepen niet op. Zij heeft geen verweer gevoerd tegen de stelling dat van inbreuk op die rechten, zonder de licentie, sprake is zodat een verbod daartoe in dit kort geding is uit te spreken. Gelet echter op de voormalige relatie tussen partijen, het gerede belang van Benga om enige tijd te krijgen een nieuw merk te adopteren en nu Longbranch ter zitting heeft aangegeven daartegen geen bezwaar te hebben, zal het verbod eerst per 1 december 2007 ingaan, mits Benga:
a. maandelijks bij vooruitbetaling een kennelijk door partijen in beginsel als redelijk geoordeelde licentievergoeding van € 12.500,-- (exclusief BTW) zal betalen aan Longbranch, zonder enig beroep op verrekening, nu in dit kort geding niet gesteld en ook niet anderszins aannemelijk is geworden dat Benga jegens Longbranch bevoegd is om zich op enige verrekening te beroepen;
b. alles zal doen dat redelijkerwijs in haar macht ligt om te voorkomen dat de naam 'Peter Langhout' opnieuw negatief in de publiciteit zal komen.
4.11. Voor de toewijzing van het door Longbranch gevorderde voorschot op schadevergoeding bestaat voorshands onvoldoende aanleiding, mede nu daarbij onvoldoende spoedeisend belang is gesteld, in aanmerking genomen een (eventueel) restitutierisico nu deze vennootschap op de Britse Maagdeneilanden is gevestigd.
4.12. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen zullen worden toegewezen op de wijze als hierna vermeld en dat het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.
4.13. De op te leggen dwangsom zal worden gemaximeerd en er zal worden bepaald dat deze vatbaar is voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, zulks mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan.
4.14. Benga zal, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, op de voet van artikel 1019h Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering worden veroordeeld in de redelijke en evenredige kosten van dit geding. Benga heeft in dit verband nog gesteld dat de overgelegde declaratie van 6 augustus 2007 van de advocaat van Longbranch ten bedrage van € 15.601,88 inclusief BTW "absurd hoog" is. Benga heeft echter niet aangegeven op welke punten die declaratie te hoog zou zijn (bijvoorbeeld door gemotiveerd aan te geven dat de hoeveelheid bestede uren te groot is of het gehanteerde uurtarief te hoog) terwijl dit voorshands evenmin op andere wijze valt in te zien. Aan de onderhavige stelling van Benga wordt daarom voorbijgegaan. Wel zal het bedrag dat Benga voor het griffierecht aan Longbranch dient te betalen gematigd worden tot € 251,--, nu het gevorderde voorschot op schadevergoeding zal worden afgewezen. Voor het overige zullen de kosten van het griffierecht op de hierna te vermelden wijze worden gecompenseerd. De kosten aan de zijde van Longbranch worden dan ook begroot op:
- dagvaarding € 84,31
- deel van het griffierecht € 251,--
- salaris procureur € 15.601,88
totaal € 15.937,19.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
a. beveelt Benga - met inachtneming van het sub d bepaalde - om ieder gebruik van het klantenbestand, de klantendatabase, de handelsnamen, de merkrechten en de domeinnamen, het auteursrecht op ontwikkelde software en de overige intellectuele eigendomsrechten en kennis en gegevens omtrent productiemethoden en knowhow met betrekking tot en verbandhoudende met de naam 'Peter Langhout' en de daarmee te voeren reisondernemingen - zoals in het lichaam van de inleidende dagvaarding en in dit kort geding nader omschreven - te staken en gestaakt te houden, waaronder onder meer begrepen het gebruik van de tekens 'Peter Langhout Reizen', 'Peter Langhout', 'Langhout', 'Enjoyit', 'formule1reizen' en daarmee overeenstemmende tekens;
b. beveelt Benga - met inachtneming van het sub d bepaalde - om het volledige klantenbestand/de klantendatabase die in het kader van de licentieovereenkomst aan haar ter beschikking is gesteld, af te geven aan de advocaat van Longbranch;
c. beveelt Benga - met inachtneming van het sub d bepaalde - om alle software, knowhow en overige gegevens die in het kader van de licentieovereenkomst aan haar ter beschikking zijn gesteld, af te geven aan de advocaat van Longbranch;
d. bepaalt dat deze bevelen pas van kracht zullen zijn vanaf 1 december 2007, indien Benga:
(1) vanaf de maand september 2007 maandelijks bij vooruitbetaling een bedrag van € 12.500,-- exclusief BTW aan Longbranch zal betalen, zonder zich daarbij op enige verrekening te beroepen, zodat het eerste bedrag van € 12.500,-- exclusief BTW betaald moet worden vóór 1 september 2007;
(2) alles zal doen dat redelijkerwijs in haar macht ligt om te voorkomen dat de naam 'Peter Langhout' opnieuw aan haar toerekenbaar negatief in de publiciteit zal komen;
e. veroordeelt Benga tot betaling aan Longbranch van een dwangsom van € 5.000,-- voor elke dag of gedeelte van een dag dat zij (een van) de onder a, b en c gegeven bevelen (na betekening van dit vonnis en nadat deze bevelen van kracht zijn geworden) niet mocht naleven, met een maximum van € 150.000,--;
f. bepaalt dat deze dwangsom vatbaar is voor matiging op de wijze zoals onder 4.14 is vermeld;
g. veroordeelt Benga in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van Longbranch begroot op € 15.937,19, te vermeerderen met wettelijke rente indien Benga deze proceskosten niet voldoet binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis;
h. bepaalt dat deze voorziening zonder rechterlijke tussenkomst haar kracht verliest, indien Longbranch niet binnen een termijn van zes maanden, te rekenen vanaf de datum van dit vonnis, haar eis in de hoofdzaak heeft ingesteld en voorts Benga een daartoe strekkende verklaring bij de griffie van deze rechtbank indient;
i. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
j. compenseert de kosten van het griffierecht voor het overige, in die zin dat partijen in zover ieder de eigen kosten dragen;
k. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.F. Brinkman en uitgesproken ter openbare zitting van 21 augustus 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.
jwo