ECLI:NL:RBSGR:2007:BB8582

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/758066-06
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Quadekker
  • A. Verbeek
  • J. Steenhuis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in de Pink-zaak wegens onvoldoende bewijs tegen verdachte

In de zaak van de verdachte, die betrokken was bij de zogenaamde 'Pink-zaak', heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 23 november 2007 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van deelname aan een gewelddadige overval op 29 mei 2006, waarbij de slachtoffers ernstig zijn bedreigd en mishandeld. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om de verdachte schuldig te verklaren voor de hem ten laste gelegde feiten. Hoewel er aanwijzingen waren die op betrokkenheid van de verdachte wezen, waren deze niet voldoende om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en de technische bewijzen, zoals DNA-onderzoek en telefoongegevens, kritisch beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de aanwezigheid van de verdachte op de plaats delict en de inbeslaggenomen voorwerpen niet voldoende bewijs opleverden voor zijn betrokkenheid bij de overval. De verdachte werd vrijgesproken van alle beschuldigingen en de rechtbank gelastte de teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen aan de verdachte. Deze uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken en de rechten van de verdachte in het strafrechtelijke proces.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
VONNIS
parketnummer 09/758066-06
's-Gravenhage, 23 november 2007
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte F],
geboren te [geboorteplaats] (België) op [geboortedatum] 1979,
adres: [adres]
De terechtzitting.
Het onderzoek is - na regiezittingen op 4 juli 2007 en 24 september 2007 - gehouden ter terechtzitting van 6, 8 en 9 november 2007.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. S.L.J. Swart, advocaat te Amsterdam, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. Kamps heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1, 2 en 3 telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt B, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 4 tot en met 7 en 9 zullen worden onttrokken aan het verkeer.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Vrijspraak.
De gebeurtenissen op 29 mei 2006
Op maandag 29 mei 2006, omstreeks 21.45 uur, zijn de aangevers [slachtoffer] en [vriendin slachtoffer] in hun woning aan de [adres], in aanwezigheid van hun vriend [I], overvallen door drie of vier mannen. Op genoemd tijdstip werd aan de voordeur van de woning aangebeld. Nadat [slachtoffer] de deur opende werd hij door twee blanke mannen met kracht vastgepakt en de woning ingeduwd. Één van de mannen had een vuurwapen. Deze man gaf [slachtoffer] met dit vuurwapen een klap op het jukbeen van zijn rechteroog. Gedrieën gingen zij naar de woonkamer. Daarop werd op het raam geklopt, vermoedelijk door een persoon die bij de overvallers hoorde. Vervolgens drongen nog één of twee mannen de woning binnen. Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij twee mannen de trap op hoorde lopen naar de bovenverdieping van de woning, terwijl de twee mannen die het eerst binnenkwamen in de woonkamer bleven. De man met het vuurwapen zei met een Vlaams accent: "Waar is de cash, jij moet stoppen met die site, waar zijn de spullen". [Slachtoffer] ontkende hier iets van te weten. Daarop kreeg hij wederom een klap met het vuurwapen in zijn gezicht. De slachtoffers werden gesommeerd op stoelen te gaan zitten. Vervolgens werden de slachtoffers met ducktape aan de stoelen vastgezet. Ook de monden van de slachtoffers werden afgeplakt. Opnieuw werd gevraagd: "Waar is de ferol, waar is de cash" en "Ik ga heel het huis doorzoeken en als ik iets vind dan vermoord ik jullie" en "Ja [slachtoffer], als je niets vertelt dan zoeken wij jou wel een keertje op bij de pizza of bij de [hogeschool], want daar zit je toch op school. En de [adres 1], want daar woont je moeder toch. Als je niets vertelt dan vermoorden we haar" en tegen [I] "Ben jij [G]?"
Vervolgens ging de man met het vuurwapen achter [vriendin slachtoffer] staan en sneed hij met een mes een deel van haar haren af. Het afgeknipte haar werd in een sealbag gedaan. De man met het vuurwapen zei tegen [slachtoffer]: "Je moet die site platgooien en dat lab voor die anabolen". De man met het vuurwapen kreeg van een andere man een snoeischaar met gele handvatten plus een sealbag. Hierna ging de man met de tuinschaar op zijn knieën naast de linkerzijde van [slachtoffer] zitten. Hij zei: "Weet je het echt niet, ik geef je nog één kans. Ik tel tot vijf".Nadat [slachtoffer] nogmaals ontkende van iets te weten telde de man tot vijf en bij vijf knipte hij de pink van de linkerhand van [slachtoffer] af. De afgeknipte pink werd in de sealbag gedaan en werd meegenomen door de daders. Daarbij werd door de man met het vuurwapen gezegd: "Dit was een waarschuwing. De volgende keer vermoorden wij jou". Daarop zijn de daders vertrokken in een auto (1).
