ECLI:NL:RBSGR:2008:BC8950
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- H. Benek
- A.B.M. Hent
- D.J. de Lange
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van vreemdelingenbewaring en uitzettingshandelingen
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 2 april 2008 uitspraak gedaan in het kader van een beroep tegen de maatregel van vreemdelingenbewaring van eiser, die op 6 februari 2008 in bewaring was gesteld. Eiser, een Soedanese nationaliteit, verbleef in een penitentiaire inrichting en stelde dat de handelingen van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) niet als relevante uitzettingshandelingen konden worden aangemerkt. De rechtbank overwoog dat het beroep zich richtte tegen de maatregel van vreemdelingenbewaring en niet tegen de uitzetting zelf. De beoordeling van de rechtmatigheid van de uitzettingshandelingen viel buiten het kader van deze procedure. De rechtbank benadrukte dat de wet voorschrijft dat de maatregel van vreemdelingenbewaring alleen kan worden toegepast met het oog op uitzetting, en dat de rechter moet beoordelen of er zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn.
De rechtbank concludeerde dat de DT&V voldoende voortvarend aan de uitzetting werkte, ongeacht de vraag of de handelingen bevoegdelijk waren verricht. De rechtbank volgde de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die stelt dat alle handelingen die gericht zijn op de feitelijke verwijdering van de vreemdeling uit Nederland als relevante uitzettingshandelingen moeten worden aangemerkt. Eiser had geen rechtmatig verblijf, beschikte niet over een identiteitsdocument, en had zich niet gehouden aan zijn vertrektermijn, wat voldoende grond vormde voor de rechtbank om te oordelen dat de maatregel van vreemdelingenbewaring rechtmatig was.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af, aangezien er geen aanleiding was om de bewaring op te heffen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken op 2 april 2008.