ECLI:NL:RBSGR:2008:BD4871
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.C. Punt
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van het vaderschap en verkrijging van de Nederlandse nationaliteit
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 10 juni 2008 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een vader die de gerechtelijke vaststelling van zijn vaderschap van zijn minderjarige kind wilde aanvragen. Het verzoek werd ingediend op 13 juli 2007, met als doel vast te stellen dat hij de verwekker is van het kind en dat het kind de Nederlandse nationaliteit bezit. De Staat der Nederlanden heeft in een brief van 17 april 2008 zijn standpunt kenbaar gemaakt, waarin werd gesteld dat indien de rechtbank het vaderschap zou vaststellen, het kind mogelijk de Nederlandse nationaliteit zou verkrijgen door postnatale erkenning in combinatie met gerechtelijk bewijs van verwekkerschap.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het kind, geboren op [datum] 2003 in Frankrijk, erkend is door de verzoeker op 18 augustus 2003. De rechtbank heeft ook een DNA-analyserapport van Sanquin Diagnostiek in overweging genomen, waaruit blijkt dat de verzoeker met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de biologische vader is van het kind. Op basis van artikel 4, lid 1, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) kan het kind de Nederlandse nationaliteit verkrijgen indien het vaderschap gerechtelijk wordt vastgesteld.
De rechtbank concludeert dat de verzoeker zijn biologisch vaderschap voldoende heeft aangetoond en dat er sprake is van een postnatale erkenning in combinatie met gerechtelijk bewijs van verwekkerschap. Dit betekent dat het kind, drie maanden na de uitspraak, het Nederlanderschap verkrijgt. Echter, het verzoek tot gerechtelijke vaststelling van het vaderschap wordt afgewezen, omdat dit verzoek niet op de wet is gegrond. De rechtbank verklaart de verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot vaststelling van het vaderschap, aangezien dit verzoek door de moeder of het kind zelf gedaan dient te worden, tenzij het kind zestien jaar of ouder is.
De beschikking eindigt met de vaststelling dat het kind op de eerste dag na een periode van drie maanden, te rekenen vanaf de uitspraak, in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit, en wijst het meer of anders verzochte af.