ECLI:NL:RBSGR:2007:BD1046
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.J. Waterbolk
- W. Goederee
- Rechtspraak.nl
Beslag op WAO-uitkering door Belastingdienst en de rol van de civiele rechter
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 20 december 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, die een uitkering ontvangt op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, die als verweerder optreedt. Eiser is in beroep gegaan tegen het beslag dat door de Belastingdienst op zijn WAO-uitkering is gelegd. De rechtbank overweegt dat de bezwaren van eiser tegen het beslag voorgelegd dienen te worden aan de civiele rechter, zoals bepaald in artikel 438 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechtbank benadrukt dat als derde-beslagene, verweerder verplicht is het beslag uit te voeren zonder de geldigheid en de omvang ervan te mogen beoordelen, wat voorbehouden is aan de civiele rechter.
De rechtbank beperkt haar toetsing tot de vraag of verweerder bij het nemen van het besluit binnen het kader van het beslag is gebleven. De rechtbank concludeert dat dit het geval is. Eiser ontving een WAO-uitkering van € 42,94 bruto per uitkeringsdag, en de Belastingdienst had een bedrag van € 1.345,00 gevorderd ter voldoening van een belastingschuld. Verweerder heeft eiser op de hoogte gesteld van het gelegde beslag en aangegeven dat er rekening gehouden zou worden met een beslagvrije voet van € 566,00 per maand.
De rechtbank stelt vast dat er geen feitelijke grondslag is voor de stelling van eiser dat er twee keer beslag op zijn uitkering is gelegd. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak kan binnen zes weken na verzending in hoger beroep worden aangevochten bij de Centrale Raad van Beroep.