ECLI:NL:RBSGR:2008:BD5982

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
312698 / KG ZA 08/715 - vonnis in incident
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R.J. Paris
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident over rookverbod in horeca en voorlopige voorziening

In deze zaak vorderden de Stichting Red de Kleine Horeca Ondernemer en enkele andere horecaondernemers (hierna: de Stichting c.s.) dat de voorzieningenrechter de Staat der Nederlanden zou veroordelen om het rookverbod, zoals vastgelegd in de Tabakswet en het Besluit Uitvoering rookvrije werkplek, niet te handhaven totdat in de hoofdzaak een vonnis zou zijn gewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de materiële belangen van partijen de gevorderde ordemaatregel niet rechtvaardigden. De Staat had ter zitting verklaard dat de handhaving van het rookverbod in de horeca door de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) beperkt zou zijn tot schriftelijke waarschuwingen, waardoor het onwaarschijnlijk was dat horecaondernemers binnen een week met boetes geconfronteerd zouden worden. De voorzieningenrechter concludeerde dat er onvoldoende aanleiding was voor toewijzing van de gevraagde voorlopige voorziening, omdat niet aannemelijk was dat de door de Stichting c.s. bedoelde aanzienlijke schade zich al tijdens de kortgedingprocedure zou voordoen. Het vonnis in de hoofdzaak was bepaald op 9 juli 2008. De voorzieningenrechter wees de vordering af en veroordeelde de Stichting c.s. in de kosten van het incident, die op nihil werden begroot. Dit vonnis werd uitgesproken op 2 juli 2008 door mr. R.J. Paris in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht - voorzieningenrechter
Vonnis in incident in kort geding van 2 juli 2008,
gewezen in de zaak met zaak- en rolnummer 312698 / KG ZA 08/715 van:
1. de stichting Stichting Red de Kleine Horeca Ondernemer,
gevestigd te Amsterdam,
2. [eiser sub 2], handelende onder de naam De Pilsener Club,
zaakdoende te Amsterdam,
3. [eiser sub 3], handelende onder de naam Proeflokaal “De Ooievaar”,
zaakdoende te Amsterdam,
4. [eiser sub 4], handelende onder de naam Fa. [X],
zaakdoende te Amsterdam,
5. [eiseres sub 5], handelende onder de naam Ons Cafeetje,
zaakdoende te Leiden,
6. de vennootschap onder firma [Y],
zaakdoende te Breda,
eisers in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
procureur mr. R.G. Snouckaert van Schauburg,
advocaten mr. M.R. Gerritsen en mr. M.J.P. Kamp te Amsterdam,
tegen:
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport),
zetelende te ’s-Gravenhage,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident,
procureur mr. A.B. van Rijn,
advocaten mr. A.B. van Rijn en mr. J.A.E. van der Jagt te ’s-Gravenhage.
Eisers zullen hierna worden aangeduid als ‘de Stichting c.s.’ en gedaagde als ‘de Staat’.
1. De beoordeling in het incident
1.1. De Stichting c.s. vorderen, zakelijk weergegeven, dat de voorzieningenrechter bij provisioneel vonnis de Staat veroordeelt om het rookverbod, zoals dat voortvloeit uit de Tabakswet en het Besluit Uitvoering rookvrije werkplek, horeca en andere ruimten (Stb. 2008, 122) te handhaven totdat in de hoofdzaak vonnis zal zijn gewezen.
1.2. Daartoe voeren de Stichting c.s., verkort en zakelijk weergegeven, het volgende aan. Indien niet op 1 juli 2008 een beslissing omtrent de vorderingen van de Stichting c.s. is genomen, zal aanzienlijke schade ontstaan voor horecaondernemers, de kleine horecaondernemers die geen rookruimte kunnen realiseren in het bijzonder. Uitstel (van handhaving) van het rookverbod in afwachting van de in dit kort geding te nemen beslissing zou deze schade kunnen voorkomen, althans beperken. Uitstel is verder geboden uit hoofde van de door de overheid jegens de betrokken partijen te betrachten zorgvuldigheid en de eerbiediging van het rechterlijk gezag. Van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is taal nog teken vernomen. Wel heeft de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) aangekondigd het rookverbod vanaf 1 juli 2008 te zullen handhaven met de inzet van 200 (extra) inspecteurs.
1.3. De Staat heeft gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de provisionele vordering. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
1.4. Vast staat dat de Stichting c.s. voldoende processueel belang hebben bij de provisionele vordering. De Staat heeft dit ook niet betwist. De gevraagde voorlopige voorziening hangt samen met de hoofdvordering en is gericht op een voorziening die voor de duur van dit kort geding kan worden gegeven.
1.5. Aan de orde is dan of een afweging van de materiële belangen van partijen de gevorderde ordemaatregel rechtvaardigt. Deze vraag wordt ontkennend beantwoord. De Staat heeft ter zitting van 1 juli 2008 verklaard dat de handhaving van het op deze datum van kracht geworden rookverbod in de horeca door de VWA beperkt zal zijn tot schriftelijke waarschuwingen. Het ligt dus niet in de rede dat horecaondernemers al binnen een termijn van één week met boetes zullen worden geconfronteerd. Daarmee is niet aannemelijk geworden dat de door de Stichting c.s. bedoelde ‘aanzienlijke schade’ zich al tijdens deze kortgedingprocedure zal voordoen. In dit licht bezien bestaat onvoldoende aanleiding voor toewijzing van de gevraagde voorlopige voorziening.
1.6. Deze uitkomst leidt tot afwijzing van de provisionele vordering. De Stichting c.s. zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het incident. Deze kosten zullen, gelet op de samenhang met het debat in de hoofdzaak, worden begroot op nihil.
2. In de hoofdzaak
2.1. In de hoofdzaak is ter zitting van 1 juli 2008 vonnis bepaald op 9 juli 2008 om 10:00 uur.
3. De beslissing
De voorzieningenrechter:
in het incident
- wijst de vordering af;
- veroordeelt de Stichting c.s. in de kosten van het incident, tot dusverre aan de zijde van de Staat begroot op nihil;
in de hoofdzaak
- houdt iedere verdere beslissing aan tot 9 juli 2008.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Paris en uitgesproken ter openbare zitting van 2 juli 2008 in tegenwoordigheid van de griffier.
mlh