ECLI:NL:RBSGR:2007:BD0670

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 07/337 WAO
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlaging WAO-uitkering ongegrond verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 27 december 2007 uitspraak gedaan in een beroep tegen de verlaging van de WAO-uitkering van eiser. Eiser had zich op 21 juni 1996 ziek gemeld vanwege klachten van vermoeidheid en malaise, en was in 1998 arbeidsongeschikt verklaard met een uitkering van 80 tot 100%. Echter, op 18 augustus 2006 heeft verweerder de uitkering per 19 oktober 2006 verlaagd naar 35 tot 45%, wat eiser betwistte. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op medische gronden, naar objectieve maatstaven gemeten, in staat was de door de arbeidsdeskundige voorgehouden functies te verrichten. De rechtbank oordeelde dat de geduide functies op goede gronden zijn gebruikt voor de schatting van de arbeidsongeschiktheid. Eiser had in beroep medische informatie overgelegd, maar de rechtbank vond dat de bezwaarverzekeringsarts voldoende rekening had gehouden met de beperkingen van eiser. De rechtbank concludeerde dat de bezwaararbeidsdeskundige de functies passend had geacht en dat het verlies aan verdiencapaciteit correct was berekend. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

Rechtbank ’s-Gravenhage
sector bestuursrecht
eerste afdeling, enkelvoudige kamer
Reg. nr. AWB 07/337 WAO
UITSPRAAK
als bedoeld in artikel 8:77
van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Uitspraak in het geding tussen
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.
Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 18 augustus 2006 heeft verweerder de aan eiser toegekende uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsuitkering (WAO) per 19 oktober 2006 verlaagd van 80 tot 100% naar 35 tot 45%.
Bij besluit van 15 december 2006 heeft verweerder het hiertegen door eiser gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 11 januari 2007, ingekomen bij de rechtbank op 12 januari 2007, beroep ingesteld. De gronden zijn daarna aangevuld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is op 16 november 2007 ter zitting behandeld.
Eiser is in persoon verschenen, mr. A. van den Os.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door J.T. Bloemendaal.
Motivering
Eiser was voorheen werkzaam als medewerker projectondersteuning voor 28,8 uur per week. Op 21 juni 1996 heeft hij zich ziek gemeld in verband met bestaande klachten van vermoeidheid en malaise. Medio 1996 is bij eiser suikerziekte vastgesteld. Eiser is in 1996 psychiatrisch onderzocht. Verweerder heeft eiser in het kader van de WAO toentertijd niet arbeidsongeschikt geacht. Op 6 juli 1998 heeft eiser zich weer ziek gemeld.
Per 3 augustus 1998 is aan eiser een WAO-uitkering toegekend.
Tot 2000 is eiser onder behandeling geweest van een psychiater. In verband met ADHD gebruikt hij Ritalin.
Eiser ontving een arbeidsongeschiktheidsuitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
Het bestreden besluit berust op het standpunt dat eiser op 19 oktober 2006, de in geding zijnde datum, weliswaar beperkingen ondervond bij het verrichten van arbeid, maar dat hij met inachtneming van die beperkingen geschikt was voor werkzaamheden verbonden aan de voor hem geselecteerde functies. Vergelijking van de mediane loonwaarde van die functies met het maatmanloon levert volgens verweerder een verlies aan verdiencapaciteit op van 40 %.
In het kader van een cohort herbeoordeling WAO is eiser op 22 mei 2006 op het spreekuur geweest bij de arts L. van Esch. Eiser is door deze arts niet lichamelijk onderzocht, omdat er volgens deze arts voldoende gegevens aanwezig waren om tot een zorgvuldig oordeel met betrekking tot de belastbaarheid van eiser te komen. In zijn rapport van 22 mei 2006 heeft de arts vermeld dat er een discrepantie is tussen de geuite klachten en belemmeringen en bevindingen bij het onderzoek. Volgens de arts is er ondanks de klachten van vermoeidheid geen duidelijke recuperatiebehoefte en wordt enerzijds een verminderde concentratievermogen gesteld maar blijkt dit anderzijds niet uit het onderzoek. Een depressie is niet meer aanwezig. Deze arts heeft geconcludeerd dat eiser op grond van zijn klachten aangewezen is op arbeid zonder veelvuldige deadlines of productiepieken. Vanwege de suikerziekte van eiser is eiser aangewezen op werkzaamheden overdag zonder wisselende diensten, zodat een normaal dagnachtritme wordt gegarandeerd. Voor een urenbeperking zag de arts geen medische grond. De arts heeft de beperkingen van eiser vastgelegd in een functionele mogelijkheden lijst (FML).
