ECLI:NL:RBSGR:2008:BC4101
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- M.A.C. Prins
- Rechtspraak.nl
Toewijzing voorlopige voorziening voor asielaanvraag van Hazara-verzoeker uit Afghanistan
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage op 8 februari 2008 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker afkomstig uit Afghanistan, die behoort tot de Hazara-bevolkingsgroep. De verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de Staatssecretaris van Justitie was afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, waarbij verweerder stelde dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat hij een reëel risico liep op ernstige schade bij terugkeer naar Afghanistan.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de vraag of er ten tijde van het bestreden besluit sprake was van een gewapend conflict in Afghanistan, niet geschikt was voor behandeling in het kader van de voorlopige voorziening. Dit was van belang omdat de Afdeling bestuursrechtspraak eerder prejudiciële vragen had gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen over de uitleg van artikel 15, onder c, van de Definitierichtlijn. De voorzieningenrechter concludeerde dat het bestreden besluit niet kennelijk rechtmatig was, waardoor de belangenafweging in het voordeel van de verzoeker diende uit te vallen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, wat betekent dat verzoeker de behandeling van zijn beroep in Nederland mag afwachten. Tevens werd de Staatssecretaris van Justitie veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker, die op €644,- werden vastgesteld. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige besluitvorming in asielzaken, vooral wanneer er vragen zijn over de veiligheidssituatie in het land van herkomst van de verzoeker.