ECLI:NL:RBSGR:2007:BC8528

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 september 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 06 / 7984 WAO
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van WAO-uitkering en de beoordeling van medische oordelen door verzekeringsartsen

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 19 september 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de herziening van een WAO-uitkering. Eiser ontving aanvankelijk een uitkering op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, maar deze werd door het UWV herzien naar een mate van 55 tot 65% per 26 september 2005. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 22 augustus 2007 is eiser in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat, en is er ook een tolk aanwezig geweest. Eiser heeft rapportages overgelegd van een internist en van het Centrum voor Transculturele Geestelijke Gezondheidszorg, maar de rechtbank oordeelde dat deze informatie geen reden gaf om te twijfelen aan de juistheid van de oordelen van de verzekeringsartsen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen adequaat onderzoek hebben verricht en dat er geen aanknopingspunten zijn dat hun medische oordelen onjuist zijn.

De rechtbank concludeerde dat de belastbaarheid van eiser in overeenstemming was met de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) en dat de geduide functies door de arbeidsdeskundige passend waren. Eiser was in staat om de functies van productiemedewerker in de voedingsmiddelenindustrie, productiemedewerker textiel en inpakker te vervullen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de herziening van de WAO-uitkering door het UWV rechtmatig was. Eiser heeft geen aanleiding gevonden voor een proceskostenveroordeling.

Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
sector bestuursrecht
eerste afdeling, enkelvoudige kamer
Reg. nr. AWB 06 / 7984 WAO
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:77
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitspraak in het geding tussen
[eiser], [woonplaats]
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), verweerder.
Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 26 juli 2005 heeft verweerder de uitkering van krachtens de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) van eiser met ingang van 26 september 2005 herzien, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65 %.
Bij besluit van 29 augustus 2006 heeft verweerder het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 9 oktober 2006, ingekomen bij de rechtbank op dezelfde datum, beroep ingesteld. De gronden zijn daarna aangevuld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op 22 augustus 2007 ter zitting behandeld.
Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door mr. M. Verbraaken-Vooys, advocaat te Den Haag. Tevens is verschenen T. Cetinkaya, tolk in de Turkse taal. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A.H. Langguth.
Motivering
Eiser ontving een arbeidsongeschiktheidsuitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100 %.
Het bestreden besluit berust op het standpunt dat eiser op 26 september 2005, de in geding zijnde datum, weliswaar beperkingen ondervond bij het verrichten van arbeid, maar dat hij met inachtneming van die beperkingen geschikt was voor werkzaamheden verbonden aan de voor hem geselecteerde functies. Vergelijking van de mediane loonwaarde van die functies met het maatmanloon levert volgens verweerder een verlies aan verdiencapaciteit op van 58,58 %.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen onzorgvuldig te achten. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat eiser door de verzekeringsarts op 8 juni 2005 lichamelijk is onderzocht. Tevens heeft deze arts, alvorens een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) op te stellen, dossierstudie verricht en informatie gekregen van de behandelende sector.
Na de hoorzitting op 10 januari 2006 heeft de bezwaarverzekeringsarts eiser lichamelijk onderzocht. Tevens heeft deze arts een expertise laten verrichten door psychiater E.F. van Ittersum.
Evenmin zijn er aanknopingspunten dat het medische oordeel van de verzekeringsartsen niet juist is. De verzekeringsarts heeft bij zijn onderzoek vastgesteld dat ten aanzien van werken voor eiser een aantal beperkingen bestaat. De verzekeringsarts heeft aangegeven dat er geen kenmerken zijn van evidente psychopathologie. De aandacht van eiser is goed te trekken en goed vast te houden. Wel blijft eiser buikklachten houden en is zijn gewicht nog ver onder normaal. Hij heeft geconcludeerd dat eiser gelet op zijn buikklachten, slecht slapen en gewicht verminderde energie heeft waardoor het aannemelijk is dat hij maar vier uur per dag arbeid kan verrichten. De beperkingen heeft de verzekeringsarts neergelegd in de FML. De bezwaarverzekeringsarts is vervolgens tot de conclusie gekomen dat met de beperkingen van eiser in de FML voldoende rekening is gehouden.
Eiser heeft voorts in beroep geen medische stukken in het geding gebracht op grond waarvan zou kunnen worden getwijfeld aan de juistheid van het oordeel van beide verzekeringsartsen. Er is geen sprake van geen duurzaam benutbare mogelijkheden (GDBM).
Eiser heeft in beroep een rapportage van de internist van 24 november 2005 en een rapportage van NOAGG, Centrum voor Transculturele Geestelijke Gezondheidszorg overgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat deze informatie geen reden geeft te twijfelen aan de juistheid van het oordeel van de verzekeringsartsen, omdat de informatie van de internist reeds in bezwaar is gezien en meegewogen in de beoordeling. Voor wat betreft de psychische klachten is door psychiater Van Ittersum een expertise gedateerd 26 juni 2006 verricht waaruit blijkt dat er geen aanwijzingen zijn voor ziekte in psychiatrische zin.
Aan de hand van de FML heeft de arbeidsdeskundige voor eiser de functies productiemedewerker voedingsmiddelenindustrie (sbc-code 111172), productiemedewerker textiel (sbc-code 272043) en inpakker (sbc-code 111190) geduid.
De rechtbank stelt vast dat de belastbaarheid van de geduide functies past binnen de opgestelde FML. Voor zover sprake is van zogenoemde signaleringen ( een M, een G, of een * ) is naar het oordeel van de rechtbank op de notities functiebelasting ( B16.1) en in de rapportage van bezwaararbeidsdeskundige van 23 augustus 2006 afdoende gemotiveerd waarom deze geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiser op de in geding zijnde datum. Niet is gebleken dat daarbij de belasting van de functies is gerelativeerd. Afdoende is uiteengezet dat weliswaar sprake is van overschrijding van de maximaal toegestane frequentie, maar dat deze voldoende wordt gecompenseerd doordat de maximale belasting
wordt onderschreden.
Eiser was dan ook per 26 september 2005 in staat te achten de door de arbeidsdeskundige voorgehouden functies te verrichten.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de geduide functies op goede gronden heeft gebruikt voor de schatting.
Aangezien eiser met het vervullen van die functies een zodanig inkomen kan verwerven dat in vergelijking met het maatmanloon het verlies aan verdiencapaciteit 59 % bedraagt, heeft verweerder terecht de uitkering van eiser herzien, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 55 tot 65 %.
Het beroep is ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding
Beslissing
De rechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep ongegrond .
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Aldus gegeven door mr. C.F. de Lemos Benvindo en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2007, in tegenwoordigheid van de griffier J.A. de Kievit-Tempels.