In zijn uitspraak van 18 juli 2007 (gepubliceerd in USZ 2007/229) heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) geoordeeld dat de kwaliteit van het primaire verzekeringskundige onderzoek door een verzekeringsarts in opleiding onvoldoende is gewaarborgd. De rechtbank is van oordeel dat hetzelfde geldt voor de onderhavige situatie, waarin het primaire verzekeringsgeneeskundige onderzoek niet door een verzekeringsarts, maar door een arts heeft plaatsgevonden.
Naar het oordeel van de rechtbank is dit gebrek met het onderzoek door de bezwaarverzekeringsarts J.H.M. de Brouwer echter in de bezwaarfase hersteld. Blijkens het rapport van de bezwaarverzekeringsarts van 6 november 2006 heeft genoemde bezwaarverzekeringsarts uitvoerig de dossiergegevens bestudeerd en heeft hij kennis genomen van de in bezwaar overgelegde medische gegevens van de internist Sorms en eisers huisarts Terng. Uit het rapport van de bezwaarverzekeringsarts komt naar voren dat hij deze medische gegevens heeft betrokken in zijn beoordeling. De bezwaarverzekeringsarts heeft met betrekking tot de bloedsuikerwaarden de bevindingen van de internist vertaald en meegenomen bij zijn beoordeling.
De bezwaarverzekeringsarts is in zijn rapport van 6 november 2006 vervolgens tot de conclusie gekomen dat met de beperkingen van eiser in de FML voldoende rekening is gehouden. Volgens de bezwaarverzekeringsarts kan ten aanzien van eiser op fysiek gebied van normale mogelijkheden tot functioneren worden uitgegaan. De suikerziekte van eiser dwingt tot een normaal eet- en rustpatroon waardoor arbeid met erg onregelmatige diensten niet mogelijk is. In passende arbeid moet eiser voltijds kunnen functioneren, waardoor er geen reden is voor een urenbeperking. Bij het duiden van arbeid dient rekening te worden gehouden met de vanuit de persoonlijkheid aanwezige kwetsbaarheden. De bezwaarverzekeringsarts heeft aangegeven dat en waarom er geen medische argumenten zijn om af te wijken van het primaire medische oordeel.
In beroep heeft eiser de door hem ingewonnen informatie van dr. De Boer, endocrinoloog en de internist Storms overgelegd. In zijn brief van 8 mei 2007 gaat De Boer in op de door eiser gestelde vragen over de relatie tussen stress en de ontregeling van de bloedsuikerwaardes. Daarnaast heeft eiser een rapport overgelegd van het persoonlijkheidsonderzoek van PSYQ van 20 maart 2007.
De bezwaarverzekeringsarts heeft in zijn aanvullende rapportage van 6 november 2007 zijn reactie gegeven op de door eiser overgelegde medische informatie. Volgens de bezwaarverzekeringsarts wijst de door eiser overgelegde medische informatie niet in de richting van een vaststaand c.q. medisch te onderbouwen noodzaak tot het vermijden van arbeid. De bezwaarverzekeringsarts heeft in de door eiser ingebrachte medische stukken geen aanleiding gezien om zijn standpunt omtrent eisers beperkingen te herzien. Hoewel de endocrinoloog De Boer in zijn rapport heeft vermeld dat er een relatie bestaat tussen psychische stress en glycemische ontregeling en dat bij aanhoudende ernstige stress diabetische complicaties kunnen optreden, kan dit echter niet leiden tot een ander oordeel. Uit de opgestelde FML blijkt dat bij het duiden van de functies er rekening mee gehouden moet worden dat eiser niet blootgesteld wordt aan stresserende factoren en dat eiser aangewezen is op werk zonder veelvuldige deadlines of produktiepieken.
