RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/900448-07
's-Gravenhage, 3 december 2007
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1950,
adres: [adres].
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 19 november 2007.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr G.E.M. Later, advocaat te 's-Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr Berger heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij -gewijzigde- dagvaarding onder 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt een behandeling bij De Waag.
Aan de verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging telastlegging, gemerkt A1.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder 1 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Daartoe wordt overwogen dat de verklaring van [A], die op belangrijke onderdelen niet overeenstemt met de verklaring van verdachte, geen steun vindt in andere bewijsmiddelen. Zo verkart haar moeder over handelingen die [A] in haar eigen verklaring niet noemt. Verder heeft de rechtbank overwogen dat [A] een en ander aan haar moeder heeft verteld, nadat verdachte haar had verboden naar een vriendinnetje toe te gaan om daar te overnachten.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte het op de dagvaarding onder 2 telastgelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedurende een periode van circa anderhalf jaar drie keer ontucht gepleegd met de dochter van zijn vriendin, waarmee verdachte samenwoonde. Toen de ontuchtige handelingen begonnen was het slachtoffer 10 jaar oud. Verdachte heeft door zijn handelen de seksuele ontwikkeling van het slachtoffer verstoord. In het belang dat het kind heeft bij een gezonde groei naar volwassenheid dient het kind gevrijwaard te blijven van seksuele toenaderingen door een volwassene. Verdachte heeft zijn eigen gevoelens vooropgesteld. Hij is daarbij voorbij gegaan aan de gevoelens van zijn slachtoffer en de psychische schade die hij haar met zijn gedrag kon berokkenen en, zoals is gebleken, ook heeft berokkend. Verdachte heeft bovendien het vertrouwen dat het slachtoffer en haar moeder in hem stelden op grove wijze beschaamd.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister
betreffende verdachte waaruit volgt dat verdachte geen relevante documentatie heeft.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op een gespreksaantekening van het programma vroeghulp van de Reclassering Nederland d.d. 7 juni 2007 en een voorlichtingsrapport van de Reclassering Nederland, regio Den Haag, d.d. 30 augustus 2007. Volgens de Reclassering lijkt een daderbehandeling wenselijk om de kans op herhaling te verminderen, zodat verdachte leert zijn grenzen te bewaken en uitsluitend met een gelijkwaardige partner een seksuele relatie aangaat. Verdachte heeft aangegeven bereid te zijn hieraan mee te werken. Volgens de Reclassering zal een behandeling verplicht opgelegd dienen te worden om de continuïteit te waarborgen. De reclasseringsbegeleiding zal gericht moeten zijn op de te starten dadertherapie en het leren herkennen cq. vermijden van risicosituaties. De Reclassering adviseert verdachte een verplicht reclasseringscontact in het kader van een voorwaardelijke veroordeling op te leggen, ook als dat inhoudt dat betrokkene een daderbehandeling bij De Waag volgt. De rechtbank neemt die conclusie over en maakt die tot de hare.
Verdachte heeft het in detentie zwaar gehad en is daarna in een diep dal terecht gekomen, waar hij nog uit moet komen. Mede met het oog daarop acht de rechtbank, gelet op de ernst van het feit en het hiervoor overwogene, een (deels voorwaardelijke) straf van na te melden duur passend en geboden.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 247 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding onder 1 telastgelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding onder 2 telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op: 5 juni 2007,
in voorlopige hechtenis gesteld op: 7 juni 2007,
welke voorlopige hechtenis werd geschorst met ingang van: 20 juli 2007,
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot 45 dagen niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarde:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, regio Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht, ook als dat inhoudt het volgen van een behandeling bij De Waag;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Van Rossum, voorzitter,
Milders en Böcker, rechters,
in tegenwoordigheid van Van Dijk, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 december 2007.
Mr Böcker is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.