RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Sector bestuursrecht
Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juni 2008
[eiser],
naar zijn zeggen geboren op [geboortedatum] 1988,
nationaliteit Kongolese,
verblijvende te Tilburg,
eiser,
gemachtigde mr. Y.E. Verkouter,
de staatssecretaris van Justitie,
te Den Haag,
verweerder,
gemachtigde J.A.M. Groot.
Bij besluit van 8 augustus 2003 heeft verweerder ambtshalve besloten dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14, eerste lid, aanhef en onder e, van de Vreemdelingenwet 2000 juncto artikel 3.6, eerste lid, onder b, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) onder de beperking “verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling”.
Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar is door verweerder bij besluit van 14 juni 2006 gegrond verklaard en eiser is een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking “verblijf als alleenstaande minderjarige vreemdeling” verleend met ingang van 28 oktober 2002, geldig tot 28 oktober 2003 onder gelijktijdige verlenging tot 1 juli 2004.
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld, omdat hij meent dat de verblijfsvergunning had moeten worden verleend tot 1 juli 2006.
Bij uitspraak van 4 juni 2007 heeft deze rechtbank, nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch, het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd (AWB 06/34214).
Bij besluit van 26 november 2007 heeft verweerder het bezwaar van eiser wederom gegrond verklaard, met dien verstande dat bedoelde verblijfsvergunning andermaal is verleend met ingang van 28 oktober 2002, geldig tot 1 juli 2004.
Eiser heeft op 19 december 2007 tegen laatstgenoemd besluit beroep ingesteld.
Tevens heeft eiser de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen die er (thans) toe strekt dat uitzetting van eiser achterwege wordt gelaten totdat uitspraak zal zijn gedaan op het beroep.
De zaak is behandeld op de zitting van 16 mei 2008, waar eiser is verschenen in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
1. Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerder de leeftijd van eiser ten tijde van het indienen van de asielaanvraag op basis van het leeftijdsonderzoek en de daaruit door onderzoeker drs. H. Th. Van der Pas getrokken conclusies op goede gronden op zestien jaar of ouder heeft bepaald en eiser de geboortedatum [toegekende geboortedatum] 1986 heeft toegekend. Op grond daarvan heeft verweerder de verleende verblijfsvergunning verlengd tot 1 juli 2004, de datum waarop eiser ingevolge de toegekende leeftijd achttien jaar is geworden, in plaats van 7 juli 2006, zijnde de datum waarop eiser ingevolge zijn opgegeven geboortedatum die leeftijd zou hebben bereikt. Zou eisers leeftijd juist zijn, dan zou hij ingevolge artikel 3.51, eerste lid, aanhef en onder c, of ingevolge artikel 3.52 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: Vb 2000) aanspraak kunnen maken op een verblijfsvergunning onder de beperking “voortgezet verblijf”, waarvoor hij inmiddels een aparte aanvraag heeft ingediend.
2. Eiser heeft steeds de conclusies van het leeftijdsonderzoek gemotiveerd bestreden en de deskundigheid van de onderzoeker betwist. Bij uitspraak van deze rechtbank, nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 4 juni 2007 (AWB 06/34214) is het beroep van eiser gegrond verklaard en is het besluit van 14 juni 2006, waarbij eiser met terugwerkende kracht tot 1 juli 2004 een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking “verblijf als alleenstaande minderjarige asielzoeker” is verleend, vernietigd. Daartoe is – kort gezegd – in voormelde uitspraak overwogen dat eiser in zijn processuele belangen is geschaad doordat verweerder eerst in het verweerschrift inhoudelijk is ingegaan op de bezwaren van eiser door onder meer te verwijzen naar een rapport van de Commissie Leeftijdsonderzoek van 31 januari 2006 met bijlagen, dat bij het verweerschrift was gevoegd. Daarbij is door de rechtbank overwogen dat uit de schematische weergave in bijlage 6 van dit rapport blijkt, dat bij een uitgerijpte radius (uitgerijpt hand/polsgebied) en een onuitgerijpt sleutelbeen – de situatie die zich ten aanzien van eiser voordoet – de kalenderleeftijd wordt beschouwd te zijn > 15 jaar - < 18 jaar, waardoor niet aanstonds aannemelijk is dat dit rapport een voldoende onderbouwing biedt voor de aanname van verweerder dat de leeftijd van eiser tenminste zestien jaar oud was ten tijde van het indienen van zijn asielaanvraag.
