ECLI:NL:RBSGR:2008:BC8214

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 maart 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09-900636-07
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. de Graaff
  • J. Jacobs
  • A. van Kooten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zware mishandeling van invalide buurman met blijvend letsel

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 27 maart 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn invalide benedenbuurman van zijn voormalige partner zwaar heeft mishandeld. De verdachte heeft het slachtoffer meerdere keren hard tegen het hoofd geslagen, wat resulteerde in een gescheurde oogbol en blijvend ernstig verlies van gezichtsvermogen in het rechter oog. Dit geweld heeft niet alleen geleid tot fysiek letsel, maar ook tot langdurige gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer, die door de mishandeling zodanig getraumatiseerd is dat hij niet langer zelfstandig kan wonen en is opgenomen in een verpleegtehuis.

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten, maar veroordeeld voor de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden, met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en elektronisch toezicht gedurende zes maanden, alsook een werkstraf van 176 uren, subsidiair 88 dagen hechtenis. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de verdachte zich bewust was van de kans op ernstig letsel bij het slachtoffer en dat hij op verschillende momenten had kunnen kiezen om niet tot geweld over te gaan.

De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij beoordeeld, waarbij de benadeelde partij niet-ontvankelijk is verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding voor immateriële schade en rechtsbijstandskosten, omdat deze niet van zo eenvoudige aard zijn dat zij zich lenen voor behandeling in deze strafzaak. De rechtbank heeft de vordering voor het overige afgewezen, omdat het bestaan van de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de gepleegde feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in hun overwegingen hebben meegenomen.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/900636-07
's-Gravenhage, 27 maart 2008
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [woonplaats] op [geboortedatum] 1974,
[adres]
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 19 december 2007 en 13 maart 2008.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr F.P. Holthuis, advocaat te 's Gravenhage, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie mr Willemse heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij gewijzigde dagvaarding primair ten laste gelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het hem bij gewijzigde dagvaarding subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarden
6 maanden elektronisch toezicht en reclasseringstoezicht, en tot 180 uur werkstraf subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de post 5 gouden ringen en tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij voor het overige.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vordering wijziging tenlastelegging, gemerkt A1.
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij gewijzigde dagvaarding primair is ten laste gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Bewijsoverweging ten aanzien van voorwaardelijk opzet.
De raadsman heeft betoogd dat verdachte niet het opzet, ook niet in voorwaardelijke zin had op het letsel dat het slachtoffer uiteindelijk heeft opgelopen en dat algemene ervaringsregels niet tot de gevolgtrekking kunnen leiden dat de wijze waarop door verdachte is geslagen moet leiden tot het uiteindelijk ontstane letsel.
De rechtbank overweegt het volgende:
Op de avond van 29 juli 2007 bevond verdachte zich in de woning van zijn ex-vrouw. Daar was ook een vriendin van zijn ex aanwezig. Toen op een gegeven moment het gesprek op het latere slachtoffer (de onderbuurman van zijn ex-vrouw) kwam was dat voor verdachte de druppel die de emmer deed overlopen en besloot hij naar de onderbuurman te gaan. De rechtbank neemt aan dat hij niet bepaald naar beneden ging om te vragen of hij last had van de muziek van zijn bovenbuurvrouw. In de reeks van handelingen die uiteindelijk tot het ontstane letsel zouden leiden is dit voor verdachte een eerste keuze/beslismoment geweest. Hij gaat naar beneden en belt aan. Als op zijn bellen niet wordt gereageerd, besluit hij niet weg te gaan, maar trapt hij de deur in. Hier ligt een tweede keuze/beslismoment voor verdachte. Als hij de deur heeft ingetrapt ziet hij het slachtoffer staan en begint onmiddellijk te slaan. Na het intrappen van de deur heeft verdachte zich niet afgevraagd waar hij mee bezig was, maar is hij doorgegaan.
Naar het oordeel van de rechtbank drie momenten waarop verdachte anders had kunnen kiezen en handelen dan hij van plan was.
Als hij het slachtoffer ziet begint verdachte onmiddellijk te slaan. Dat is wat verdachte vanaf het moment dat ‘de emmer overliep’ voor ogen heeft gestaan.
