RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in kort geding van 8 maart 2007,
gewezen in de zaak met rolnummer KG 07/110 van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Kreeft Opleidingen B.V.,
gevestigd te Hoogeveen,
eiseres,
procureur mr. E. Grabandt,
advocaat mr. J.A. Venema te Groningen,
de stichting Stichting Vakopleiding Transport en Logistiek,
gevestigd te Alphen aan den Rijn,
gedaagde,
procureur mr. G.B.M. Zuidgeest.
Partijen worden hierna ook aangeduid respectievelijk als "Kreeft" en "VTL".
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 23 februari 2007 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1. Kreeft exploiteert een landelijk opererend opleidingsinstituut, dat sinds 1960 opleidingen verzorgt op het gebied van verkeer, transport, logistiek, ARBO en veiligheid. Zij verzorgt chauffeursopleidingen zowel op eigen naam als voor andere opdrachtgevers, waaronder VTL.
1.2. VTL exploiteert een gespecialiseerd opleidingsinstituut voor de bedrijfstakken in de transport en logistiek. Zij wordt vanuit de branche gefinancierd en door overkoepelende partijen uit de branche bestuurd. Zij ontplooit drie activiteiten: (1) het erkennen van leerbedrijven en ontwikkelen van een kwalificatiestructuur, uit hoofde van een wettelijke taak als Kenniscentrum Beroepsonderwijs Bedrijfsleven en de daarmee verband houdende activiteiten, (2) het detacheren en opleiden van ruim 2000 jongeren die een beroepsopleiding volgen in de sector transport en logistiek volgens de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) en (3) het verzorgen van cursussen voor nieuwe toetreders en werknemers in de sector transport en logistiek.
1.3. In het kader van de opleiding van de BBL dienen de leerlingen beroepsgeoriënteerde cursussen te volgen. Voor het uitvoeren van een aantal van die cursussen en de cursussen voor de onder 1.2 onder 3 genoemde toetreders en werknemers heeft VTL onder meer een overeenkomst met Kreeft gesloten.
1.4. De bedrijven die voor VTL de cursussen verzorgen, waaronder Kreeft, komen in aanmerking voor een zogenaamde SOOB-subsidie. Het betreft een private subsidie die wordt verkregen van een stichting die fondsen beheert die op basis van de geldende CAO gefinancierd worden uit afgedragen premies van werkgevers uit de vervoersbranche. Men komt alleen in aanmerking voor de subsidie indien de cursisten via VTL zijn verkregen.
1.5. Kreeft werkt sinds 1993 met (de rechtsvoorgangers van) VTL samen. Partijen hebben in 29 juli 2002/12 augustus 2002 een nieuwe schriftelijke overeenkomst gesloten, die in de plaats is gekomen van een overeenkomst van 1993. Partijen zijn overeengekomen dat VTL de cursisten voor de praktijkopleidingen voor rijbewijs B, C, CE en de theorieopleidingen voor rijbewijs B en C bij Kreeft onderbrengt voor zover die tot het overeengekomen postcodegebied behoren.
Onder artikel 5 van de overeenkomst staat vermeld:
5.1.
Deze overeenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd, ingaande 1 september 2002 en eindigend op 1 januari 2004, met stilzwijgende verlenging voor telkens een jaar.
5.2.
Partijen plegen uiterlijk in de maand oktober van enig jaar overleg over voortzetting van de overeenkomst na 31 december van datzelfde jaar onder als dan nader overeen te komen voorwaarden.
Indien partijen vóór 01 december geen overeenstemming bereiken, zal de overeenkomst eindigen per 31 december van datzelfde jaar.
1.6. In oktober 2005 heeft VTL een openbare aanbestedingsprocedure uitgeschreven voor de uitvoering van haar gehele cursusaanbod.
1.7. Op 18 oktober 2005 heeft een informatiebijeenkomst plaatsgevonden. Voorts zijn de vragen en antwoorden die op die bijeenkomst aan bod zijn gekomen, op schrift gesteld. Daarin staat onder meer vermeld:
(...)VTL heeft in de bijeenkomst aangegeven op twee aspecten van de aanbesteding haar ingenomen standpunt in heroverweging te nemen en hierop terug te komen
Concreet heeft VTL de volgende aspecten in heroverweging genomen.
1. Geen uitvoering tweede cursus naast uitvoering van deze cursus voor VTL
Dit uitgangspunt blijft gehandhaafd.
