ECLI:NL:RBSGR:2008:BD2037

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
29 februari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/535663-07
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Hoek
  • A. Honée
  • J. Kuipéri
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhouding tussen een volwassene en een minderjarige: seksuele handelingen en strafrechtelijke gevolgen

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 29 februari 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die een relatie had met een minderjarig meisje. De verdachte, die op het moment van de feiten 39 en 40 jaar oud was, had gedurende meer dan een jaar een relatie met een 15-jarig meisje, waarbij vergaande seksuele handelingen plaatsvonden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was op basis van artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht, dat bedoeld is om jeugdigen tussen de twaalf en zestien jaar te beschermen tegen dergelijke handelingen. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat het slachtoffer, ondanks haar verklaring dat zij was misbruikt, niet verder wilde verklaren en dat de rechtbank daardoor niet kon vaststellen in hoeverre zij schade had ondervonden.

De rechtbank weegt zwaar dat de verdachte zich bewust was van de risico's van zijn handelen, gezien zijn leeftijd. De rechtbank heeft ook gekeken naar het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister, waaruit bleek dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking was geweest. De reclassering had echter een hoog recidiverisico ingeschat, mede door de aard van de seksuele handelingen. De verdachte ondergaat sinds december 2007 een behandeling bij De Waag en heeft aangegeven dat hij deze als nuttig ervaart. Tijdens de zitting toonde de verdachte spijt voor zijn daden.

De rechtbank besloot tot het opleggen van een taakstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht en deelname aan behandelingen. De rechtbank motiveerde haar beslissing door de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij niet eerder met justitie in aanraking was geweest. De rechtbank verklaarde het bewezenverklaarde feit strafbaar en sprak de verdachte vrij van andere telastgelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/535663-07
's-Gravenhage, 29 februari 2008
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 15 februari 2008.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. H.F. van Kregten, advocaat te Waddinxveen, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. Berton heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding telastgelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht en een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de Stichting Reclassering Nederland, ook indien dit inhoudt een behandeling bij De Waag.
De telastlegging.
Aan de verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan is de rechtbank tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat de verdachte het op de dagvaarding telastgelegde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad - de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in de periode van 1 december 2004 tot en met 7 november 2005 een relatie gehad met [A]. In die periode was [A] 15 jaren oud en verdachte was 39 en 40 jaren oud. De relatie tussen verdachte en het slachtoffer ging gepaard met vergaande seksuele handelingen, onder meer vaginale, orale en anale penetratie. Tevens hebben verdachte en het slachtoffer geëxperimenteerd met vastbinden, plasseks, kaarsvet en vibrators. Artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht beoogt jeugdigen tussen de twaalf en zestien jaren tegen het ondergaan van dergelijke ernstige seksuele handelingen te beschermen.
Het is een feit van algemene bekendheid dat personen tengevolge van dergelijke vergaande, seksuele handelingen op latere leeftijd schade kunnen ondervinden. Het slachtoffer heeft bij de politie verklaard dat zij is misbruikt door verdachte maar heeft verder geen verklaring meer willen afleggen bij de politie. Zij kan zich klaarblijkelijk niet verenigen met de vervolging van verdachte. De rechtbank kan derhalve niet vaststellen in hoeverre het slachtoffer schade heeft ondervonden of mogelijk nog zal ondervinden tengevolge van de ontuchtige handelingen van verdachte. Niettemin rekent de rechtbank het verdachte ernstig aan dat hij met een zo jeugdig meisje een intieme en vergaande seksuele relatie is aangegaan en gedurende een langere periode heeft onderhouden, en zich daarbij niet heeft laten weerhouden door de risico's die daaraan voor het slachtoffer waren verbonden en waarvan verdachte zich, gelet op zijn leeftijd, bewust moet zijn geweest.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister, d.d. 29 januari 2008, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie of justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank heeft tevens acht geslagen op de Pro Justitia rapportage d.d. 5 februari 2008 en het reclasseringsrapport d.d. 9 november 2007, waaruit naar voren komt dat de reclassering het risico op recidive hoog inschat, mede op basis van de grove seksuele handelingen. De reclassering adviseert om aan verdachte reclasseringscontact en een behandeling bij De Waag op te leggen om de kans op recidive te verkleinen.
De verdachte heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting aangegeven dat hij sinds half december 2007 een behandeling bij De Waag ondergaat en dat hij dit als nuttig ervaart. Uit het afloopbericht toezicht van de reclassering, d.d. 14 februari 2008 komt naar voren dat verdachte zich tijdens de behandeling bij De Waag voldoende inzet en zich heeft gehouden aan de afspraken met de reclassering.
Verdachte heeft ter terechtzitting meerdere malen verklaard dat hij veel spijt heeft, ook jegens het slachtoffer. Tevens heeft verdachte verklaard dat hij inmiddels niet meer werkzaam is als [beroep]. Voorts heeft verdachte verklaard dat de publiciteit die met betrekking tot deze zaak is ontstaan, erg belastend voor hem is.
De rechtbank zal een taakstraf opleggen. Hierbij heeft zij de ernst van het bewezen feit in aanmerking genomen maar ook het vrijwillige karakter van de relatie, de nadelen die verdachte inmiddels al heeft ondervonden in sociaal opzicht en het feit dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.
Daarnaast zal de rechtbank tevens een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen om verdachte ervan te weerhouden opnieuw de grenzen te overschrijden. De rechtbank zal hierbij als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dit inhoud een behandeling bij De Waag, opleggen om de verdachte inzicht te doen krijgen in zijn eigen handelen.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat na te melden straffen passend en geboden zijn.
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van 120 (HONDERDTWINTIG) UREN;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag, zodat 116 (HONDERDZESTIEN) uren resteren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van 58 (ACHTENVIJFTIG) DAGEN;
in verzekering gesteld op: 12 september 2007,
in voorlopige hechtenis gesteld op: 14 september 2007,
welke voorlopige hechtenis werd opgeschort met ingang van: 14 september 2007,
veroordeelt verdachte te dier zake voorts tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 3 (DRIE) MAANDEN;
bepaalt, dat die straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de hierna te noemen bijzondere voorwaarde;
dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de stichting reclassering Nederland, ressort Den Haag, zolang die instelling zulks nodig acht, ook indien dit inhoud deelname aan behandelingen bij De Waag;
geeft hierbij opdracht aan de bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
heft op het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. Hoek, voorzitter,
Honée en Kuipéri, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Van Rhijn, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 februari 2008.