Verdachte slaat het slachtoffer een aantal keren op het hoofd. Slaan is zwak uitgedrukt; hij heeft met volle kracht en gebalde vuist een aantal keren uitgehaald, zodanig dat later bij hem een gekneusde hand wordt geconstateerd. Van belang is vast te stellen op welk deel van het lichaam verdachte heeft geslagen. Hij heeft het slachtoffer niet op het lichaam geslagen, maar hij heeft doelbewust op het hoofd geslagen, met name op de ogen. De kracht waarmee verdachte sloeg had, indien uitgeoefend op andere delen van het hoofd, tot fracturen moeten leiden, bijvoorbeeld een de kaak of de neus. Daarvan is niet gebleken; het letsel concentreert zich ronde het gebied van de ogen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd een kwetsbaar onderdeel van het menselijk lichaam is. Nu verdachte het slachtoffer heeft bejegend zoals hierboven beschreven heeft hij zich naar het oordeel van de rechtbank willens en wetens blootgesteld aan de meer dan aanmerkelijke kans dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel, het ontstane oogletsel, zou oplopen.
Al zouden er algemene ervaringsregels bestaan die zien op het onderhavige geval dan zijn zij voor de beoordeling van deze zaak niet relevant omdat geoordeeld dient te worden op de feiten zoals die uit dit dossier naar voren komen waarbij, voor wat het ontstane letsel betreft, de medische verklaringen terzake meer dan afdoende zijn.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank wettig bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het op de gewijzigde dagvaarding subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de tenlastelegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft de invalide benedenbuurman van zijn voormalige partner een aantal keren zeer hard tegen het hoofd geslagen met als gevolg een gescheurde oogbol en blijvend ernstig verlies van gezichtsvermogen in het rechter oog.
Zulk ernstig geweld bezorgt slachtoffers gedurende lange tijd gevoelens van angst en onveiligheid. Daarnaast is het slachtoffer door deze mishandeling zodanig getraumatiseerd dat hij niet langer zelfstandig kan wonen en is opgenomen in een verpleegtehuis.
De rechtbank heeft kennis genomen van het voorlichtingsrapport van Palier, forensische & intensieve zorg, d.d. 6 december 2007. De rechtbank zal het advies verdachte verplicht reclasseringstoezicht op te leggen, ook als dat behandeling met betrekking tot verdachtes alcoholverslaving inhoudt, volgen, nu verdachte ter terechtzitting heeft aangegeven hieraan te willen meewerken.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het adviesrapport met betrekking tot elektronisch toezicht, van de Reclassering Nederland, regio Den Haag, d.d. 6 februari 2008.
De rechtbank is van oordeel dat het van groot belang is dat verdachte zijn baan behoudt en zij zal het voorstel tot strafrechtelijke afdoening door middel van elektronisch toezicht daarom volgen.
Voorts zal de rechtbank, teneinde de ernst van de door verdachte gepleegde zware mishandeling te benadrukken, een werkstraf opleggen.
De vordering van de benadeelde partij.
[benadeelde partij A.], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 30.000,-- immateriële schade, groot € 2.000,-- voor vermissing van 5 gouden ringen, alsmede de kosten van 20 uren rechtsbijstand.
De rechtbank zal, voor zover de vordering betrekking heeft op de posten immateriële schade en de kosten van rechtsbijstand, de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien dit deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij voor het overige afwijzen, aangezien het bestaan van de gestelde schade en de relatie tot het onderhavige strafbare feit onvoldoende is onderbouwd en het naar het oordeel van de rechtbank hoogst onwaarschijnlijk is dat de benadeelde partij in een later stadium nog stukken ter onderbouwing zal kunnen verschaffen.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij gewijzigde dagvaarding primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij gewijzigde dagvaarding subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Zware mishandeling;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
bepaalt dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting Reclassering Nederland, regio Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht ook als dat inhoudt (ambulante) behandeling met betrekking tot alcoholverslaving;
- dat de veroordeelde zich gedurende 6 maanden zal stellen onder elektronisch toezicht, met inachtneming van hetgeen in het rapport van de Reclassering Nederland d.d. 6 februari 2008 daaromtrent is geadviseerd;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
veroordeelt verdachte te dier zake voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 180 uren;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag, zodat 176 uren resteren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 88 dagen;
in verzekering gesteld op: 30 juli 2007,
in voorlopige hechtenis gesteld op: 1 augustus 2007,
welke voorlopige hechtenis werd opgeschort met ingang van: 1 augustus 2007;
heft op het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
bepaalt dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding voor zover de vordering betrekking heeft op de posten immateriële schade en de kosten voor rechtsbijstand en dat hij dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door
mrs De Graaff, voorzitter,
Jacobs en Van Kooten, rechters,
in tegenwoordigheid van Van Bezooijen, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 maart 2008