ECLI:NL:RBSGR:2007:BB9276

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 november 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
702525/07-23039
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • K.R. van der Graaf
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de vordering tot ontruiming van een bedrijfsruimte in kort geding na toezegging van de verhuurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 7 november 2007 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en [gedaagde] over de ontruiming van een bedrijfsruimte, bestemd voor de exploitatie van een eethuisje. [Eiser] vorderde ontruiming van de bedrijfsruimte op straffe van een dwangsom, alsook betaling van achterstallige huur. De achtergrond van de vordering is dat [gedaagde] is gestopt met de exploitatie van het eethuisje en niet in staat zou zijn om de huur te betalen. De huurovereenkomst was eerder ontbonden bij verstekvonnis, en [gedaagde] had in verzet gegaan, maar het vonnis was bekrachtigd.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] na eind juli 2007 geen betalingen meer heeft verricht en dat de achterstand in de huurbetalingen is opgelopen. [Gedaagde] voerde als verweer aan dat zij tijdelijk niet in staat was om de huur te betalen wegens ziekte, maar dat de achterstallige betalingen in mei 2007 waren ingelopen. De rechter oordeelde dat de ontruimingsvordering niet dezelfde feiten ten grondslag had als de eerdere vonnissen en dat [gedaagde] niet gerechtigd was om verdere huurbetalingen op te schorten.

De kantonrechter oordeelde dat [eiser] recht en een spoedeisend belang had bij de ontruiming, maar dat het uitblijven van betalingen niet automatisch leidde tot een recht op een bij voorraad uitvoerbare titel voor de achterstallige huur. De rechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen, met een dwangsom van € 250,00 per dag, en de proceskosten voor rekening van [gedaagde] gesteld. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector kanton - locatie 's-Gravenhage
RA
rolnr. 702525/07-23039
7 november 2007
Vonnis ex art. 254 Rv. in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
hierna te noemen [eiser],
gemachtigde: mr. J.L. Zijlma,
tegen:
[gedaagde], h.o.d.n. [...],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
hierna te noemen [gedaagde],
(toev.nr. 3EW9417 d.d. 5 oktober 2007),
gemachtigde: mr. J.W.G. van der Wallen.
Procedure
De kantonrechter heeft kennis genomen van het volgende:
- dagvaarding van 15 oktober 2007;
- twee faxbrieven van mr. Van der Wallen, gedateerd 26 oktober 2007, met producties;
- mondelinge behandeling, gehouden op 1 november 2007, met pleitnotities van mr. Van der Wallen en aantekeningen van de griffier.
Feiten
- [eiser] verhuurt aan [gedaagde] een bedrijfsruimte aan de [adres]. Het gehuurde is bestemd voor de exploitatie van een eethuisje en de huurprijs van de bedrijfsruimte bedraagt € 205,00 per week.
- Op vordering van [eiser] is de huurovereenkomst bij verstekvonnis van 25 april 2007 ontbonden, met veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van de bedrijfsruimte alsmede betaling van achterstallige huurpenningen en schadevergoeding.
- [gedaagde] is tegen het verstekvonnis in verzet gegaan, doch in die procedure werd het vonnis van 25 april 2007 door de kantonrechter op 14 augustus 2007 bekrachtigd.
- [gedaagde] is tegen laatstgenoemde uitspraak in hoger beroep gegaan, waarbij zij een incident heeft opgeworpen tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de uitspraak van 14 augustus 2007.
- Ingevolge een door partijen op 5 september 2007 gemaakte afspraak is het incident door [gedaagde] weer ingetrokken tegenover de toezegging zijdens [eiser] om de executie van het in eerste instantie gewezen vonnis op te schorten.
- Na eind juli 2007 heeft [gedaagde] geen betalingen meer aan [eiser] verricht.
Vordering
[eiser] vordert, kort weergegeven, ontruiming van de bedrijfsruimte op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag alsmede betaling van achterstallige huur tot de datum van dagvaarding ten bedrage van € 2.420,00 en voldoening van lopende huurtermijnen vanaf 22 oktober 2007 tot de datum van ontruiming.
