ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2184

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
8 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
562013 \ CV EXPL 06-579
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van telefoonabonnement en schadevergoeding bij betalingsachterstand

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap Transfair B.V. een veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van een bedrag van € 1.482,15, alsmede wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde had een telefoonabonnement bij T-Mobile, dat op 27 mei 2004 werd afgesloten wegens een betalingsachterstand van € 250,76. Ondanks aanmaningen heeft de gedaagde niet voldaan aan haar betalingsverplichtingen, waardoor T-Mobile de overeenkomst op 12 juni 2004 rechtsgeldig heeft ontbonden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde op 6 juli 2004 een bedrag van € 250,51 heeft betaald, maar dat dit niet meer relevant was omdat de overeenkomst al was ontbonden.

De kantonrechter overwoog dat Transfair, als opvolgend partij van T-Mobile, recht had op schadevergoeding voor het gederfde abonnementsgeld. De rechter oordeelde dat de gedaagde, indien de overeenkomst niet was ontbonden, deze had kunnen opzeggen na het verstrijken van het eerste contractjaar. Hierdoor was de schadevergoeding beperkt tot het gederfde abonnementsgeld tot 9 januari 2005, wat resulteerde in een totaalbedrag van € 471,75. Daarnaast werden de buitengerechtelijke incassokosten van € 150,00 toegewezen, omdat er sprake was van aanmaningen en schikkingsvoorstellen.

De kantonrechter besloot dat de proceskosten gecompenseerd moesten worden, zodat iedere partij haar eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen. Dit vonnis is uitgesproken op 8 maart 2007 door mr. G.H.I.J. Hage, kantonrechter.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Kanton - locatie Gouda
w\Zaaknummer 562013 \ CV EXPL 06-579
VONNIS in de zaak:
de besloten vennootschap Transfair B.V.,
gevestigd te Zwolle,
eisende partij bij dagvaarding,
gemachtigde Van Arkel Gerechtsdeurwaarders;
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
procederende in persoon.
1. Het verloop van de procedure
De kantonrechter heeft acht geslagen op de volgende stukken:
- dagvaarding;
- schriftelijke weergave mondeling antwoord aan zijde van gedaagde partij;
- conclusie van repliek + producties;
- rolbeschikking d.d. 20 juli 2006;
- akte aan zijde van eisende partij d.d. 14 september 2006 + productie;
- rolbeschikking d.d. 9 november 2006;
- akte aan zijde van eisende partij d.d. 11 januari 2007.
2. Overwegingen
2.1 Eisende partij - verder te noemen Transfair - vordert bij vonnis, uitvoerbaar te verklaren bij voorraad, gedaagde partij - verder te noemen [gedaagde] - te veroordelen om aan haar te betalen € 1.482,15, alsmede € 73,97 wegens wettelijke rente tot 12 december 2005, € 300,-- wegens buitengerechtelijke incassokosten, verminderd met diverse betalingen na sommaties tot een bedrag van € 600,51 en een creditering van € 20,--, in totaal derhalve € 1.235,61, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
Transfair heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat T-Mobile Netherlands B.V., verder te noemen T-Mobile - een vordering op [gedaagde] aan haar heeft overgedragen, van welke overdracht [gedaagde] schriftelijk in kennis is gesteld. Volgens Transfair is bedoelde vordering als volgt ontstaan. T-Mobile en [gedaagde] hebben op 9 januari 2004 een overeenkomst gesloten voor de duur van twee jaar ter zake van het gebruik van het mobiele communicatienetwerk van T-Mobile. Wegens een betalingsachterstand heeft T-Mobile haar diensten met toepassing van haar algemene voorwaarden op 27 mei 2004 buiten gebruik gesteld. Ondanks aanmaningen heeft [gedaagde] niet binnen 2 weken na de buitengebruikstelling voldaan aan har betalingsverplichtingen. [gedaagde] is derhalve per 12 juni 2004 in gebreke gebleven met de nakoming van haar contractuele betalingsverplichting in verband waarmee T-Mobile de overeenkomst van partijen heeft ontbonden. T-Mobile heeft daarna de abonnementskosten tot aan het einde van de overeengekomen contractsperiode, dat wil zeggen tot 9 januari 2006, in rekening gebracht. Bij conclusie van repliek heeft Transfair onder meer de algemene voorwaarden van T-Mobile, diverse facturen en een saldo-overzicht overgelegd.
