ECLI:NL:RBSGR:2008:BD4773
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vreemdelingenbewaring van een Chinese vreemdeling zonder identiteitsdocumenten
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 5 juni 2008 uitspraak gedaan in het beroep van een Chinese vreemdeling die in bewaring was gesteld na een afwijzend besluit in zijn asielprocedure. De vreemdeling, die documentloos was, stelde dat er geen zicht op uitzetting bestond binnen een redelijke termijn, aangezien in 2007 geen ongedocumenteerde Chinese vreemdeling was uitgezet. De rechtbank overwoog dat het aan de vreemdeling zelf is om mee te werken aan zijn uitzetting door documenten te verkrijgen en informatie te verschaffen over zijn identiteit en herkomst. De rechtbank benadrukte dat het ondenkbaar is dat iemand niets relevants kan vertellen over zijn leven voordat hij naar Nederland kwam.
De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling onvoldoende had aangetoond dat er geen zicht op uitzetting was. De rechtbank wees erop dat de verantwoordelijkheid voor het verkrijgen van documenten en het verstrekken van informatie bij de vreemdeling ligt. De rechtbank concludeerde dat verweerder voldoende voortvarend aan de uitzetting werkte en dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was. Het beroep van de vreemdeling werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.
De uitspraak benadrukt de eigen verantwoordelijkheid van vreemdelingen in het proces van uitzetting en de noodzaak om samen te werken met de autoriteiten om hun identiteit vast te stellen. De rechtbank stelde vast dat de procedure tot het besluit tot oplegging van de maatregel van bewaring in overeenstemming was met de wettelijke vereisten, en dat de bewaring op de juiste grondslag berustte.