3. Verweerder heeft vervolgens aan drs. Van der Pas gevraagd om te reageren op de uitspraak van 4 juni 2007. Bij faxbericht van 30 oktober 2007 heeft deze verweerder onder meer laten weten dat hij wel een stuk kent met de titel “Resultaat Röntgenonderzoek mannen”, maar niet bekend is met de formule “> 15 jaar - 18 jaar”. Het door hem gekende stuk is onderdeel van bijlage IV van het Eindrapport van de Staatscommissie Leeftijdsonderzoek. Volgens Van der Pas getuigt de formule “> 15 jaar – 18 jaar” ofwel van een onjuiste opvatting ofwel van een betreurenswaardige verschrijving. Hij aanvaardt deze formule niet en stelt deze nimmer geaccordeerd te hebben. Hij kan zich – gezien zijn communicatie met de Staatscommissie – niet voorstellen dat de Staatscommissie Leeftijdsonderzoek serieus meent dat bij mannen met een uitgerijpt hand/pols-gebied een leeftijd van vijftien of hoger past. Bij jonge mannen met een uitgerijpt hand/polsgebied is in de communicatie altijd sprake geweest van een leeftijd van zestien jaar of hoger.
4. Verweerder heeft op 26 november 2007 een nieuw besluit genomen, dat thans ter beoordeling voorligt. Hierin heeft verweerder de reactie van Van der Pas samengevat weergegeven en erkend dat in de bijlage bij het Leeftijdsprotocol genaamd “Resultaat Röntgenonderzoek mannen”, welke is overgenomen als bijlage 6 van het rapport van de Commissie Leeftijdsonderzoek van 31 januari 2006, een kennelijke en betreurenswaardige verschrijving is gekomen. Daar waar de formule “> 15 jaar – 18 jaar” staat, behoort “> 16 jaar – 18 jaar” te staan. Verweerder wijst voorts op het feit dat de uitleg van Van der Pas ook is opgenomen op pagina 10 van het rapport van de Commissie Leeftijdsonderzoek. Verweerder handhaaft derhalve de conclusie dat de leeftijd van eiser op het moment van het leeftijdsonderzoek boven de zestien jaar lag en eiser aldus een te lage leeftijdsopgave heeft gedaan. In de visie van verweerder bestaat er dan ook geen aanleiding om de aan eiser verleende verblijfsvergunning te verlengen tot 7 juli 2006.
5. In beroep heeft eiser aangevoerd dat het rapport van de Commissie Leeftijdsonderzoek niet kan dienen voor het standpunt van verweerder dat eiser bij zijn aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd zestien jaar of ouder was. Volgens eiser blijkt immers uit dit rapport dat de leeftijd bij een uitgerijpt hand/polsgebied zou variëren tussen de vijftien en achttien jaar. Eiser begrijpt verder niet wat de mening van Van der Pas ertoe doet, omdat deze geen deskundige is en het rapport niet (mede) heeft opgesteld. Volgens eiser had verweerder, indien hij zou menen dat er sprake is van fouten in het rapport, zich moeten wenden tot de opstellers ervan.
6. De rechtbank is met eiser van mening dat voormeld rapport, dat ten grondslag ligt aan het bestreden besluit, niet kan dienen als onderbouwing van verweerders standpunt dat eiser ten tijde van zijn asielaanvraag zestien jaar of ouder was. Onbetwist is dat in de bijlag 6 bij het rapport in de schematische weergave “Resultaat Röntgenonderzoek mannen” staat, dat bij een onuitgerijpte radius en onuitgerijpt sleutelbeen de kalenderleeftijd wordt beschouwd te zijn <15 jaar en dat in de situatie van een uitgerijpte radius en een onuitgerijpt sleutelbeen de kalenderleeftijd wordt beschouwd te zijn > 15 jaar - < 18 jaar. Dat zulks berust op een verschrijving, komt de rechtbank niet aannemelijk voor, nu ook uit andere passages in het rapport naar voren komt dat in de situatie van een uitgerijpte radius en een onuitgerijpt sleutelbeen dient te worden uitgegaan van de formule > 15 jaar - < 18 jaar.
7. Zo valt op pagina 9 van het rapport het volgende te lezen:
“In Nederland is, vergeleken met de andere Europese landen, de AMV-selectie aanzienlijk ‘soepeler’ omdat: ”
- de AMV-verblijfsvergunning in veel gevallen wordt verleend en men dan vaak ook een permanente verblijfsvergunning wordt verleend, indien de persoon beschouwd wordt jonger te zijn dan 15 kalenderjaren. Het fysieke uitsluitingscriterium hiervoor is het hebben van een uitgerijpte radius. De grafiek laat zien dat het risico van onterechte uitsluiting nihil is, immers ca. 95% van de meisjes en alle jongens bereiken dit uitsluitingscriterium pas ná het vijftiende kalenderjaar. Zeer waarschijnlijk geldt dit niet alleen voor 95% van de meisjes, maar voor álle meisjes, omdat hun rijping vertraagd zal zijn door de socio-economische situatie in hun land van herkomst..