De rechtbank is niet gebleken dat er een grote discrepantie bestaat tussen de opvattingen van de behandelende artsen over de belastbaarheid van eiser en de opvatting van de primaire arts. In de FML zijn zowel de psychische beperkingen waaronder stressgevoeligheid als de beperkingen die verband houden met betrekking tot de bloedsuikerwaarden opgenomen. Om die reden kon de bezwaarverzekeringsarts volstaan met dossierstudie. Het beroep van eiser op de uitspraken van de rechtbank Alkmaar van 10 april 2006, gepubliceerd onder LJN AX6286 en 5 september 2006, gepubliceerd onder LJN AY9464, gaat derhalve niet op.
De rechtbank ziet geen aanleiding om te oordelen dat het medische onderzoek door de arts en de bezwaarverzekeringsartsen niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft plaatsgevonden. De door eiser overgelegde medische stukken bieden onvoldoende aanknopingspunten voor twijfel aan de medische grondslag van het besluit.
De bezwaararbeidsdeskundige heeft vervolgens aan de hand van de door eiser naar voren gebrachte arbeidskundige bezwaren beoordeeld of de door de arbeidsdeskundige geduide functies passend zijn. De bezwaararbeidsdeskundige heeft in zijn rapportage van 5 december 2005
geoordeeld dat van de 8 door de arbeidsdeskundige geduide functies 4 niet passend zijn.
De door de arbeidsdeskundige voor eiser geduide functies conciërge, huismeester (sbc-code 261010), statistisch analist (sbc-code 451010), wikkelaar, samensteller (sbc-code 267050) en machinaal metaalwerker (sbc-code 264122) zijn door de bezwaararbeidsdeskundige passend geacht. Volgens de bezwaararbeidsdeskundige is het maatmanloon correct berekend. De rechtbank stelt vast dat de belastbaarheid van de geduide functies past binnen de opgestelde FML. Voor zover sprake is van zogenoemde signaleringen * (een M, een G, of een * ) is naar het oordeel van de rechtbank in de rapportage van de bezwaararbeidsdeskundige afdoende gemotiveerd waarom deze geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiser op de in geding zijnde datum. Niet is gebleken dat daarbij de belasting van de functies is gerelativeerd. Afdoende is uiteengezet dat weliswaar sprake is van overschrijding van de maximaal toegestane frequentie, maar dat deze voldoende wordt gecompenseerd doordat de maximale belasting wordt onderschreden.
Voor zover eiser heeft gesteld dat de functies huismeester (VMBO), statistisch analist (MBO-diploma) en slijper/afbramer (VMBO) niet voldoen aan de voor hem gestelde opleidingseis, overweegt de rechtbank dat eiser gelet op zijn opleiding, arbeidsverleden en ervaring geacht moet worden voldoende gekwalificeerd te zijn voor de geduide functies De bij de functies gestelde opleidingseisen moeten niet worden opgevat als strikte diploma-eisen doch moeten veeleer gezien worden als niveaueisen.
Voor zover eiser heeft gesteld dat de functie statistisch analist niet geschikt is voor hem vanwege de bijzondere belasting bij het aspect deadlines/produktiepieken, overweegt de rechtbank dat de bezwaararbeidsdeskundige gemotiveerd heeft aangegeven waarom eiser deze functie kan vervullen.
De rechtbank is van oordeel dat eiser, op medische gronden naar objectieve maatstaven gemeten, per 19 oktober 2006 in staat te achten was de door de arbeidsdeskundige voorgehouden functies te verrichten.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder de geduide functies op goede gronden heeft gebruikt voor de schatting.
Aangezien eiser met het vervullen van die functies een zodanig inkomen kan verwerven dat in vergelijking met het maatmanloon het verlies aan verdiencapaciteit 40,58 % bedraagt, heeft verweerder terecht de uitkering van eiser herzien, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% tot 45 %.
Het beroep is ongegrond.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank ’s-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep ongegrond.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Aldus gegeven door mr. C.F. de Lemos Benvindo en in het openbaar uitgesproken op 27 december 2007, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.P. Jadoenathmisier.