ECLI:NL:RBSGR:2008:BE8884
Rechtbank 's-Gravenhage
- Kort geding
- R.J. Paris
- Rechtspraak.nl
Vordering tot sloop van opstallen op omliggende percelen en onrechtmatige daad
In deze zaak, die op 20 augustus 2008 door de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage is behandeld, vorderde eiser, eigenaar van een perceel te [plaats], dat [A] Vastgoed B.V. de sloop van opstallen op omliggende percelen zou aanvaarden. Eiser stelde dat deze opstallen, waaronder kassen en een ketelhuis, in slechte staat verkeerden en dat dit schade toebracht aan zijn eigendom. Eiser voerde aan dat [A] Vastgoed tekortschiet in de nakoming van een toezegging die gedaan was op 25 maart 2007, waarin was beloofd dat de opstallen voor het einde van het jaar gesloopt zouden worden. Daarnaast stelde eiser dat [A] Vastgoed onrechtmatig handelde door de toestand van de opstallen te laten voortduren, wat leidde tot overlast en schade aan zijn eigendom.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van eiser niet toewijsbaar was. De rechter overwoog dat eiser onvoldoende bewijs had geleverd voor de gestelde overlast en dat de situatie niet was verslechterd sinds de overdracht van de omliggende percelen aan [A] Vastgoed. Bovendien werd vastgesteld dat de enkele mededeling van de vertegenwoordigers van [A] Vastgoed tijdens een informele rondleiding niet als een bindende toezegging kon worden beschouwd. De rechter concludeerde dat er geen sprake was van toerekenbare tekortkoming of onrechtmatig handelen door [A] Vastgoed, en wees de vordering van eiser af. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van [A] Vastgoed op € 1.070,-- werden begroot.
Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor duidelijke en bindende afspraken in vastgoedtransacties en de rol van bewijsvoering in civiele procedures. De rechter bevestigde dat de aanwezigheid van opstallen op zich niet onrechtmatig is, zelfs niet als dit leidt tot nadelige gevolgen voor de buren.