ECLI:NL:RBSGR:2008:BD9519
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.W. Sentrop
- Rechtspraak.nl
Juridische geschil over waarnemingstoelage en functievervulling binnen de Koninklijke Marine
In deze zaak heeft eiser, een voormalig militair, beroep ingesteld tegen de beslissing van de Commandant der Zeestrijdkrachten om zijn verzoek om betaling van het salarisverschil met betrekking tot de functie van beleidsmedewerker juridische zaken af te wijzen. Eiser was belast met juridische werkzaamheden, maar niet formeel aangesteld in de functie. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 18 april 2003 een beenbreuk opliep tijdens zijn sollicitatieprocedure voor de functie van officier der Mariniers. Ondanks deze blessure werd hij op 13 augustus 2003 aangesteld als adelborst der mariniers. Door zijn blessure kon hij zijn opleiding niet voortzetten en werd hij tewerkgesteld bij de Sociaal-Medische Dienst en later bij de Afdeling Juridische Zaken van de Marinestaf.
Eiser heeft op 12 november 2006 verzocht om het salarisverschil te betalen over de periode waarin hij feitelijk werkzaamheden verrichtte die overeenkwamen met de functie van beleidsmedewerker juridische zaken. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser niet formeel was belast met de waarneming van deze functie en dat zijn verzoek om een waarnemingstoelage niet kon worden ingewilligd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslissing van verweerder om het verzoek af te wijzen, gelet op de omstandigheden van de zaak, niet onredelijk was. Eiser had berust in de situatie zoals deze bestond voor zijn ontslag en er waren geen nieuwe feiten of omstandigheden die een ander besluit rechtvaardigden.
De rechtbank heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, waaronder het Algemeen militair ambtenarenreglement (AMAR) en het Inkomstenbesluit militairen (IBM). De rechtbank concludeert dat de rechtszekerheid vereist dat aanspraken tussen werkgever en ambtenaar ten tijde van het ontslag zijn afgerekend, en dat het niet wenselijk is dat de werkgever nadien nog met claims van de ontslagen ambtenaar te maken krijgt. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.