ECLI:NL:RBSGR:2007:BD0692
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H.I. Kernkamp-Maathuis
- W. van den Aardweg
- Rechtspraak.nl
Voorlopige machtiging tot voortduren van verblijf in psychiatrisch ziekenhuis
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 26 november 2007 uitspraak gedaan over een verzoek tot het verlenen van een voorlopige machtiging voor het voortduren van het verblijf van de betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis. Het verzoek was ingediend door de officier van justitie op 15 november 2007, waarbij verschillende stukken waren overgelegd, waaronder een verklaring van de geneesheer-directeur en een behandelingsplan. Tijdens de zitting op 23 november 2007 werd de betrokkene gehoord, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk. De rechtbank overwoog dat de machtiging alleen verleend kan worden als de geestelijke stoornis van de betrokkene gevaar voor zichzelf of anderen veroorzaakt, en dat dit gevaar niet door andere middelen kan worden afgewend.
De rechtbank concludeerde dat uit de overgelegde stukken en verklaringen bleek dat de betrokkene door zijn ziekte een gevaar voor zichzelf vormt en dat dit gevaar niet door tussenkomst van derden kan worden afgewend. De rechtbank baseerde haar beslissing op de artikelen van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen, die de voorwaarden voor een dergelijke machtiging reguleren. De rechtbank oordeelde dat de betrokkene wisselend wilsbekwaam is en geen familie in Nederland heeft om hem te vertegenwoordigen. Bovendien werd vastgesteld dat de betrokkene regelmatig gesepareerd moet worden vanwege het gevaar dat hij voor zichzelf vormt.
De rechtbank wees op de noodzaak van Electro Convulsie Therapie (ECT) als mogelijke behandeling, maar benadrukte dat de betrokkene door zijn wisselende wilsbekwaamheid niet in staat is om een weloverwogen beslissing te nemen over deze behandeling. De rechtbank concludeerde dat een vrijwillig verblijf in het ziekenhuis onvoldoende waarborgen biedt om het gevaar af te wenden, en dat een restrictieve uitleg van het begrip 'nodige bereidheid' in het belang van de betrokkene moet worden geacht. Daarom verleende de rechtbank de voorlopige machtiging tot het voortduren van het verblijf in het psychiatrisch ziekenhuis.