ECLI:NL:RBSGR:2008:BD7221

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 juli 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/22364
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bewaring van vreemdeling door schending van goede procesorde

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 1 juli 2008 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vrijheidsontnemende maatregel van een vreemdeling, eiser, die in bewaring was gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Eiser was niet naar de rechtbank getransporteerd voor de zitting, ondanks een toezegging van verweerder dat hij zou worden aangevoerd. Dit leidde tot de conclusie dat eiser feitelijk de kans was ontnomen om ter zitting te verschijnen en gehoord te worden, wat een schending van de goede procesorde met zich meebracht. De rechtbank oordeelde dat deze schending voor rekening van verweerder kwam, die verantwoordelijk was voor het transport van eiser. Hierdoor werd de bewaring onrechtmatig verklaard.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en bevolen dat de bewaring per 1 juli 2008 wordt opgeheven. Tevens werd er geen aanleiding gezien om de Staat der Nederlanden te veroordelen tot schadevergoeding, maar verweerder werd wel veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 644,--. De uitspraak benadrukt het belang van het waarborgen van de hoorplicht in vreemdelingenzaken en de verantwoordelijkheden van de overheid in het transport van vreemdelingen naar de rechtbank.

De uitspraak is gedaan door mr. G.S. Crince Le Roy, voorzitter, en is bekendgemaakt op dezelfde datum. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met een termijn van één week voor het instellen van beroep.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken
Uitspraak
op grond van artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 94 en artikel 106 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg. nr.: AWB 08/22364
V-nr.: [..]
inzake : [eiser], geboren op [geboortedatum], van (gestelde) Indonesische nationaliteit, verblijvende in Detentiecentrum Oude Meer, eiser,
gemachtigde: mr. M.H.K. van Middelkoop, advocaat te Haarlem,
tegen: de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. T. Nauta, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Op 20 juni 2008 is eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 in bewaring gesteld.
Bij beroepschrift van 23 juni 2008 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot oplegging van de vrijheidsontnemende maatregel.
Ingevolge artikel 94, eerste lid, van de Vw 2000 strekt het beroep tevens tot een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 1 juli 2008. Eiser is aldaar niet in persoon verschenen, vertegenwoordigd door de kantoorgenote van zijn gemachtigde, mr. B.J.P.M. Ficq. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Eiser heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd.
Eiser is ten onrechte niet naar de rechtbank getransporteerd om aanwezig te zijn ter zitting. Verweerder is hiervoor verantwoordelijk. Het horen van eiser wordt hierdoor onmogelijk gemaakt, terwijl het horen wettelijk is voorgeschreven. Dat eiser vanavond wordt uitgezet, is geen reden om af te zien van de hoorplicht.
Verweerder werd door de Arbeidsinspectie telefonisch geïnformeerd over eiser, onduidelijk is op welke grond eiser is vastgehouden ter plaatse in afwachting van de Vreemdelingenpolitie. Ook is niet helder op welk moment het vreemdelingentraject is ingegaan.
Verweerder heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd.
Het is erg vervelend dat eiser niet is aangevoerd. Het was wel de bedoeling dat hij zou worden aangevoerd. Het Bureau Capaciteit en Logistiek heeft het transport naar de rechtbank geannuleerd in verband met de uitzetting vanavond. De rechtbank zou de zaak kunnen aanhouden tot uiterlijk de veertiende dag wat betekent dat er nog een ruimte is van drie dagen. Het gebeurt vaker dat een vreemdeling in afwachting van zijn beroep wordt uitgezet. Verweerder heeft daarom niet de hoorplicht geschonden.
De controle door de Arbeidsinspectie en de Belastingdienst is geen vreemdelingrechtelijk traject en staat niet ter toetsing van de vreemdelingenrechter. Voorts is niet gebleken dat eiser tegen zijn wil is vastgehouden in afwachting van de komst van de vreemdelingenpolitie.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank constateert dat eiser niet naar de rechtbank is getransporteerd, ondanks de gisteren gedane telefonische toezegging van verweerder dat dit wel zou gebeuren. Omdat eiser niet is getransporteerd naar de rechtbank en hij vanavond zal worden uitgezet, is hem feitelijk de kans ontnomen om ter zitting te verschijnen en gehoord te worden. De rechtbank acht dit een dusdanige schending van de goede procesorde, welke schending voor de verantwoordelijkheid van verweerder komt die zorg dient te dragen voor het transport van eiser, dat dit de bewaring onrechtmatig maakt.
Derhalve wordt het beroep gegrond verklaard en wordt de opheffing van de bewaring bevolen, ingaande 1 juli 2008.
De rechtbank ziet in het vorenstaande geen aanleiding eiser ten laste van de Staat der Nederlanden een vergoeding als bedoeld in artikel 106 van de Vw 2000 toe te kennen.
Gelet op het voorgaande is er aanleiding om verweerder als in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,-- als kosten van verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt € 322,--, wegingsfactor 1).
III. BESLISSING
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt dat de bewaring ingaande 1 juli 2008 wordt opgeheven;
- ziet geen aanleiding om de Staat der Nederlanden te veroordelen tot vergoeding van de schade;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag groot € 644,-- (zegge: zeshonderd vierenveertig euro), te betalen door de Staat der Nederlanden aan de griffier van deze rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan op 1 juli 2008 door mr. G.S. Crince Le Roy, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. drs. A.L. Braam, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
Afschrift verzonden op:
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open op de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt één week. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.