Aan zijn vordering legt hij ten grondslag, dat [gedaagde] is opgehouden met de exploitatie van het eethuisje en dat zij kennelijk niet in staat is de verschuldigde huurprijs te voldoen.
Verweer
[gedaagde] voert als verweer aan, dat zij begin 2006 wegens ziekte tijdelijk niet in staat is geweest om het eethuisje te exploiteren en de huur te voldoen, doch dat de achterstallige betalingen in de maand mei 2007 geheel waren ingelopen. Naar haar mening strookt het door [eiser] in de onderhavige procedure gevorderde niet met de op 5 september 2007 gemaakte afspraak over opschorting van de ten uitvoerlegging van de vonnissen in de bodemprocedure.
Beoordeling
1. Aan de onderhavige ontruimingsvordering zijn niet dezelfde feiten ten grondslag gelegd als die welke hebben geleid tot de vonnissen van 25 april en 14 augustus 2007. [eiser] heeft immers aangevoerd, dat hij na eind juli 2007 geen enkele betaling meer van [gedaagde] heeft ontvangen en dat de achterstand in de betalingen steeds verder oploopt.
2. [gedaagde] heeft de oplopende schuld niet weersproken. De afspraak van 5 september 2007 is weliswaar tot stand gekomen toen wederom sprake was van een verdergaande betalingsachterstand, doch daaruit kon [gedaagde] niet zonder meer de conclusie verbinden dat zij gerechtigd was om alle verdere (huur-)betalingen op te schorten totdat het gerechtshof in hoger beroep uitspraak zou hebben gedaan. Gesteld noch gebleken is, dat aldus tussen partijen zou zijn overeengekomen.
3. [gedaagde] erkent, dat er in het voorjaar van 2007 sprake is geweest van forse achterstanden in de huurbetalingen. Nu voorts niet blijkt van misverstanden met betrekking tot de op 5 september 2007 tussen partijen gemaakte afspraak en [gedaagde] ook niet alsnog ertoe is overgegaan om de tekorten terstond aan te zuiveren en de lopende periodieke betalingen te hervatten, heeft [eiser] recht en een spoedeisend belang bij de door hem thans bij wijze van voorlopige voorziening (opnieuw) gevorderde ontruiming.
4. Het uitblijven van betalingen na de uitspraak van 14 augustus 2007 leidt echter niet zonder meer tot het oordeel dat [eiser] recht en een spoedeisend belang heeft bij een bij voorraad uitvoerbare titel met betrekking tot de achterstallige en lopende termijnen van huur c.q. gebruiksvergoeding. Hij heeft in de bodemprocedure reeds een uitspraak dienaangaande verkregen en vervolgens heeft hij ingestemd met de opschorting van de executie ervan, terwijl de na die uitspraak te lijden schade door hem kan worden beperkt middels de in de onderhavige procedure toe te wijzen ontruiming.
5. Afwijzing van de achterstallige betalingen rechtvaardigt wel de toewijzing van een aan de ontruiming te verbinden dwangsom. [gedaagde] heeft die deelvordering niet separaat betwist, doch de kantonrechter ziet aanleiding de dwangsom te matigen en te maximeren.
6. De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] als de voornamelijk in het ongelijk gestelde partij.
Beslissing
De kantonrechter:
- Veroordeelt [gedaagde] om de bedrijfsruimte aan de [adres] met al het hare en de haren te ontruimen en ontruimd te houden met afgifte aan [eiser] van de sleutels en met achterlating van alle hetgeen wat tot de bedrijfsruimte behoort, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,00 per dag indien de bedrijfsruimte niet binnen een week na de betekening van dit vonnis zal zijn ontruimd, met dien verstande, dat de dwangsom in totaal niet een bedrag van € 25.000,00 zal overtreffen.
- Machtigt [eiser] om de ontruiming zelf te bewerkstelligen op kosten van [gedaagde], zonodig met behulp van de sterke arm van politie en justitie.
- Veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, welke aan de zijde van [eiser] worden begroot op € 669,58, waarvan € 400,00 als gemachtigdenvergoeding.
- Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
- Wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. K.R. van der Graaf als voorzieningenrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 november 2007.