RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 06/8681 LB/PVV
Uitspraakdatum: 22 november 2007
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
V.O.F. [X], gevestigd te [Z], eiseres,
de inspecteur van de Belastingdienst/[te P], verweerder.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van verweerder van 21 september 2006 op het bezwaar van eiseres tegen de aan eiseres voor het tijdvak 1 januari 2003 tot en met 31 december 2005 opgelegde naheffingsaanslag loonbelasting en premie volksverzekeringen naar een bedrag van € 21.065 (aanslagnummer [nummer]), alsmede tegen de daarbij opgelegde vergrijpboete.
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 november 2007.
Namens verweerder zijn verschenen mr. [A], [B] en [C]. Eiseres is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 28 september 2007 aan haar gemachtigde [D] van [adviesbureau], op het adres [adres 1], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiseres is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen.
De enveloppe waarin de brief van 28 september 2007 is verzonden, is ongeopend ter griffie terugontvangen. Uit de - kennelijk door medewerkers van TNT Post - geplaatste aantekeningen op die enveloppe, die door de griffier in het dossier is gevoegd, leidt de rechtbank af dat de besteller van TNT Post op 1 oktober 2007 geen gehoor heeft gekregen op genoemd adres, dat hij toen daar een kennisgeving van aanbieding heeft achtergelaten met de mededeling dat de brief op het - kennelijk in die mededeling genoemde - postkantoor kon worden afgehaald, en dat TNT Post de enveloppe omstreeks 24 oktober 2007 heeft geretourneerd aan de afzender, te weten de griffier. Vervolgens heeft de griffier de brief bij gewone post op 26 oktober 2007 verzonden aan de gemachtigde van eiseres op het adres [adres 1]. Voorts heeft de griffier een afschrift van die brief bij gewone post op 26 oktober 2007 aan de gemachtigde van eiseres verzonden op het adres [adres 2].
Blijkens het bij de Kamer van Koophandel verkregen Uittreksel-informatie Internet, gedagtekend 26 oktober 2007, is het adres van het kantoor van de gemachtigde van eiseres, te weten Vennootschap onder firma [adviesbureau] V.O.F., [adres 2]. Voorts vermeldt dit uittreksel als adres van [D] en [E], zijnde de vennoten van die vennootschap, [adres 1].
De op 26 oktober 2007 per gewone post naar het adres [adres 1] verstuurde brief heeft de rechtbank retour ontvangen met daarop geplaatst de aantekening 'verhuisd retour afzender'.
De op 26 oktober 2007 per gewone post naar het adres [adres 2] verstuurde brief heeft de rechtbank niet retour ontvangen.
De rechtbank heeft noch van eiseres noch van haar gemachtigde een verhuisbericht ontvangen.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze tijdig is aangeboden.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2.1. Eiseres exploiteert een autospuiterij in de vorm van een vennootschap onder firma. Op 15 maart 2006 heeft verweerder bij eiseres een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de opgave en afrekening met betrekking tot de premielonen werknemersverzekeringen over de jaren 2002 tot en met 2004. Bij dit onderzoek is tevens het jaar 2005 betrokken. De uitkomsten van dit onderzoek zijn neergelegd in een rapport van verweerder van 21 juni 2006. Een kopie van dit rapport behoort tot de gedingstukken.
2.2. Bij dit onderzoek heeft verweerder eiseres gevraagd om kopieën van identiteitsbewijzen over te leggen van de bij haar gedurende de jaren 2003 tot en met 2005 in dienst zijnde werknemers. Nadat bleek dat eiseres aan dit verzoek niet kon voldoen, is zij in de gelegenheid gesteld om de gevraagde kopieën alsnog binnen twee weken over te leggen. Naar aanleiding hiervan heeft eiseres op 29 maart 2006 een tweetal kopieën van rijbewijzen overgelegd, waarvan er één betrekking heeft op werknemer [F] (sofinummer [nummer]). Van de andere kopie waren de gegevens niet goed leesbaar. Op 9 april 2006 heeft eiseres van werknemer [G] (sofinummer [nummer]) alsnog een leesbare kopie van het rijbewijs overgelegd.
2.3. Verweerder heeft geconcludeerd dat eiseres niet heeft voldaan aan de ingevolge artikel 26b juncto artikel 28, onder f (tekst 2003 tot en met 2005), van de Wet op de loonbelasting 1964 (hierna: de Wet) op haar rustende verplichting om ten aanzien van haar werknemers die loon uit dienstbetrekking genieten de identiteit vast te stellen aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht (hierna: WID) en van dit document een afschrift in de loonadministratie op te nemen. Daaraan heeft verweerder de conclusie verbonden dat eiseres bij de berekening van de over de loontijdvakken 2003, 2004 en 2005 verschuldigde loonbelasting over de aan haar werknemers betaalde lonen het anoniementarief van 52% had moeten toepassen.
2.4. Bij het boekenonderzoek is onder meer gebleken dat eiseres bij de inhoudingen op de lonen niet het tarief van 52% heeft toegepast.
2.5. Naar aanleiding van de bevindingen uit het boekenonderzoek is aan eiseres voor het tijdvak 1 januari 2003 tot en met 31 december 2005 een naheffingsaanslag opgelegd naar een bedrag van € 21.065. De naheffingsaanslag ziet op het voor 2003 en 2004 aan werknemer [F] (sofinummer [nummer]) betaalde loon, het voor 2004 aan werknemer [H] (sofinummer [nummer]) betaalde loon en - wegens het ontbreken van een verzamelloonstaat over 2005 - op alle blijkens de maandelijkse loonaangiften voor 2005 betaalde lonen.