Na rolbeschikking heeft Transfair gesteld dat T-Mobile op 6 juli 2004 een bedrag van € 250,51 van [gedaagde] heeft ontvangen. Bij conclusie van repliek heeft zij onder meer toegelicht dat zij in het kader van een betalingsregeling in de periode van 6 december 2004 tot en met 6 juli 2005 7 keer een termijnbetaling van € 50,--, in totaal derhalve € 350,--, heeft ontvangen. Daarna heeft T-Mobile geen betalingen meer ontvangen in verband waarmee zij de betalingsregeling heeft beëindigd.
2.2 [gedaagde] heeft het verweer gevoerd dat haar mobiele telefoon op enig moment is afgesloten, omdat zij niet had betaald. Na betaling zou zij echter weer aangesloten worden. [gedaagde] heeft gesteld dat zij heeft betaald wat zij verschuldigd was, maar daarna is zij nooit meer aangesloten. [gedaagde] heeft geen conclusie van dupliek genomen. Ook heeft zij niet gereageerd op de na rolbeschikking door Transfair verstrekte gegevens inzake de betaling van € 250,51 op 6 juli 2004.
2.3 De kantonrechter heeft Transfair bij rolbeschikking van 9 november 2006 in de gelegenheid gesteld om te reageren op het voorlopige oordeel dat aan [gedaagde] in redelijkheid niet meer abonnementsgeld dan tot aan het einde van het eerste contractsjaar in rekening kan worden gebracht. In dit verband heeft de kantonrechter gewezen op het bepaalde in artikel 6:237, aanhef en onder k BW. Transfair heeft vervolgens het primaire standpunt ingenomen dat de contractsduur van 24 maanden een kernbeding is en geen algemene voorwaarde. Volgens Transfair heeft T-Mobile aan [gedaagde] via het afgesloten abonnement de mogelijkheid geboden om tegen sterk gereduceerde prijs een telefoon aan te schaffen en gebruik te maken van het telefoonnetwerk van T-Mobile. De kosten daarvan zijn verdisconteerd in het maandelijkse abonnementsgeld van € 55,04 exclusief btw per maand. Volgens Transfair is T-Mobile daarom gerechtigd om het gederfde abonnementsgeld tot aan het einde van de contractperiode van 24 maanden als schade in rekening te brengen. Subsidiair heeft Transfair gesteld dat zij aanspraak heeft op het gederfde abonnementsgeld over de periode van 27 mei 2004 tot 9 januari 2005, zijnde € 495,60 inclusief 19% btw.
2.4 De kantonrechter overweegt als volgt.
[gedaagde] heeft niet betwist dat haar mobiele telefoon op 27 mei 2004 wegens een betalingsachterstand is afgesloten. Blijkens het door Transfair bij conclusie van repliek overgelegde saldo-overzicht bedroeg de achterstand ten tijde van de afsluiting in totaal € 250,76. [gedaagde] heeft verder niet betwist dat zij is aangemaand om binnen 2 weken na de afsluiting aan haar contractuele betalingsverplichting te voldoen, hetgeen zij onbetwist niet binnen die periode heeft gedaan. Dit betekent dat T-Mobile redelijkerwijs gerechtigd was om de overeenkomst van partijen op 12 juni 2004 te ontbinden en de ten gevolge van de wanprestatie geleden schade in rekening te brengen. Weliswaar heeft [gedaagde] op 6 juli 2004 een bedrag van € 250,51 voldaan, maar op dat moment was de overeenkomst reeds rechtsgeldig ontbonden. Dit betekent dat T-Mobile na die betaling niet meer verplicht was om [gedaagde] weer aan te sluiten.
2.5 Met betrekking tot de vraag welke ontbindingsvergoeding aan [gedaagde] in rekening mag worden gebracht, overweegt de kantonrechter het volgende.
De tussen partijen overeengekomen contractsduur bedraagt 24 maanden. De overeenkomst is een overeenkomst als bedoeld in artikel 6:236 sub j BW daar zij strekt tot het geregeld doen van verrichtingen. Dit brengt mee - volgens het bepaalde in artikel 6:237 sub k en l BW dat de consument bij een contractsduur van meer dan een jaar de mogelijkheid behoort te worden geboden om de overeenkomst in elk geval na één jaar op te zeggen met in achtneming van een opzegtermijn van ten hoogste drie maanden. Kennelijk met het oog daarop bepaalt artikel 10.2 van de toepasselijke algemene voorwaarden: 'De Klant kan de Overeenkomst tegen en na het verstrijken van de minimale contractperiode schriftelijk opzeggen (...)'. Deze minimumduur is blijkens artikel 10 lid 1 gesteld op 12 maanden.
