ECLI:NL:RBSGR:2008:BD6004

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/19744
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A. van 't Laar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep tegen de ophouding van een vreemdeling zonder gemachtigde

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 25 juni 2008 uitspraak gedaan in een beroep dat was ingesteld door een vreemdeling, geboren in 1965 en van Chinese nationaliteit. De vreemdeling was op 3 juni 2008 staande gehouden en vervolgens opgehouden op basis van de Vreemdelingenwet 2000. De vreemdeling had geen gemachtigde aangewezen en had expliciet aangegeven geen gemachtigde te wensen. De gemachtigde die het beroep had ingesteld, had geen eigen belang en was niet bepaaldelijk gevolmachtigd door de vreemdeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep niet-ontvankelijk was, omdat het niet was ingesteld door een gemachtigde die daartoe bevoegd was. De rechtbank volgde de stelling van de gemachtigde niet dat het de taak van de piketadvocaat was om, tegen de uitdrukkelijke wens van de vreemdeling in, handelingen van het bestuursorgaan aan rechterlijke controle te onderwerpen. De rechtbank heeft ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen en er was geen ruimte voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van een geldige volmacht bij het indienen van een beroep.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer, enkelvoudig
Nevenzittingsplaats Rotterdam
Reg.nr : AWB 08/19744
V-nummer:
Inzake:
[de vreemdeling], eiser,
gemachtigde mr. P.J.P. Dietz de Loos, advocaat te Wassenaar,
tegen:
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde mr. W.A. Kleingeld.
I Procesverloop
1 Eiser heeft gesteld te zijn geboren in 1965 en de Chinese nationaliteit te bezitten.
2 Op 3 juni 2008 is eiser staandegehouden en vervolgens op grond van artikel 50, tweede en derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgehouden, waarna een melding aan het vreemdelingenpiket is gedaan. Op 3 juni 2008 heeft de rechtbank een namens eiser ingediend beroepschrift ontvangen, gericht tegen de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 van de Vw 2000. Tevens is verzocht om schadevergoeding. Op 3 juni 2008 is eiser na ophouding heengezonden.
3 De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 12 juni 2008. Eiser is ter zitting vertegenwoordigd door de gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
4 Ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek geschorst. Verweerder is de gelegenheid geboden om nadere inlichtingen te verschaffen omtrent de staandehouding, overbrenging en ophouding van eiser. Verweerder heeft daartoe tot en met donderdag 12 juni 2008 de tijd gekregen, waarna de gemachtigde tot en met vrijdag 13 juni 2008 in de gelegenheid is gesteld daarop te reageren. Zowel verweerder als gemachtigde hebben tijdig van de geboden gelegenheid gebruikt gemaakt. Met toestemming van beide partijen is een nadere zitting achterwege gebleven. Op donderdag 19 juni 2008 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
II Overwegingen
1.1 Ingevolge artikel 93, eerste lid, van de Vw 2000, voor zover thans van belang, wordt de ophouding, bedoeld in artikel 50, derde lid, van de Vw 2000, gelijkgesteld met een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waartegen ingevolge artikel 93, tweede lid, van de Vw 2000 rechtstreeks beroep kan worden ingesteld bij de rechtbank.
1.2 Blijkens de op 12 juni 2008 ontvangen stukken van verweerder is eiser na ophouding heengezonden. Eiser is derhalve niet in bewaring gesteld. Uit hetgeen de gemachtigde ter zitting heeft aangevoerd, maakt de rechtbank op dat het beroep dient te worden opgevat als gericht tegen de ophouding ingevolge artikel 50, tweede en derde lid, van de Vw 2000.
2.1 De gemachtigde heeft aangevoerd dat verweerder onrechtmatig heeft gehandeld, nu niet controleerbaar is wat er precies met eiser is gebeurd. Er zijn geen stukken van de staandehouding en ophouding aanwezig in het dossier, alleen van de piketmelding. De gemachtigde stelt zich primair op het standpunt dat het beroep zich richt tegen een mogelijk opgelegde maatregel van bewaring. Als blijkt dat van deze maatregel geen sprake is, stelt de gemachtigde zich secundair op het standpunt dat het ingestelde beroep gericht is tegen de ophouding van eiser. Tot slot stelt de gemachtigde bepaaldelijk gevolmachtigd te zijn via de piketmelding. Immers, eiser was verdwenen, zodat hij hem zelf nooit heeft kunnen spreken.
