ECLI:NL:RBSGR:2008:BD7221
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring van vreemdeling door schending van goede procesorde
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 1 juli 2008 uitspraak gedaan in een beroep tegen de vrijheidsontnemende maatregel van een vreemdeling, eiser, die in bewaring was gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Eiser was niet naar de rechtbank getransporteerd voor de zitting, ondanks een toezegging van verweerder dat hij zou worden aangevoerd. Dit leidde tot de conclusie dat eiser feitelijk de kans was ontnomen om ter zitting te verschijnen en gehoord te worden, wat een schending van de goede procesorde met zich meebracht. De rechtbank oordeelde dat deze schending voor rekening van verweerder kwam, die verantwoordelijk was voor het transport van eiser. Hierdoor werd de bewaring onrechtmatig verklaard.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en bevolen dat de bewaring per 1 juli 2008 wordt opgeheven. Tevens werd er geen aanleiding gezien om de Staat der Nederlanden te veroordelen tot schadevergoeding, maar verweerder werd wel veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 644,--. De uitspraak benadrukt het belang van het waarborgen van de hoorplicht in vreemdelingenzaken en de verantwoordelijkheden van de overheid in het transport van vreemdelingen naar de rechtbank.
De uitspraak is gedaan door mr. G.S. Crince Le Roy, voorzitter, en is bekendgemaakt op dezelfde datum. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, met een termijn van één week voor het instellen van beroep.