ECLI:NL:RBSGR:2007:BB5303
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- M. Knol
- A. van As
- J. Hartmann
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van medeplegen van mensenhandel door verdachte in de zaak tegen Poolse vrouwen
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 5 oktober 2007 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van mensenhandel, zoals vastgelegd in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. De verdachte had verschillende Poolse vrouwen geworven om in Nederland als hulp in de huishouding te werken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte hen misleidde en hen onder slechte arbeidsomstandigheden liet werken, waarbij de vrouwen vaak minder dan het minimumloon ontvingen. Ondanks deze laakbare gedragingen oordeelde de rechtbank dat er geen sprake was van uitbuiting in de zin van de wet, omdat niet was gebleken dat de fundamentele mensenrechten van de vrouwen waren geschonden. De rechtbank baseerde haar oordeel op de indicatoren van uitbuiting zoals beschreven in de rapportage van het Bureau Nationaal Rapporteur Mensenhandel, maar concludeerde dat de omstandigheden niet zodanig excessief waren dat ze als uitbuiting konden worden gekwalificeerd. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten, omdat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte de beschuldigingen had begaan. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding voldeed aan de wettelijke eisen en dat de verdachte voldoende op de hoogte was van de beschuldigingen tegen haar. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de rechters de zaak in behandeling namen en de griffier aanwezig was. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, maar de rechtbank kwam tot een andere conclusie.