Uit medische informatie en een röntgenfoto blijkt dat de pink van [slachtoffer] vrijwel in zijn geheel is afgeknipt (2).
Overwegingen met betrekking tot de vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot bewezenverklaring van de telastgelegde feiten te kunnen komen. Weliswaar zijn er in het dossier aanwijzingen voorhanden die wijzen op betrokkenheid van verdachte bij deze feiten, maar deze aanwijzingen leveren - ook wanneer zij worden bezien in onderlinge samenhang - onvoldoende wettig en overtuigend bewijs op.
Het gaat in casu om de volgende aanwijzingen:
1. De sporttas
Na de overval op 29 mei 2006 is er een sporttas in de woning van de slachtoffers op de [adres 2] achtergebleven (3), waarin een kassabon van slagerij [slagerij] te [plaats in België], gedateerd 26 februari 2006, maandverband, een Belgische eurocent en hondenharen zijn aangetroffen. DNA-onderzoek op de hengsels van de tas leverde op, dat verdachte en medeverdachte [verdachte B] niet kunnen worden uitgesloten als bron van de DNA-sporen (4).
Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat deze tas in zijn bezit is geweest, maar heeft ook verklaard dat hij deze enkele maanden vóór mei 2006 aan een ander heeft gegeven (5), waarbij door de raadsman in zijn pleidooi is gesuggereerd, dat dit [verdachte B] zou zijn.
Hoewel verdachte op een laat moment in de procedure met deze verklaring is gekomen, is niet op voorhand gebleken dat deze verklaring onjuist dan wel onmogelijk is. In ieder geval sluit de datum van de kassabon deze mogelijkheid niet uit.
Aangezien andere directe (technische) bewijzen voor de aanwezigheid van verdachte op de plaats delict ontbreken, dient de enkele aanwezigheid van de tas met terughoudendheid te worden beoordeeld.
2. De snoeischaar
Bij zijn aanhouding op 7 september 2006, in het kader van het Belgische embargo-onderzoek Diblood, gooide verdachte een attachékoffer uit een raam van een ruimte op de bovenverdieping van zijn woning in de tuin van een naastgelegen woning (6). Deze koffer is in beslag genomen. In de koffer bevonden zich onder andere een pistool en een snoeischaar met gele handvatten (7).
Verdachte heeft verklaard dat hij deze snoeischaar op 20 augustus 2006, tijdens een barbecue bij hem thuis, van [verdachte B] heeft gekregen (8), hetgeen wordt bevestigd door zijn partner [L] (9). Ook [verdachte B] heeft verklaard dat hij tijdens een barbecue bij verdachte aan deze een snoeischaar heeft gegeven. Tevens heeft [verdachte B] verklaard dat de snoeischaar die hij aan verdachte had gegeven, de snoeischaar zou kunnen zijn die zich in de koffer bevond (10).
Onderzoek door het NFI heeft uitgewezen dat zich op de in de koffer aangetroffen snoeischaar bloedsporen bevonden, in welke bloedsporen het DNA-profiel van het slachtoffer [slachtoffer] is aangetroffen (11).
De rechtbank is van oordeel dat de aanwezigheid van de snoeischaar bij verdachte, gelet op het kennelijke tijdstip waarop deze in zijn bezit is gekomen, verdachte niet belast; evenmin kan het feit dat deze snoeischaar in de attachékoffer zat die verdachte uit het raam gooide daarvoor een aanknopingspunt vormen. In die koffer zaten immers ook een pistool, waarvoor hij geen vergunning had, alsmede verboden anabolen.
3. De aanwezigheid van verdachte in [woonplaats slachtoffer] op 23 april 2006
Uit de zendmastgegevens van het gsm-verkeer kan worden afgeleid, dat verdachte op 23 april 2006, om 23.16 uur, een sms bericht heeft verstuurd naar medeverdachte [verdachte E] en dat verdachte zich op dat moment in de onmiddellijke nabijheid bevond van de woning (van de ouders) van [slachtoffer] in [woonplaats slachtoffer] (12).
Uit deze enkele aanwezigheid van verdachte op dat tijdstip in [plaats] kan naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende worden afgeleid, dat verdachte bezig was met een voorverkenning.
4. Het telefoonverkeer van verdachte op 29 mei 2006
Verdachte maakte op 29 mei 2006 gebruik van een telefoon met nummer [nummer] (13). Uit de historische verkeersgegevens van die telefoon kan het volgende worden afgeleid.
Op 29 mei 2006 bevond verdachte zich tot ongeveer 19.00 uur in zijn woonplaats [plaats in België]. Om 20.02 uur ontvangt hij een sms-bericht, hij bevindt zich dan kennelijk in [andere plaats in België] en een minuut later belt hij met een onbekend nummer (14).