De regel is dat een ieder die een cursus voor VTL uitvoert, daarnaast niet dezelfde cursus onder z'n eigen naam mag uitvoeren.(...)
1.8. Kreeft heeft in november 2005 een offerte uitgebracht voor 130 cursussen, waaronder de vijf cursussen die zij onder de bestaande overeenkomst reeds uitvoerde voor VTL.
1.9. Op 5 december 2005/11 december 2005 hebben partijen een intentieverklaring ondertekend waarin zij als volgt verklaren:
(...) 1. VTL heeft het voornemen om een overeenkomst met Kreeft Opleidingen te sluiten met betrekking tot de uitvoering van de in bijlage vermelde cursussen ten behoeve van VTL.
2. Kreeft Opleidingen heeft het voornemen een overeenkomst te sluiten met VTL met betrekking tot de uitvoering van de in bijlage vermelde cursussen ten behoeve van VTL.
3. In de op te stellen overeenkomst leggen partijen formeel hun afspraken vast. De inspanningen hiertoe zijn erop gericht om uiterlijk in januari 2006 een overeenkomst tussen partijen tot stand te hebben gebracht.
4. de intentieverklaring geldt onder de ontbindende voorwaarde dat er tussen partijen overeenstemming bestaat over de inhoud van het te sluiten contract vóór 15 januari 2006. (...)
1.10. VTL heeft een (concept)overeenkomst opgesteld voor de gunning van de 130 cursussen aan Kreeft. Daarin is op pagina 1 als overweging opgenomen dat:
(...) de cursusuitvoerder bereid is de in bijlage A overeengekomen cursussen exclusief voor VTL uit te voeren met uitzondering van de overeengekomen bepalingen in bijlage E. (...)
1.11. Bij brief van 6 november 2006 van VTL aan Kreeft heeft VTL als volgt meegedeeld:
(...) Om te voorkomen dat er rechtsongelijkheid kan ontstaan tussen de opleiders, en gezien het feit dat u het contract nog niet getekend heeft, verzoeken wij u het contract voor 1 december 2006 ondertekend aan ons te retourneren.
Mocht u deze verbintenis niet ondertekenen voor 1 december 2006, dan voelt VTL zich vrij om met een ander dan u, een verbintenis aan te gaan. VTL zal dan voor de betreffende opleidingen in de daarmee overeenstemmende postcodes een andere partner contracteren. (...)
1.12. Bij brief van 8 december 2006 van VTL aan Kreeft heeft VTL als volgt meegedeeld:
(...) In het schrijven van 8 november 2006 met als onderwerp Ondertekenen Contracten hebben wij aangegeven dat wij van u verwachten dat het contract voor 1 december 2006 is ondertekend bij ons in bezit moet zijn.
Uit het feit dat het door u te ondertekenen contract niet in ons bezit is gekomen en uit de contacten die in de tussentijd geweest zijn met onze contractmanagers, is ons duidelijk geworden dat u niet van plan bent dit contract te ondertekenen.
VTL zal dan ook de in de brief van 8 november 2006 aangekondigde stappen ondernemen om de opleidingen en de daarmee overeenkomende postcodes aan een andere partner te gunnen.
Tevens zal VTL alle daarbij behorende acties in gang zetten om dit administratief met u af te handelen. (...)
1.13. Bij brief van 2 januari 2007 heeft VTL aan Kreeft bericht wat de procedure is van de afwikkeling van het administratieve proces per 2 januari 2007.
2. De vorderingen, de gronden daarvoor en het verweer
2.1. Kreeft vordert -zakelijk weergegeven- na wijziging van eis VTL te veroordelen:
I. om de bestaande overeenkomst tussen partijen d.d. 29 juli 2002 na te komen met dien verstande dat VTL de leerlingen op wie de overeenkomst betrekking heeft weer dient onder te brengen bij Kreeft indien deze leerlingen wonen in de aan Kreeft toegewezen postcodegebieden, zoals opgesomd op de lijst van 29 juli 2002;
II. om de door Kreeft gehanteerde login's weer te activeren en Kreeft de volledige toegang te verschaffen tot de VTL-site en de administratie- en leerlingvolgsystemen;
III. om Kreeft weer op haar site te vermelden als erkende VTL-partner;
IV. tot betaling van een voorschot op de vergoeding van schade ten bedrage van € 15.000,- dan wel een in goede justitie nader te bepalen bedrag;
V. tot het verbeuren van dwangsommen bij iedere handeling die zij in strijd met een in dit vonnis gegeven verbod of gebod verricht.