2.2 In de schriftelijke reactie van 13 juni 2008 heeft de gemachtigde aangevoerd dat uit het proces-verbaal van overbrenging en ophouding is gebleken dat de tolk niet onpartijdig is geweest bij het vertalen en een eigen oordeel heeft gegeven over de gedragingen van eiser. Hierdoor zouden vragen moeten worden gesteld bij de betrouwbaarheid van de inhoud van het verhoor. Voorts stelt de gemachtigde dat eiser wel degelijk een nationaal paspoort heeft overgelegd. Ook beschikt eiser over voldoende middelen van bestaan, nu hij financieel wordt onderhouden door de vrouw met wie hij samenwoont.
3 Namens verweerder is aangevoerd dat er geen maatregel van bewaring is opgelegd aan eiser en het beroep gericht daartegen om die reden niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard. Uit de stukken die verweerder heeft opgevraagd bij de politie is gebleken dat de ophouding niet onrechtmatig is geweest. Eiser is op 3 juni 2008 staandegehouden tijdens een controle verricht in het kader van de Wet arbeid vreemdelingen en is vervolgens overgebracht naar een plaats van verhoor en opgehouden. Diezelfde dag nog is eiser heengezonden. Verweerder stelt zich voorts nog op het standpunt dat het beroep voor zover het zou zijn gericht tegen de ophouding van eiser ongegrond dient te worden verklaard.
4 De rechtbank overweegt het volgende.
4.1.1 Indien de identiteit van de staande gehouden persoon onmiddellijk kan worden vastgesteld en blijkt dat deze geen rechtmatig verblijf geniet, dan wel niet onmiddellijk blijkt dat hij rechtmatig verblijf heeft, mag hij, ingevolge artikel 50, derde lid, van de Vw 2000, worden overgebracht naar een plaats bestemd voor verhoor.
4.1.2 Ingevolge artikel 4:18 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) wordt aan de vreemdeling die met toepassing van artikel 50, tweede of derde lid, van de Vw 2000 is overgebracht naar een plaats, bestemd voor verhoor, tijdig mededeling gedaan van de hem toekomende bevoegdheid zich bij het verhoor te doen bijstaan door een raadsman. Artikel 100, eerste lid, van de Vw 2000 bepaalt dat op verzoek van de vreemdeling hem een raadsman wordt toegevoegd zodra hem zijn vrijheid is ontnomen. Uit het derde lid van voornoemd artikel vloeit voort dat voor zover de wet niet op andere wijze in de toevoeging voorziet, het bureau rechtsbijstandvoorziening aan de vreemdeling op diens verzoek een raadsman kan toevoegen.
4.1.3 Op 3 juni 2008 is een melding aan het vreemdelingenpiket gezonden ter zake van de ophouding. Daarbij is expliciet aangegeven dat eiser geen gemachtigde wenst. Deze mededeling is tevens opgenomen in het proces-verbaal van overbrenging en ophouding van 3 juni 2008. Ter zitting is gebleken dat eiser en de gemachtigde geen contact hebben gehad en dat de gemachtigde derhalve op eigen titel beroep heeft ingesteld. Niet is gebleken dat de gemachtigde een eigen belang heeft bij het beroep tegen de ophouding.
4.1.4 Het beroep tegen de ophouding is niet ingesteld door een gemachtigde die daartoe bepaaldelijk gevolmachtigd is. De rechtbank volgt de gemachtigde niet in zijn ter zitting geformuleerde stelling dat het de taak van de piketadvocaat is om, tegen de uitdrukkelijke wens van eiser in, handelingen van het bestuursorgaan aan rechterlijke controle te doen onderwerpen.
4.2 Het beroep is niet-ontvankelijk.
4.3 Er bestaat geen ruimte voor het toekennen van schadevergoeding, zodat het verzoek daartoe wordt afgewezen.
4.4 De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
III Beslissing
De rechtbank ’s-Gravenhage:
rechtdoende:
1 verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
2 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus gedaan door mr. A. van ‘t Laar, rechter, en door deze en drs. I.L. Cardoso, griffier, ondertekend.
De griffier,
De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op: 25 juni 2008.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.
Afschrift verzonden op: