Rechtbank 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken
Uitspraak
op grond van artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 94 en artikel 106 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg. nr.: AWB 07/40934
V-nr.: [nummer]
inzake: [eiseres], geboren op [geboortedatum] 1983, van (gestelde) Eritrese nationaliteit, verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Noorderzand te Heerhugowaard, eiseres,
gemachtigde: mr. J.C.E. Hoftijzer, advocaat te Zaandam,
tegen:
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. M.R. van Lelyveld, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie .
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Op 27 oktober 2007 is eiseres op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 in bewaring gesteld.
Bij beroepschrift van 30 oktober 2007 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel.
Ingevolge artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000 strekt het beroep tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 6 november 2007. Eiseres is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig T. Habte als tolk in het Tigrinya. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat de bewaring in strijd is met de wet dan wel na afweging van alle belangen in redelijkheid niet proportioneel is te achten. Eiseres is ongeveer twee dagen voor de inbewaringstelling uit Eritrea vertrokken en Nederland binnengereisd. Eiseres was van plan in Nederland asiel aan te vragen maar eiseres moest dit van haar reisagent in Engeland doen. Nadat eiseres bij haar uitreis naar Engeland op Schiphol werd aangehouden, heeft eiseres aangegeven hier te lande asiel te willen vragen. Dit heeft eiseres aldus reeds voorafgaand aan de vreemdelingenbewaring gedaan. Het asielrelaas is ook serieus te nemen nu eiseres is gevlucht omdat zij uit het Eritrese leger is gedeserteerd. In Eritrea is eiseres daardoor haar leven niet meer zeker.
De aan de bewaring ten grondslag liggende gronden houden rechtstreeks verband met de wens van eiseres om asiel aan te vragen. Deze gronden kunnen dan ook niet als onderbouwing gelden voor het vermoeden van onttrekking aan de uitzetting.
Voorts heeft verweerder ter zitting aangegeven dat eiseres, in verband met logistieke problemen op het Aanmeldcentrum (AC) te Schiphol, eerst op 30 november 2007 zal worden gehoord op haar asielaanvraag. Dit is onacceptabel. De vreemdelingenbewaring is bedoeld ter fine van uitzetting en niet als controlemiddel voor asielzoekers. Eiseres heeft het zwaar in detentie. In verband met haar taalprobleem heeft zij niemand om mee te communiceren. Verweerder had eiseres naar het AC te Ter Apel dienen over te plaatsen om daar in de noodopvang haar asielprocedure te laten afwachten.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de opgevoerde gronden het vermoeden van onttrekking aan de uitzetting kunnen dragen en dat de vreemdelingenbewaring ook overigens niet in strijd met de wet is opgelegd of voortduurt. Eiseres zal in verband met de grote drukte en personele onderbezetting op het AC te Schiphol eerst op 30 november 2007 kunnen worden gehoord op haar asielaanvraag. Totdat de problemen op Schiphol zijn opgelost, heeft verweerder als beleid ervoor gekozen om vreemdelingen als eiseres in vreemdelingenbewaring te houden. Wel is het zo dat verweerder de termijn als bedoeld in artikel 59, vierde lid, van de Vw 2000 rekent vanaf de datum dat eiseres te kennen heeft gegeven asiel te willen aanvragen, in casu 27 oktober 2007. Op het AC te Schiphol heeft men ook aangegeven dat de aanvraag binnen de termijn van zes weken zal kunnen worden afgerond. Op deze manier wordt eiseres niet in haar belangen geschaad. De categorie-omzetting zal formeel echter pas zijn beslag kunnen krijgen als eiseres haar asielaanvraag heeft ingediend.
De rechtbank overweegt het volgende.
Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat er een risico is dat eiseres zich aan haar uitzetting zal onttrekken. De opgevoerde gronden heeft verweerder, mede gelet op de omstandigheid dat eiseres zich bij binnenkomst in Nederland niet onverwijld bij de korpschef heeft gemeld als ook dat zij een alias heeft gebruikt, in onderlinge samenhang beziend als onderbouwing voor het gestelde risico ten grondslag kunnen leggen.
De rechtbank stelt vast dat eiseres onder de categorie genoemd in artikel 59, eerste lid, onder a, van de Vw 2000 in bewaring is gesteld, terwijl zij voorafgaand aan de inbewaringstelling te kennen heeft gegeven asiel te willen aanvragen. Uit verweerders mededeling ter zitting dat eiseres eerst op
30 november 2007 op haar asielaanvraag zal kunnen worden gehoord, leidt de rechtbank af dat eiseres pas op die datum haar asielaanvraag kan indienen en aldus rechtmatig verblijf hier te lande kan verkrijgen. De rechtbank constateert dat verweerder aldus artikel 59, eerste lid, onder a, van de Vw 2000 toepast in een situatie die wordt beschreven in artikel 59, eerste lid, onder b, van de Vw 2000. Verweerder handelt hiermee in strijd met het wettelijk systeem omtrent de bewaring.
De rechtbank is, anders dan verweerder, van oordeel dat eiseres door de werkwijze van verweerder wel degelijk in haar belangen wordt geschaad en overweegt daartoe het volgende.
Eiseres heeft er baat bij om op haar asielaanvraag binnen zo kort mogelijke termijn te worden gehoord. De mogelijkheid kan immers niet worden uitgesloten dat verweerder na het horen van de asielmotieven overgaat tot asielverlening dan wel besluit om eiseres hangende de asielaanvraag over te plaatsen naar een Onderzoeks- en Opvangcentrum (OC). Uit hoofdstuk A6/5.3.3.5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 volgt ook dat het toepassen van bewaring bij vreemdelingen die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel in willen dienen of ingediend hebben, zo beperkt mogelijk dient te geschieden.
Maar ook indien het asielrelaas geen kans van slagen heeft, is eiseres, gelet op het feit dat zij in vreemdelingenbewaring zit, gebaat bij een spoedige behandeling van haar asielaanvraag. In dat geval kan verweerder immers een negatieve beschikking slaan en bestaat er voor eiseres duidelijkheid omtrent haar positie. Uit de Nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 1999-2000, 26 732, nr. 7, p. 201) volgt ook dat de termijnen van artikel 59, vierde lid, van de Vw 2000 ertoe dienen om de onzekerheid voor de vreemdeling over de uitkomst van de procedure zo kort mogelijk te laten zijn.
Ook kan verweerder bij een negatieve beschikking in beginsel overgaan tot uitzettingshandelingen. Uitzettingshandelingen die verweerder thans in ieder geval tot 30 november 2007 niet kan verrichten omdat eiseres eerst dan haar asielaanvraag kan toelichten.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder, naar het zich thans laat aanzien, in het geheel niet aan een asielgehoor tijdens de vreemdelingenbewaring zal toekomen. Artikel 59, vierde lid, van de Vw 2000 stelt dat bewaring krachtens het eerste lid, onder b, in geen geval langer dan vier weken of, indien voorafgaande aan de beslissing toepassing is gegeven aan artikel 39 van de Vw 2000, langer dan zes weken kan duren. In de onderhavige zaak begint voornoemde termijn te lopen op 27 oktober 2007. Nog daargelaten de vraag of er een voornemen tot afwijzing komt, heeft deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, in haar uitspraak van 18 januari 2002 (AWB 01/68055) bepaald dat de zinsnede “toepassing is gegeven” aldus moet worden verstaan dat uiterlijk op de laatste dag van de vierwekentermijn aan de vreemdeling kenbaar moet zijn gemaakt dat het voornemen bestaat de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning af te wijzen. Wanneer het voornemen tot het afwijzen van de aanvraag eerst na vier weken bekend wordt gemaakt, kan verweerder geen beroep meer doen op de termijn van verlenging tot zes weken. Nu in de onderhavige zaak de vierwekentermijn eindigt op 24 november 2007, en verweerder op dat moment, gelet op verweerders mededeling ter zitting, nog niet is aangevangen met het eerste gehoor, zal verweerder aan een verlenging van de termijn naar zes weken niet toekomen.
De rechtbank is op grond van het voorgaande dan ook van oordeel dat de bewaring in strijd is met artikel 59 van de Vw 2000 en beveelt de opheffing met onmiddellijke ingang.
De rechtbank ziet in het vorenstaande aanleiding eiseres ten laste van de Staat der Nederlanden een vergoeding als bedoeld in artikel 106 van de Vw 2000 toe te kennen vanaf de datum waarop het beroep is ingediend, te weten 30 oktober 2007, en wel tot een bedrag van € 70,-- per dag dat eiseres in het Huis van Bewaring ten onrechte aan de vrijheidsontnemende maatregel onderworpen is geweest, te weten negen dagen, derhalve in totaal € 630,--.
Gelet op het voorgaande is er aanleiding om verweerder als in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,-- als kosten van verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt € 322,--, wegingsfactor 1).
III. BESLISSING
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt dat de bewaring ingaande 8 november 2007 wordt opgeheven;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot vergoeding van de schade, groot € 630,-- (zegge: zeshonderd en dertig euro), te betalen aan eiseres;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag groot € 644,-- (zegge: zeshonderd en vierenveertig euro), te betalen door de Staat der Nederlanden aan de griffier van deze rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan op 8 november 2007 door mr. R.H.G. Odink, voorzitter, in tegenwoordigheid van P.L. Rempt, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.