2.2. Daartoe voert Kreeft het volgende aan.
Kreeft verzorgt reeds sinds 1993 cursussen voor VTL.
De door Kreeft uitgevoerde BBL-cursussen kunnen alleen via VTL worden aangeboden. Ook kan alleen VTL daarover SOOB-subsidie in mindering laten strekken. Kreeft kan de negatieve gevolgen niet afwenden doordat zij niet zelf daarvoor de markt op kan; VTL heeft immers een monopoliepositie. De monopoliepositie brengt mee dat VTL veel omzichtiger met de belangen van Kreeft moet omgaan.
VTL dient de bestaande overeenkomst na te komen nu deze niet rechtsgeldig is beëindigd. De gestelde termijn - te weten: vóór 1 december 2006 overleg en einde per 31 december 2006 - is onredelijk kort. VTL heeft sedert de gunning van begin 2006 tot aan eind 2006 onderhandeld met Kreeft over de totstandkoming van de overeenkomst voortvloeiende uit de aanbesteding. Op 4 december 2006 heeft VTL toegezegd dat zij (Kreeft) haar inschrijving mocht wijzigen. Op 8 december 2006 liet VTL weten dat Kreeft zou worden uitgesloten, zodat de aanpassingtermijn om in te spelen op de negatieve gevolgen pas toen inging. Daardoor had zij niet al vanaf de aankondiging van de gunning de tijd om de negatieve gevolgen af te wenden.
VTL is schadeplichtig omdat zij de onderhandelingen met Kreeft in de aanbestedingsprocedure heeft afgebroken en Kreeft de uitvoering van de opleiding "chauffeur worden" niet heeft gegund. VTL is monopolist op het gebied van die opleiding, die immers alleen via haar kan worden verzorgd. VTL had de bestaande overeenkomst niet zomaar mogen beëindigen. Voorheen genereerde Kreeft een omzet van € 200.000,-, die zij nu kwijt is. Voorts heeft VTL geen volledige toegang tot de website van VTL om haar lopende zaken af te werken.
2.3. VTL voert gemotiveerd verweer, dat voor zover nodig hierna zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1. Tussen partijen is in geschil of de overeenkomst van 2002 rechtsgeldig door VTL is beëindigd. Kreeft heeft zich op het standpunt gesteld dat dit niet het geval is en heeft nakoming van deze overeenkomst gevorderd.
3.2. Hierin kan Kreeft niet worden gevolgd. In oktober 2005 was voor haar al duidelijk dat een aanbesteding zou plaatsvinden ook voor de cursussen waarop de overeenkomst van 2002 zag. Zij heeft voorts welbewust op deze aanbesteding ingeschreven en kon er daardoor niet meer van uitgaan dat de "oude" overeenkomst tussen VTL en haar zou blijven gelden ook na de gunning. Vervolgens heeft de gunning plaatsgevonden. Uit de door VTL en Kreeft getekende intentieverklaring van december 2005 blijkt dat het voornemen bestond de opdracht onder meer aan Kreeft te gunnen onder de ontbindende voorwaarde dat vóór 15 januari 2006 (toevoeging voorzieningenrechter: lees:) geen overeenstemming zou worden bereikt over de contractuele voorwaarden. Uit de ondertekening van de intentieverklaring volgt dat ook Kreeft ermee instemde dat de overeenkomst van 2002 zou worden beëindigd en dat over een nieuwe overeenkomst zou worden onderhandeld. Ten overvloede verdient hierbij nog vermelding dat de overeenkomst van 2002 - althans volgens de bewoordingen van artikel 5.2 daarvan - na 2004 alleen met een periode van een jaar kon worden voortgezet indien partijen daarover uiterlijk in oktober van enig voorafgaand jaar hadden overlegd en vóór 1 december van dat jaar daarover overeenstemming hadden bereikt. Evident is dat partijen over (de voorwaarden voor) voortzetting van deze overeenkomst in 2007 niet voor 1 december 2006 overeenstemming hebben bereikt.
3.3. De onderhandelingen met Kreeft over de nieuwe overeenkomst zijn begin december 2006 stukgelopen doordat Kreeft niet wenste in te stemmen met de contractsvoorwaarde dat zij niet op eigen naam cursussen als bedoeld in bijlage A bij de overeenkomst zou verzorgen. Naar voorlopig oordeel kan niet worden gezegd dat VTL jegens Kreeft onredelijk heeft gehandeld door aan deze voorwaarde vast te houden. Uit het bestek bij de aanbesteding volgt met een voldoende mate van aannemelijkheid dat deze voorwaarde zou worden gesteld. Dat Kreeft erop diende te rekenen dat die voorwaarde zou worden gesteld, ligt temeer voor de hand nu daarover in de aanbesteding op 18 oktober 2005 een vraag is gesteld en VTL in haar beantwoording heeft meegedeeld deze voorwaarde te handhaven, afgezien van twee uitzonderingen die in dit kort geding niet relevant zijn.