Het voorgaande brengt mee dat [gedaagde] de overeenkomst - indien zij niet per 12 juni 2004 was ontbonden - tegen 9 januari 2005 had kunnen opzeggen. Door haar schadevordering te baseren op de veronderstelling dat de overeenkomst zonder ontbinding zou hebben voortgeduurd gaat Transfair hieraan ten onrechte voorbij. Zonder nadere toelichting, die echter ontbreekt, moet er immers redelijkerwijs van worden uitgegaan dat de overeenkomst - indien zij niet was ontbonden - door [gedaagde] tegen de rechtens eerst mogelijke datum zou zijn opgezegd. Bovendien betekent genoemde opzeggingsmogelijkheid dat in elk geval het causaal verband tussen de wanprestatie van [gedaagde] en de schade voor zover betrekking hebben op de periode na 9 januari 2005 ontbreekt.
Op grond hiervan is de kantonrechter van oordeel dat in aan [gedaagde] slechts gederfd abonnementsgeld tot aan het einde van het eerste contractsjaar, dat wil zeggen tot 9 januari 2005, als ontbindingsvergoeding in rekening mag worden gebracht. Nu Transfair onbetwist heeft gesteld dat het gederfde abonnementsgeld over de periode van 27 mei 2004 tot 9 januari 2005 € 495,60 inclusief 19% btw bedraagt, komt het uiteindelijk verschuldigde bedrag van de overgelegde factuur van 2 juni 2004 met inbegrip van de daarop vermelde crediteringen op € 471,75. Het verschuldigde bedrag op de 4 aan de vordering ten grondslag liggende facturen bedraagt dus in totaal € 722,51.
2.6 De vordering ter zake van de buitengerechtelijke incassokosten wordt als volgt beoordeeld: normaal gesproken worden de verrichtingen voorafgaand aan het geding gezien als voorbereiding van de gedingstukken en instructie van de zaak en daarom niet afzonderlijk vergoed. De proceskostenveroordeling is dus in de regel bedoeld als vergoeding voor alle verrichtingen voorafgaand en tijdens de procedure.
De buitengerechtelijke incassokosten worden wèl afzonderlijk toegewezen als er sprake is geweest van de volgende uitzondering: de verrichtingen voorafgaand aan het geding hebben bestaan uit een combinatie van (een) aanmaning(en) en het doen van (een) schikkingsvoorstel(len) of het daadwerkelijk voeren van schikkings-onderhandelingen. Alleen in deze situatie is er zowel een toewijzing van buitengerechtelijke incassokosten als een proceskostenveroordeling. Deze uitzondering is omschreven in punt 8.3 van het rapport Voor-werk II; dit rapport is uitgebracht op initiatief van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak en is bedoeld om eenheid te brengen in de beslissingen over de buitengerechtelijke incassokosten.
Nu uit de door Transfair in de dagvaarding en de conclusie van repliek gegeven, en door [gedaagde] niet betwiste specificatie van de buitengerechtelijke activiteiten blijkt van vorenbedoelde uitzondering zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten voor een bedrag van € 150,-- worden toegewezen. Deze toewijzing komt overeen met de redelijk geachte normering van het rapport Voor-werk II.
2.7 Op grond van het vorenstaande acht de kantonrechter toewijsbaar:
de optelling van de 4 factuurbedragen € 722,51
buitengerechtelijke incassokosten € 150,00 + € 872,51
ontvangsten en crediteringen (repliek, punt 5) € 635,51 -
€ 237,00
De wettelijke rente over laatstgenoemd bedrag is toewijsbaar vanaf de vervaldatum van de factuur van 2 juni 2004, zijnde 12 juni 2004.
2.8 Nu partijen over en weer op enig punt in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten zodanig worden gecompenseerd dat iedere partij de eigen kosten draagt.
3. De beslissing:
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] om tegen bewijs van kwijting aan Transfair te betalen de som van € 237,00 met de wettelijke rente daarover vanaf 12 juni 2004 tot de dag der algehele voldoening;
compenseert de kosten van de procedure zo, dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H.I.J. Hage, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare civiele terechtzitting van 8 maart 2007.