- (…)”.
8. Voorts staat op pagina 10 van het rapport onder het kopje “Vervolgonderzoek”:
“Het bovengenoemde ongewenst bijeffect kan (deels) bestreden worden door het instellen van een sleutelbeenvervolgonderzoek bij allen met een uitgerijpte hand-pols, maar met een nog niet uitgerijpt mediaal sleutelbeenuiteinde. Dit onderzoek zou na een én na twee jaar na de oorspronkelijke röntgenopname van de hand-pols moeten plaatsvinden, immers:
- als men personen met een niet uitgerijpte radius (röntgenopname hand-pols) als jonger dan 15 kalenderjaren beschouwt, dan moet men de ‘restgroep’ als 15 kalenderjaren of ouder beschouwen”.
- (…)”.
9. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het rapport van de Commissie Leeftijdsonderzoek dat daarin wordt uitgegaan van een systeem van fysieke uitsluitingscategorieën, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen een mogelijke werkelijke leeftijd en een toe te kennen juridische leeftijd. Met toepassing daarvan wordt in de situatie waarin het sleutelbeenuiteinde nog niet is uitgerijpt, maar het hand/pols-gebied wel, een juridische leeftijd van vijftien jaar toegekend, tenzij later uit een sleutelbeen¬vervolgonderzoek naar voren komt dat van een hogere leeftijd dient te worden uitgegaan. Gelet op de genoemde passages in het rapport en de uitspraak van 4 juni 2007 had het op de weg van verweerder gelegen om, zo er nog twijfels waren over de conclusies uit het rapport, zich daarover te verstaan met de Commissie Leeftijdsonderzoek. Verweerder heeft zulks echter nagelaten, waardoor eventuele onduidelijkheden niet zijn weggenomen. Het commentaar van de door verweerder geraadpleegde Van der Pas doen daaraan niet af nu Van der Pas geen lid is van de Commissie Leeftijdsonderzoek, terwijl zijn stelling dat sprake zou zijn van kennelijke verschrijvingen in het rapport ook overigens weinig overtuigend is. Voorts heeft verweerder in het verleden nagelaten een sleutelbeenvervolgonderzoek te laten verrichten, zodat ook in dat opzicht geen onderbouwing voor verweerders standpunt is geleverd.
10. Gelet op het voorgaande moet het op grond van de conclusie uit het rapport van de Commissie Leeftijdsonderzoek ervoor worden gehouden dat eiser op basis van de röntgenologische bevindingen op datum aanvraag > 15 jaar -< 18 jaar oud was. Het bestreden besluit komt daarom voor vernietiging in aanmerking wegens onjuiste toepassing van artikel 3.56 van het Vb 2000. De rechtbank tekent hier wel bij aan dat voormeld rapport niet kan dienen voor de stelling van eiser dat hij is geboren op 7 juli 1988 en ten tijde van zijn aanvraag om toelating op 28 oktober 2002 < 15 jaar oud zou zijn. Verweerder zal met in achtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen een nieuw besluit dienen te nemen en eiser een andere geboortedatum moeten toekennen.
11. Het beroep is gegrond.
12. Ter voorlichting van partijen wijst de rechtbank erop dat in deze uitspraak het beroep gegrond zal worden verklaard, met als gevolg dat het bestreden besluit (deels) zal worden vernietigd. Niettemin heeft de rechtbank bepaalde gronden van het beroep, zoals blijkt uit rechtsoverweging 10, uitdrukkelijk en zonder voorbehoud verworpen. Om te voorkomen dat deze verwerping in rechte komt vast te staan, kan tegen deze uitspraak tijdig hoger beroep worden ingesteld.
13. De rechtbank acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 644,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
• 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift;
• 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
• waarde per punt € 322,00
• wegingsfactor 1.
14. Aangezien ten behoeve van eiser een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient ingevolge artikel 8:75, tweede lid, van de Awb de betaling van dit bedrag te geschieden aan de griffier van de rechtbank.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten vastgesteld op € 644,00;
- wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die de proceskosten dient te vergoeden;
- bepaalt dat het bedrag van de proceskosten moet worden voldaan aan de griffier.
Aldus gedaan door mr. A.B.M. Hent als rechter in tegenwoordigheid van mr. A.A.M.J. Smulders als griffier en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2008.