3.4. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat voor Kreeft duidelijk had kunnen en moeten zijn dat de overeenkomst van 2002 zou eindigen ten gevolge van de aanbesteding, ook indien zij de in de aanbesteding gestelde voorwaarde dat niet op eigen naam cursussen zouden worden verzorgd niet zou accepteren. De overeenkomst van 2002 is daarom rechtsgeldig geëindigd. Dit betekent dat VTL Kreeft op de site niet meer behoeft te vermelden als officiële partner.
3.5. Naar aanleiding van de door VTL geëiste exclusiviteit als hiervoor onder 3.3 bedoeld kan de vraag opkomen of hier sprake is van een niet toegelaten beperking van de mededinging. Dit aspect dient in beginsel ambtshalve te worden onderzocht. In dit kort geding heeft de rechtsstrijd tussen partijen geen betrekking gehad op die vraag en ontbreekt daardoor de vereiste feitelijke informatie om een verantwoord antwoord op de hier opgeworpen vraag te kunnen geven. Het alsnog doen van een dergelijk onderzoek gaat het bestek van dit kort geding te buiten. Dit geldt temeer nu positieve beantwoording van die vraag niet zou kunnen leiden tot toewijzing van de vordering sub 1 van Kreeft.
3.6. Kreeft heeft voorts in verband met de administratieve afwikkeling van de cursussen gevorderd dat zij volledige toegang krijgt tot de site van VTL, waaronder het leerlingvolgsysteem. VTL heeft echter onbetwist gesteld dat Kreeft toegang heeft tot de site van VTL en het leerlingvolgsysteem voor zover het leerlingen betreft die via VTL al een cursus bij Kreeft volgen. Kreeft heeft niet aannemelijk gemaakt dat desalniettemin toegang tot de volledige site noodzakelijk is. Er bestaat daarom geen aanleiding de daarop ziende vordering toe te wijzen.
3.7. Kreeft heeft voorts schadevergoeding gevorderd op de grond dat VTL de onderhandelingen over de nieuwe overeenkomst niet mocht afbreken en de overeenkomst van 2002 niet mocht beëindigen en dat zij, Kreeft, onvoldoende tijd heeft gekregen om zich aan te passen aan de nieuwe situatie, waarin zij geen cursussen meer via VTL verzorgt. In onderdeel 3.3 van dit vonnis is reeds geoordeeld dat VTL de onderhandelingen mocht afbreken en in de onderdelen 3.2 en 3.4 dat de overeenkomst van 2002 rechtsgeldig is geëindigd.
Daarnaast wordt overwogen dat Kreeft voldoende tijd heeft gehad zich aan de nieuwe situatie aan te passen. Al in oktober 2005 was immers duidelijk dat een aanbesteding zou plaatsvinden. En mede gelet op het onder 3.2 en 3.3 overwogene was voor Kreeft daarvan het voorzienbare gevolg dat zij geen opleidingen meer via VTL zou kunnen verzorgen indien niet (mede) aan haar zou worden gegund en overeenstemming zou worden bereikt over de door VTL bedongen voorwaarden. Nu de samenwerking tussen Kreeft en VTL op 8 december 2006 daadwerkelijk is beëindigd, heeft Kreeft naar voorlopig oordeel voldoende tijd gehad om zich aan te passen. Het voorschot op de schadevergoeding zal derhalve worden afgewezen. Het is in elk geval onvoldoende aannemelijk dat deze vordering in een bodemprocedure zal worden toegewezen. Bovendien heeft Kreeft haar spoedeisend belang bij toewijzing van dit voorschot niet aannemelijk gemaakt, terwijl evenmin kan worden aangenomen dat er geen restitutierisico van betekenis bestaat.
3.8. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen zullen worden afgewezen. Kreeft zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
veroordeelt Kreeft in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van VTL begroot op € 1.067,--, waarvan € 816,-- aan salaris procureur en € 251,-- aan griffierecht;
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F.M. Hofhuis en uitgesproken ter openbare zitting van 8 maart 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.
esk