Van verdere telefoongegevens waaruit de aanwezigheid van verdachte op weg naar [woonplaats slachtoffer], aanwezigheid in [woonplaats slachtoffer] of terugreis via Helmond naar [woonplaats verdachte in België], kan worden afgeleid, blijkt niet. Weliswaar bestaat de mogelijkheid, gelet op het telefoonverkeer van [verdachte D] en [verdachte B], dat verdachte zich in hun gezelschap bevond, maar de historische verkeersgegevens aangaande verdachte en de medeverdachten bieden voor deze veronderstelling onvoldoende houvast.
5. De fotoconfrontaties
Bij de fotoconfrontaties is verdachte door [slachtoffer] niet voor 100% herkend; hij wees verdachte weliswaar aan, maar gaf daarbij aan het niet zeker te weten en te twijfelen aangezien het donker was en er een vuurwapen op zijn hoofd was gericht (15).
[Vriendin slachtoffer] wees twee foto's aan, waaronder die van verdachte en twijfelde eveneens (16). Daarbij valt op dat de compositietekening van verdachte, die op basis van door beiden verstrekte gegevens was vervaardigd, betrekkelijk goed op verdachte lijkt, zelfs in die mate, dat verdachte van deze tekening wordt herkend door de Belgische verbalisant [verbalisant] (17).
6. Het contact met [verdachte E] bij aanhouding
De officier van justitie heeft betekenis toegekend aan het gegeven dat verdachte vlak voor zijn aanhouding in het Belgische onderzoek op 7 september 2006 MSN-contact had met [verdachte E] (18).
De rechtbank kan de relevantie van dit contact voor het bewijs in de onderhavige zaak niet onderkennen. Onbekend is waarover dit contact ging en er is een scala van mogelijkheden. De veronderstelling dat er gesproken zou zijn over de overval in [woonplaats slachtoffer] is te speculatief om voor het bewijs te kunnen worden gebezigd.
7. Het alibi van verdachte
De partner van verdachte [L] heeft bij de rechter-commissaris een fotokopie van de agenda van haar grootvader - de heer [N] - overgelegd, waaruit zou moeten worden afgeleid dat verdachte, [L] en de kinderen in de late avond van 29 mei 2006 bij opa op bezoek waren. De agenda zelf is inmiddels verdwenen. De heer [N] is ter terechtzitting als getuige gehoord en bevestigde min of meer de inhoud van deze mededeling.
De rechtbank zal aan deze verklaring, mede gelet op het gegeven dat de agenda niet meer aanwezig is, geen betekenis toekennen, nu de herkomst van meergenoemde mededeling niet meer vastgesteld kan worden.
8. De verklaring van [J]
Ten slotte wordt de verklaring van [J], inhoudende dat hij op enig moment van [K] heeft gehoord dat [K] samen met verdachte iemand zijn vinger had afgesneden als een soort vergelding (19), niet als bewijs gezien, nu [K] heeft ontkend deze mededeling te hebben gedaan (20) en indien al zou worden aangenomen dat hij deze mededeling wel zou hebben gedaan, deze mogelijk ook als grootspraak kan worden afgedaan.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
De rechtbank zal, nu verdachte van al hetgeen hem is telastgelegd wordt vrijgesproken, de teruggave aan verdachte gelasten van de blijkens de beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen genummerd 4 tot en met 7 en 9.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2 en 3 telastgelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
gelast de teruggave aan verdachte van de blijkens de aan dit vonnis gehechte beslaglijst inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 4 tot en met 7 en 9.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. Quadekker, voorzitter,
Verbeek en Steenhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Maat, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 november 2007.
(1) ZD/BLAUW/A/1-3 en ZD/BLAUW/A/5-8.
(2) ZD/BLAUW/GD/2-3, medische informatie betreffende letsel: multiple kneuzingen, haematomen, gebroken neus, deel pink afgesneden; blijvend letsel.
(3) ZD/BLAUW/AH/555 en 47, 48.
(4) NFI-rapport d.d. 31 augustus 2007, ZD/BLAUW/GD/67.
(5) Proces-verbaal ter terechtzitting.
(6) 0/RHV/460.
(7) 0/RHV/106.
(8) 0/RHV/460.
(9) 1/RHV/2867.
(10) V/[verdachte B]83/39.
(11) Rapport NFI d.d. 31 augustus 2007, ZD/BLAUW/GD/67.
(12) ZD/BLAUW/AH/1500-1502.
(13) ZD/BLAUW/AH/176 en de uitgebreide analyse van nummer [nummer] in 2/RHV/3242.
(14) ZD/BLAUW/AH/343 e.v.
(15) ZD/BLAUW/AH/1479.
(16) ZD/BLAUW/AH/1488.
(17) O/RHV/46.
(18) ZD/BLAUW/DE/147-157 en bijlagen / NFI-rapportage Digitale Technologie.
(19) ZD/BLAUW/V/407.
(20) ZD/BLAUW/G/272.