Bij de naheffingsaanslag is bij afzonderlijke beschikking een vergrijpboete opgelegd van 25% ofwel € 5.266.
2.6. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres tegen de naheffingsaanslag en de boete afgewezen.
2.7. Bij brief van 8 mei 2007 heeft eiseres de rechtbank nog afschriften van een aantal documenten doen toekomen. Het betreffen onder meer afschriften van een identiteitskaart van [H] (sofinummer [nummer]), afgiftedatum 2 september 2004, een paspoort van [G] (sofinummer [nummer]), afgiftedatum 1 september 2006, een paspoort van [G] (sofinummer [nummer]), afgiftedatum 20 juli 2001 en een identiteitskaart van [F] (sofinummer [nummer]), afgiftedatum 24 juli 2006.
2.8. In geschil is of verweerder bij het opleggen van de naheffingsaanslag terecht het anoniementarief heeft toegepast op de onder 2.6. genoemde lonen. Tevens is in geschil of de boete terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.
2.9. Eiseres heeft - samengevat - het volgende gesteld. De gevraagde documenten waren tijdens het onderzoek wel aanwezig, maar zij waren onvindbaar. Daardoor heeft eiseres die documenten niet kunnen overhandigen. Hierbij was geen sprake van kwade opzet. Dit blijkt ook uit het feit dat eiseres altijd netjes op tijd aangifte heeft gedaan en premies heeft afgedragen. Voorts heeft eiseres onvoldoende tijd gehad om de ontbrekende documenten alsnog aan te leveren. Ten aanzien van de boete heeft eiseres gesteld dat deze buitensporig hoog is, omdat er geen sprake was van opzet.
2.10. Ingevolge artikel 28, eerste lid, onderdeel f, van de Wet is de inhoudingsplichtige gehouden de identiteit van de loon uit tegenwoordige dienstbetrekking genietende werknemer vast te stellen aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de WID, alsmede de aard, het nummer en een afschrift daarvan in de loonadministratie op te nemen. Ingevolge artikel 66, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 stelt de inhoudingsplichtige zodra de werknemer zijn werkzaamheden aanvangt diens identiteit vast aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de WID en houdt een afschrift van dat document voor controle beschikbaar bij de loonadministratie. Het anoniementarief van artikel 26b van de Wet is onder meer van toepassing ingeval de werknemer loon uit tegenwoordige dienstbetrekking geniet en zijn identiteit niet is vastgesteld en opgenomen overeenkomstig het bepaalde in artikel 28, lid 1, onderdeel f, van de Wet.
2.11. Vast staat dat eiseres, ook nadat zij in de gelegenheid is gesteld dit verzuim te herstellen, tijdens het voornoemde onderzoek niet een afschrift van een document als bedoeld in artikel 1 van de WID aan de hand waarvan de identiteit van haar werknemers kan worden vastgesteld voor controle beschikbaar had bij haar loonadministratie. De feiten laten geen andere conclusie toe dan dat verweerder bij het opleggen van de naheffingsaanslag terecht het anoniementarief heeft toegepast op de onder 2.5. genoemde lonen. Hierbij overweegt de rechtbank nog dat het voor het oordeel van de rechtbank over de toepassing van het anoniementarief niet van belang is of ten aanzien van de gedraging van eiseres sprake is van strafwaardig gedrag, omdat toepassing van het anoniementarief niet is aan te merken als een boete.
2.12. Aangaande de vergrijpboete overweegt de rechtbank als volgt.
Op grond van artikel 67f, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de paragrafen 25 en 28 van het Besluit Bestuurlijk Boeten Belastingdienst 1998 is een vergrijpboete van 25% opgelegd in verband met het niet inhouden en afdragen van loonbelasting op de voet van artikel 26 van de Wet. De documenten, als bedoeld in artikel 1 van de WID, waren deels niet in afschrift bij de administratie aanwezig.
Eiseres heeft als verklaring daarvoor aangevoerd dat de ontbrekende identificatiedocumenten wel tot de loonadministratie behoren maar tijdens het boekenonderzoek onvindbaar waren. Deze stelling is door de inspecteur gemotiveerd weersproken, onder meer door te stellen dat eiseres tijdens het boekenonderzoek nog in de gelegenheid is gesteld om de ontbrekende identificatiedocumenten alsnog over te leggen en dat ook toen de ontbrekende documenten niet konden worden overgelegd. Eiseres heeft hierna haar stelling herhaald en pas tijdens de beroepsprocedure - derhalve geruime tijd nadat de naheffingsaanslag en boete zijn opgelegd - enkele afschriften van identificatiedocumenten van een aantal van haar werknemers overgelegd. Onder deze omstandigheden oordeelt de rechtbank dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van grove schuld bij eiseres. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat het bij werkgevers van algemene bekendheid is dat een inhoudingsplichtige kopieën van geldige identiteitsbewijzen bij de loonadministratie moet bewaren en dat een inhoudingsplichtige het anoniementarief moet toepassen als dergelijke kopieën ontbreken. Eiseres behoorde dit te weten. Omdat eiseres in dergelijke gevallen heeft nagelaten het anoniementarief toe te passen, is er sprake van grove schuld, dat is een in laakbaarheid aan opzet grenzende mate van verwijtbaarheid, die mede grove onachtzaamheid omvat.
Nu sprake is van grove schuld aan de zijde van eiseres, heeft verweerder de verzuimboete terecht vastgesteld op 25% van de nageheven belasting. De rechtbank acht de boete passend en geboden.
2.13. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.
2.14. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan op 22 november 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. J.P.F. Slijpen, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Kwestro, griffier.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.