ECLI:NL:RBSGR:2008:BD0238

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
15 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/12144
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Gorter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vreemdelingenbewaring en redelijk vermoeden van illegaal verblijf in publieke ruimte

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 15 april 2008 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van eiser, die van Soedanese en Nigeriaanse nationaliteit is. De Staatssecretaris van Justitie had op 6 april 2008 de maatregel van bewaring opgelegd met het oog op uitzetting, waarbij eiser op 7 april 2008 beroep instelde. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 14 april 2008, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht.

De rechtbank oordeelt dat er voldoende grond is voor het redelijk vermoeden van illegaal verblijf van eiser, gebaseerd op eerdere controles in het café Check Point in Amsterdam, waar bij eerdere gelegenheden illegale vreemdelingen zijn aangetroffen. De rechtbank wijst erop dat de Vreemdelingenwet geen termijn stelt aan de geldigheidsduur van informatie die gebruikt wordt om een redelijk vermoeden te onderbouwen. Eiser's argument dat de informatie niet meer actueel is, wordt verworpen, evenals zijn stelling dat er zwaardere eisen aan het vermoeden gesteld moeten worden omdat het om een publieke ruimte gaat.

De rechtbank concludeert dat de procedure rondom de inbewaringstelling en de uitvoering daarvan in overeenstemming zijn met de wettelijke vereisten. Eiser's verzoek om opheffing van de maatregel van bewaring en schadevergoeding wordt afgewezen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af, zonder dat er aanleiding is om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittinghoudende te Utrecht
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08/12144 VRONTN
uitspraak op het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw) van de enkelvoudige kamer d.d. 15 april 2008
inzake
[eiser], alias [alias 1], geboren op [geboortedatum] 1978, van gestelde Soedanese nationaliteit,
alias [alias 2], geboren op [geboortedatum] 1973, van Nigeriaanse nationaliteit,
eiser, verblijvende in het Detentieplatvorm te Zaandam,
gemachtigde: mr. M.R. Roethof, advocaat te Arnhem,
tegen een besluit van
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder.
gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum, werkzaam bij de onder verweerder ressorterende Immigratie- en Naturalisatiedienst te Den Haag.
Inleiding
1.1 Verweerder heeft op 6 april 2008 aan eiser met het oog op de uitzetting de maatregel van bewaring ex artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vw opgelegd.
1.2 Eiser heeft hiertegen op 7 april 2008 beroep ingesteld bij deze rechtbank. Ingevolge artikel 94, eerste lid, Vw strekt dit beroep tevens tot toekenning van schadevergoeding.
1.3 Het geding is behandeld ter zitting van 14 april 2008. Eiser en verweerder hebben ter zitting bij monde van hun gemachtigden hun standpunten toegelicht.
Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 94, vierde lid, Vw verklaart de rechtbank het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan, indien zij van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is.
2.2 Eiser heeft de rechtbank verzocht de opheffing van de maatregel van bewaring te bevelen en schadevergoeding toe te kennen. Eiser heeft, samengevat weergegeven, aangevoerd dat zijn staandehouding onrechtmatig is, omdat er geen sprake was van een redelijk vermoeden van illegaal verblijf. In dat verband heeft eiser aangevoerd dat 23 van 25 vreemdelingen ruim twee jaar geleden zijn staandegehouden en dat de laatste controle, waarbij vreemdelingen zijn staandegehouden, een jaar geleden heeft plaatsgevonden. Verder heeft eiser aangevoerd dat niet is aangegeven hoe vaak er controles hebben plaatsgevonden zonder dat er illegale vreemdelingen zijn aangetroffen. Onder verwijzing naar de uitspraak van 3 juli 2007 van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Amsterdam, (AWB 07/24986) stelt eiser zich op het standpunt dat, nu café Check Point een voor publiek voor toegankelijke plek is, zwaardere eisen aan de feitelijke grondslag van het redelijk vermoeden van illegaal verblijf moeten worden gesteld. Eiser stelt zich op het standpunt dat de maatregel van bewaring bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten. Voorts heeft eiser aangevoerd dat uit de stukken niet kan worden opgemaakt dat hij gebruik heeft gemaakt van een alias. Ten slotte heeft eiser aangevoerd dat er onvoldoende zicht op uitzetting is, aangezien het verweerder recentelijk niet is gelukt hem te verwijderen.
2.3 Verweerder heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep en tot afwijzing van het verzoek om schadevergoeding. Verweerder heeft onder meer aangegeven dat eiser sinds 11 april 2008 in het detentieplatform te Zaandam verblijft.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.4 Niet gebleken is dat de procedure leidend tot de inbewaringstelling en de wijze van tenuitvoerlegging van de bewaring niet in overeenstemming zijn met de wettelijke vereisten.
Met betrekking tot de stelling van eiser dat de staandehouding en daarmee de daaropvolgende inbewaringstelling onrechtmatig zijn, omdat er geen sprake was van een naar objectieve maatstaven gemeten redelijk vermoeden van illegaal verblijf overweegt de rechtbank het volgende.
2.5 Ingevolge artikel 50, eerste lid, van de Vw, voor zover thans van belang, zijn de ambtenaren, belast met het toezicht op vreemdelingen, bevoegd op grond van feiten en omstandigheden die, naar objectieve maatstaven gemeten, een redelijk vermoeden van illegaal verblijf opleveren, personen staande te houden ter vaststelling van hun identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie.
