ECLI:NL:RBSGR:2008:BD5529

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
312619 / HA RK 08-588
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verschoning van rechter in strafzaak

In deze zaak heeft mr. [X], een politierechter, op 8 april 2008 een verzoek tot verschoning ingediend. Dit verzoek was gebaseerd op het feit dat mevrouw [Z], een rechter werkzaam in de strafsector van de Haagse rechtbank, een getuigenverklaring had afgelegd in de zaak tegen de verdachte [Y]. Mr. [X] achtte het niet gepast om de zaak zelf te behandelen, gezien de betrokkenheid van haar collega. Het verzoek werd op 12 juni 2008 behandeld door de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank 's-Gravenhage. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat alle betrokken partijen, inclusief de officier van justitie mr. [A], akkoord gingen met de verzochte verschoning en met de verwijzing naar een andere rechtbank. De rechtbank oordeelde dat er voldoende redenen waren om aan te nemen dat de onpartijdigheid van mr. [X] in het geding kon zijn, en dat de schijn van partijdigheid vermeden moest worden. De rechtbank heeft het verzoek tot verschoning toegewezen en bepaald dat de hoofdzaak voortgezet zal worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier J. Kriense Lokker.

Uitspraak

Rechtbank ’s-Gravenhage
Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2008/12
rekestnummer: 312619 / HA RK 08-588
parketnr: 09/525561-07
datum beschikking: 12 juni 2008
BESCHIKKING
op het mondelinge verzoek tot verschoning ingevolge artikel 517 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), van:
Mr. [X],
politierechter,
in de strafzaak tegen de verdachte:
[Y],
wonende te [woonplaats],
raadsman: mr. M.G. Evers, advocaat te ’s-Gravenhage.
Partijen worden hierna aangeduid met “mr. [X]” en met “[Y]”.
1. Mr. [X] heeft tijdens de terechtzitting van 8 april 2008 medegedeeld dat mevrouw [Z], werkzaam als rechter in de strafsector van de Haagse rechtbank, in deze zaak een getuigenverklaring heeft afgelegd en dat [Y] deze rechter in zijn verklaring bij de politie heeft genoemd. Zij acht het daarom niet zuiver wanneer zij de zaak zou behandelen. Dit zou volgens haar door een andere rechtbank moeten gebeuren, om welke reden zij zich wenst te verschonen.
2. Het verzoek tot verschoning is, gelet op het bepaalde in artikel 518 Sv, aan de wrakingskamer voorgelegd.
3. Bij brief van 15 mei 2008 heeft mr. [X] bericht geen behoefte te hebben aan een mondelinge behandeling van het verzoek. Op 21 mei 2008 is een fax (naar de rechtbank begrijpt abusievelijk gedateerd op 20 maart 2008) ontvangen van mr. Evers, waarin wordt medegedeeld dat akkoord wordt gegaan met de verzochte verschoning en met verwijzing naar een andere rechtbank. De officier van justitie, mr. [A] heeft per email aan de griffier van de rechtbank laten weten akkoord te gaan met de verzochte verschoning en met verwijzing naar een andere rechtbank.
4. Aangezien alle betrokkenen te kennen hebben gegeven akkoord te gaan met de verzochte verschoning, acht de rechtbank een mondelinge behandeling van het verzoek niet zinvol.
5. Bij de beoordeling van een verzoek als het onderhavige dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid zou kunnen koesteren, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd zou kunnen zijn.
6. Van een gebrek aan onpartijdigheid kan, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de betrokken rechter, ook sprake zijn indien bepaalde feiten of omstandigheden grond geven te vrezen dat het een rechter in die omstandigheden aan onpartijdigheid ontbreekt. Alsdan dient de rechter zich van een beslissing van de hoofdzaak te onthouden, want rechtzoekenden moeten in het rechterlijk apparaat vertrouwen kunnen stellen. Daarom valt onder omstandigheden ook rekening te houden met de uiterlijke schijn.
7. Het door mr. [X] aangevoerde feit dat een collega van haar in de onderhavige strafzaak een getuigenverklaring heeft afgelegd levert een omstandigheid op op grond waarvan een rechter met succes een verzoek tot verschoning kan doen. Niet valt immers uit te sluiten dat de inhoud van de door haar college afgelegde getuigenverklaring ter zitting ter discussie wordt gesteld. Teneinde de schijn van partijdigheid te vermijden zal de wrakingskamer het onderhavige verzoek tot verschoning toewijzen. De wrakingskamer gaat er daarbij vanuit dat de hoofdzaak vervolgens zal worden verwezen naar een andere rechtbank.
Beslissing:
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot verschoning van mr. [X] toe en bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot verschoning;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 518, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
- mr. [X], politierechter;
- de heer [Y] p/a zijn raadsman mr. M.G. Evers;
- mr. [A], officier van justitie.
Aldus beslist in raadkamer en in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2008 door mrs. E. Timmermans, C.C. Dedel-van Walbeek en A.H. Bergman, in tegenwoordigheid van
J. Kriense Lokker als griffier