ECLI:NL:RBSGR:2008:BD9820
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.D.J. van Reenen-Stroebel
- Rechtspraak.nl
Boete opgelegd op grond van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) en de evenredigheid van de sanctie
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 23 juli 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een bedrijf, en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een boete van € 56.000,- die haar was opgelegd op grond van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) wegens overtreding van artikel 2, eerste lid, van de Wav. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres de verweten overtreding niet langer betwistte, waardoor de bevoegdheid van verweerder om de boete op te leggen vaststond. Het geschil concentreerde zich op de vraag of de financiële situatie van eiseres aanleiding had moeten geven om de boete te matigen.
Eiseres voerde aan dat de opgelegde boete niet in redelijke verhouding stond tot de ernst en verwijtbaarheid van de overtreding, en dat de betaling van het boetebedrag de continuïteit van haar bedrijf in gevaar zou brengen. De rechtbank overwoog dat verweerder bij het vaststellen van de boete beleidsregels had gevolgd die waren goedgekeurd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Deze beleidsregels waren bedoeld om een uniforme en consistente aanpak te waarborgen bij het opleggen van boetes voor overtredingen van de Wav.
De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de beleidsregels rechtvaardigden. Eiseres had haar stelling dat de financiële situatie van haar bedrijf een reden voor matiging van de boete vormde, niet onderbouwd. De rechtbank oordeelde dat de hoogte van de boete de toets aan het evenredigheidsbeginsel kon doorstaan. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigde de opgelegde boete.