2.6 Volgens paragraaf A3/3.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hierna: Vc), voor zover thans van belang, mag een objectief redelijk vermoeden van illegaal verblijf mede op basis van ervarings- of omgevingsgegevens aangenomen worden, als er bijvoorbeeld sprake is van:
- een controle in een bedrijf waarbij bij een eerdere controle illegale personen zijn aangetroffen;
- een gelegenheid of plaats, waar zich veel vreemdelingen plegen op te houden, en waarvan vermoed wordt of bekend is dat er zich regelmatig illegale vreemdelingen bevinden.
2.7 Verweerder heeft, ter staving van het redelijk vermoeden op basis waarvan hij is overgegaan tot een actie als bedoeld in artikel 53 van de Vw, verwezen naar het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 5 april 2008, gecorrigeerd bij het nadere proces-verbaal van bevindingen van 6 april 2008 (gedingstuk 3), beide van de hand van inspecteur van politie [verbalisant], werkzaam bij de regiopolitie Amsterdam-Amstelland. Uit genoemde processen-verbaal blijkt onder meer dat er in de periode van 27 mei 2005 tot 15 mei 2007 met tussenpozen van telkens enige maanden, zes keer controles in het kader van de Vw zijn uitgevoerd in perceel Kraaiennest 14 te Amsterdam, alwaar is gevestigd het café-restaurant (hierna: café) Check Point te Amsterdam, bij welke gelegenheden steeds twee of meer illegale vreemdelingen zijn aangetroffen. Voorts is in de laatste alinea van het proces-verbaal van bevindingen van 5 april 2008 het volgende gerelateerd: “dat het perceel Kraaiennest 14 te Amsterdam, een gelegenheid is waar zich veel vreemdelingen plegen op te houden en waarvan vermoed wordt en bekend is dat er zich regelmatig illegale vreemdelingen bevinden en uit informatie van de buurtregisseur de inspecteur [buurtregisseur] dat de situatie sinds de controle in mei 2007 niet veranderd is (…).”
2.8 Op basis van deze gegevens, tezamen en in onderling verband bezien, is de rechtbank van oordeel dat genoegzaam sprake was van een redelijk vermoeden van illegaal verblijf ten aanzien van alle in voormeld café verblijvende bezoekers. Met name in het licht van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) van 13 februari 2004, gepubliceerd in JV 2004, 143, overweegt de rechtbank in dit verband nog dat, zoals hierboven reeds is overwogen en ook door verweerder is gesteld, bij de eerdere controles die zich uitstrekken over een langere periode steeds illegale vreemdelingen zijn aangetroffen, terwijl de Vw noch het beleid op zichzelf een termijn stellen aan de geldigheidsduur van informatie als de onderhavige. Gelet hierop kan eiser niet worden gevolgd in zijn stelling dat de informatie niet meer actueel is. Dat zwaardere eisen zouden moeten worden gesteld aan het redelijk vermoeden van illegaal verblijf nu sprake is van een publieke ruimte althans een café volgt de rechtbank niet, gelet op de uitspraak van 30 juli 2007 van de AbRS, gepubliceerd in onder meer JV 2007, 393.
2.9 Eisers stelling dat verweerder geen informatie heeft verstrekt over mogelijke controles, na mei 2007 dan wel eerder, die niet tot vreemdelingrechtelijke staandehouding van illegaal hier te lande verblijvende vreemdelingen hebben geleid kan naar het oordeel van de rechtbank aan het vorenoverwogene niet afdoen.
2.10 Met betrekking tot de stelling van eiser dat uit de stukken niet het aliasgebruik blijkt overweegt de rechtbank het door eiser gebruik maken van aliassen voldoende grondslag vindt in de stukken. De rechtbank verwijst in dit verband naar onder meer de uitspraak van 8 november 2007 van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Amsterdam (AWB 07/41325). Gelet hierop is de rechtbank dan ook van oordeel dat verweerder terecht deze grond aan de bewaring ten grondslag heeft kunnen leggen.
2.11 Voorts overweegt de rechtbank, onder verwijzing naar evengenoemde uitspraak van 8 november 2007, dat een eerdere maatregel van bewaring met ingang van 1 november 2007 is opgeheven op de grond dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gewerkt aan de uitzetting van eiser. Verder blijkt uit de stukken dat eiser op 6 april 2008 en 10 april 2008 is gehoord. Gelet hierop kan geen van eisers stellingen doel treffen.
2.12 Gelet op het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat de toepassing noch tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring ten aanzien van eiser in strijd is met de Vw. Evenmin is gebleken dat bij afweging van alle daarbij betrokken belangen de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten.
2.13 Het beroep dient derhalve ongegrond verklaard te worden. De opheffing van de maatregel van bewaring wordt niet bevolen. Gelet hierop bestaat evenmin grond voor het toekennen van schadevergoeding, zodat het verzoek daartoe wordt afgewezen.
2.14 Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond;
wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Gorter en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2008.
De griffier: mr. M.R. Groenewoud
De rechter: mr. H. Gorter
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Ingevolge artikel 95 van de Vw staat tegen deze uitspraak binnen een week na de dag van bekendmaking hiervan voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 16113, 2500 BC Den Haag. Het beroepschrift dient één of meer grieven tegen deze uitspraak te bevatten.
Let wel: Ook als u in deze uitspraak (gedeeltelijk) in het gelijk bent gesteld, kan het van belang zijn hoger beroep in te stellen voor zover de rechtbank gronden uitdrukkelijk en zonder voorbehoud heeft verworpen en u daar niet in wilt berusten.