RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/753590-07
's-Gravenhage, 12 maart 2008
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte 2],
geboren te [plaats] op [datum] 1986,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Haaglanden, PCS Jeugdhuis van Bewaring De Sprang [...].
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 5 december 2007 en 27 februari 2008.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. L.E. Buiting, advocaat te Gouda, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie, mr. B.J. Berton, heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem onder 1 primair en 2 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
Tevens heeft de officier van justitie gevorderd dat het op de lijst van in beslag genomen voorwerpen (beslaglijst, die als bijlage C aan dit vonnis is gehecht) onder 13 genummerde voorwerp zal worden verbeurdverklaard.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] zal worden toegewezen tot een bedrag van € 12000,- en de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 12000,- subsidiair 90 dagen hechtenis, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer].
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank wettig bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft met zijn mededader, louter uit geldelijk gewin, een overval op een (hoog) bejaarde man in zijn woning gepleegd. De mededader, namens de thuiszorg werkzaam bij het slachtoffer, heeft tijdens haar werkzaamheden bij het slachtoffer een groot geldbedrag gezien in de kast. Verdachte is hiervan op de hoogte gesteld door de mededader. Na overleg is tot de overval overgegaan. Vooraf werd de benodigde uitrusting (pet en latex handschoenen) in gereedheid gebracht. Omdat ook andere thuiszorgmedewerkers bij het slachtoffer werkzaam waren, heeft de mededader geadviseerd het slachtoffer na 20.00 u te benaderen. Uiteindelijk is verdachte op [datum] 2007 na 21.00 u naar het huis van het slachtoffer gegaan. De 84-jarige man heeft de deur opengemaakt en is door verdachte vastgepakt, waardoor het slachtoffer op de grond is gevallen. Verdachte heeft de stekker van de telefoon uit het stopcontact getrokken, heeft vervolgens het geld gepakt en is op zijn fiets vertrokken.
Enige tijd nadat de overval heeft plaatsgevonden, ontmoetten de verdachte en zijn medeverdachte elkaar opnieuw om het buitgemaakte geldbedrag te verdelen.
De rechtbank rekent het verdachte en zijn mededader ernstig aan dat zij slechts aan hun eigen geldelijk gewin hebben gedacht en niet aan de gevolgen voor het slachtoffer.
Naar de ervaring leert, kampen de slachtoffers van zulke feiten in psychisch opzicht nog geruime tijd met de gevolgen daarvan. De eigen woning is bij uitstek een plek waar men zich veilig en geborgen zou moeten kunnen voelen.
Het feit heeft daarnaast grote maatschappelijke onrust teweeggebracht. Feiten als het onderhavige versterken de in de samenleving aanwezige gevoelens van onrust en onveiligheid.
Verdachte is op grond van het plegen van andere misdrijven tot ongewenst vreemdeling verklaard, zodat het hem niet was toegestaan hier te lande te verblijven. Hoewel verdachte dit wist, is hij - nadat hij uit Nederland was weggegaan - hier weer teruggekomen en heeft hij zich ook weer in Nederland gevestigd.
Voorts houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister reeds eerder is veroordeeld voor onder meer vermogensdelicten.
In de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze door de raadsman zijn geschetst, ziet de rechtbank aanleiding om bij de straftoemeting van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf naar beneden toe af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd.
Alles tegen elkaar afwegende, acht de rechtbank de hierna vermelde straf passend en geboden.
Het inbeslaggenomen voorwerp
De rechtbank zal het op de beslaglijst onder 13 genummerde voorwerp, te weten een laptop computer (kleur grijs, merk Sony), verbeurdverklaren.
Dit voorwerp is voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien dit voorwerp aan verdachte toebehoort en dit voorwerp geheel door middel van het onder 1 primair bewezen verklaarde strafbare feit is verkregen.
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer], [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding.
De raadsman van de verdachte heeft bepleit dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de vordering niet duidelijk is.
Hoewel de vordering van de benadeelde partij niet eenduidig is, daar blijkens de vordering door [slachtoffer] een bedrag van fl. 1800,- is gevorderd en blijkens de toelichting van Slachtofferhulp Nederland een bedrag van € 15000,- is gevorderd, kan de materiële schade worden geschat. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat een medewerker van Slachtofferhulp de benadeelde heeft gesproken en zijn bedoeling duidelijk heeft weergegeven.
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij in elk geval tot een bedrag van € 9350,- schade heeft geleden, hetgeen in overeenstemming is met de verklaring van verdachte. Verdachte heeft het geld na de overval geteld en verklaard dat het in totaal € 9350,- was. Aannemelijk is dat deze schade het gevolg is van het bewezenverklaarde.
Uit het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat de mededader reeds een bedrag van € 3000,- heeft terugbetaald aan de benadeelde partij.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 6350,-.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde strafbare feit is toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 6350,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer].
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 57, 197, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN EN VERGEZELD VAN GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
ALS VREEMDELING IN NEDERLAND VERBLIJVEN, TERWIJL HIJ WEET DAT HIJ OP GROND VAN EEN WETTELIJK VOORSCHRIFT TOT ONGEWENSTE VREEMDELING IS VERKLAARD;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
EEN GEVANGENISSTRAF VOOR DE DUUR VAN 30 MAANDEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op: 26 augustus 2007,
in voorlopige hechtenis gesteld op: 29 augustus 2007;
verklaart verbeurd het op de beslaglijst onder 13 genummerde voorwerp, te weten:
1 laptop computer, kleur grijs, merk Sony;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer], [adres] een bedrag van € 6350,-;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 6350,- ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 61 dagen;
bepaalt dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat voldoening van de gehele of gedeeltelijke betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen;
verklaart de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. Poustochkine, voorzitter,
Eisses en Pabbruwe, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Dekker, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 maart 2008.
mr. Pabbruwe is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.