ECLI:NL:RBSGR:2008:BE9152
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Hoofdelijkheid van ouders voor kosten kinderopvang na feitelijk uiteengaan
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 16 april 2008 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de Stichting Kinderopvang DAK en de heer [A.]. De Stichting vorderde betaling van een bedrag van € 13.716,38 aan kosten voor kinderopvang van de kinderen van [A.] en zijn ex-echtgenote [C.]. De kosten waren ontstaan na het feitelijke uiteengaan van de ouders, waarbij de kinderopvang door de Stichting was voortgezet op particuliere basis. De rechtbank oordeelde dat beide ouders hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de kosten van de kinderopvang op basis van artikel 1:85 van het Burgerlijk Wetboek, dat een externe hoofdelijke aansprakelijkheid van echtgenoten voor huishoudelijke schulden schept, ongeacht wie de schulden is aangegaan.
De rechtbank constateerde dat de Stichting de kinderopvang had verzorgd in opdracht van moeder [C.], maar dat dit niet betekende dat vader [A.] niet aansprakelijk kon worden gesteld. De rechtbank verwees naar de wetsgeschiedenis en oordeelde dat de Stichting de onbetaald gelaten kosten van kinderopvang ook rechtstreeks op [A.] kon verhalen, ondanks het feit dat hij niet de contractuele wederpartij was. De rechtbank verwierp de verweren van [A.] en oordeelde dat de Stichting recht had op betaling van de gevorderde hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente.
Daarnaast werd [A.] veroordeeld in de proceskosten van de Stichting, die in totaal € 1.277,85 bedroegen. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis benadrukt de hoofdelijke aansprakelijkheid van ouders voor de kosten van kinderopvang, zelfs na een feitelijk uiteengaan, en de mogelijkheid voor een externe crediteur om beide ouders aan te spreken voor de betaling van deze kosten.