ECLI:NL:RBSGR:2008:BE9338

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
27 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/926061-07 tul 10/712249-07
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Urbanus
  • A. van Dooijeweert
  • J. Meijers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweld en verkrachting in relatie met bedreigingen en TBS-maatregel

In de nacht van 17 op 18 oktober 2007 verbleef de verdachte bij het slachtoffer, waar een escalatie van geweld en bedreigingen plaatsvond. De verdachte, onder invloed van drugs, heeft het slachtoffer onder andere bedreigd met een brandende sigaret en gedwongen tot orale seks. De rechtbank oordeelt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting en meerdere bedreigingen, wat resulteert in een gevangenisstraf van 18 maanden, terbeschikkingstelling (TBS) met bevel tot verpleging, en gedeeltelijke toewijzing van schadevergoeding aan het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, wat de beslissing tot TBS heeft beïnvloed. De rechtbank spreekt de verdachte vrij van enkele ten laste gelegde feiten, waaronder vaginale verkrachting, wegens onvoldoende bewijs. De rechtbank benadrukt de impact van de gepleegde feiten op het slachtoffer en de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/926061-07
tul 10/712249-07
's-Gravenhage, 27 augustus 2008
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum] 1987,
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Haaglanden, Penitentiair Complex Scheveningen, unit 2 te 's-Gravenhage.
De terechtzitting.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 13 augustus 2008.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. H. Dreesmann-Bruijntjes, advocaat te Honselersdijk, is ter terechtzitting verschenen en gehoord.
Er heeft zich een benadeelde partij gevoegd.
De officier van justitie, mr. I. Mannen, heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1 primair, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht en dat verdachte ter beschikking wordt gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 2960,44.
De tenlastelegging.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij (op tijdstippen) in of omstreeks de periode van 17 oktober 2007 tot en met
18 oktober 2007 (tot omstreeks 04.30 uur) te [plaats 1] door geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [A] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een)
handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het (meermalen)
seksueel binnendringen van het lichaam van die [A], hebbende verdachte die
[A] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina
en/of de mond van die [A] duwde/bracht, en bestaande dat geweld of die
andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte:
- (meermalen) die [A] heeft geslagen en/of gestompt en/of geduwd tegen het
lichaam en/of
- (meermalen) met zijn handen de keel van die [A] heeft dichtgeknepen en/of
- die [A] heeft vastgepakt en/of (met kracht) geknepen bij/in de
monnikskapspier, althans de achterkant van het hoofd en/of de nek en/of de
bovenkant van de rug, en/of
- zijn schoen en/of knie op de borst van die [A] heeft gezet (en daarmee
vervolgens kracht heeft uitgeoefend) en/of
- (met kracht) de vingers van die [A] (tegen de normale beweegrichting in)
naar achteren heeft getrokken en/of heeft overstrekt,
- (meermalen) die [A] zijn gebalde vuist heeft getoond en/of met gebalde
vuist een slaande beweging in de richting van die [A] heeft gemaakt en/of
- tegen die [A] heeft gezegd: 'Je moet niet spotten met [...], je
weet niet waartoe wij/zij in staat zijn' en/of dat niemand hem, verdachte, kan
tegenhouden als het hem niet bevalt, althans (telkens) woorden van
gelijke dreigende aard en strekking, en/of
- tegen die [A] heeft gezegd 'Ik kan hier ook een moordwapen van
maken' (terwijl hij een nagelvijl toonde), althans woorden van
gelijke dreigende aard en strekking, en/of
- aan die [A] heeft gevraagd wat zij zou gaan doen als hij een vuurwapen en
kogels zou hebben en/of
- aan die [A] (meermalen) heeft gevraagd hoe bang zij voor hem, verdachte,
was (uit te drukken in een cijfer (tussen 1 en 10)) en/of
- die [A] (meermalen) heeft geslagen en/of gestompt en/of geduwd tegen het
lichaam en/of
- (meermalen) een brandende sigaret (dreigend) dicht bij het gezicht van die
[A] heeft gehouden (en daarbij tegen die [A] heeft gezegd 'Word je
bang, vind je het lekker?', althans woorden van gelijke dreigende aard en
strekking) en/of
- tegen die [A] gezegd dat hij (een of meer van) de piercings in het
lichaam van die [A] (met een nijptang) zou uittrekken, althans woorden van
gelijke dreigende aard en strekking en/of
- (meermalen) tegen die [A] heeft gezegd dat zij hem moest betalen en/of
dat zij voor hem moest gaan werken en/of dat die [A] zijn goudmijntje zou
worden, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en strekking en/of
- (terwijl hij, verdachte, de vingers van die [A] naar achteren trok) tegen
die [A] gezegd dat hij de vingers van die [A] zou breken, althans
woorden van gelijke dreigende aard en strekking,
en/of (aldus) voor die [A] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij (op tijdstippen) in of omstreeks de periode van 17 oktober 2007 tot en met
18 oktober 2007 (tot omstreeks 04.30 uur) te [plaats 1] opzettelijk:
- (meermalen) [A] heeft geslagen en/of gestompt en/of geduwd tegen
het lichaam en/of
- (meermalen) met zijn handen de keel van die [A] heeft dichtgeknepen en/of
- die [A] heeft vastgepakt en/of (met kracht) geknepen bij/in de
monnikskapspier, althans de achterkant van het hoofd en/of de nek en/of de
bovenkant van de rug, en/of
- zijn schoen en/of knie op de borst van die [A] heeft gezet (en daarmee
vervolgens kracht heeft uitgeoefend) en/of
- (met kracht) de vingers van die [A] (tegen de normale beweegrichting in)
naar achteren heeft getrokken en/of heeft overstrekt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 Wetboek van Strafrecht
EN/OF
hij (op tijdstippen) in of omstreeks de periode van 17 oktober 2007 tot en met
18 oktober 2007 (tot omstreeks 04.30 uur) te [plaats 1] [A] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend:
- (meermalen) zijn gebalde vuist getoond en/of met gebalde vuist een slaande
beweging in de richting van die [A] gemaakt en/of
- tegen die [A] gezegd: 'Ik zal je laten zien waarom je bang voor mij moet
zijn (en vervolgens een aansteker in de richting van die [A] gegooid) en/of
- tegen die [A] gezegd: 'Je moet niet spotten met [...], je
weet niet waartoe wij/zij in staat zijn' en/of dat niemand hem, verdachte, kan
tegenhouden als het hem niet bevalt, althans (telkens) woorden van
gelijke dreigende aard en strekking, en/of
- tegen die [A] gezegd 'Ik kan hier ook een moordwapen van
maken' (terwijl hij een nagelvijl toonde), althans woorden van
gelijke dreigende aard en strekking, en/of
- aan die [A] gevraagd wat zij zou gaan doen als hij een vuurwapen
en kogels zou hebben en/of (meermalen) hoe bang zij voor hem, verdachte, was
(uit te drukken in een cijfer (tussen 1 en 10)) en/of
- (meermalen) een brandende sigaret (dreigend) dicht bij het gezicht van die
[A] gehouden (en daarbij tegen die [A] gezegd 'Word je
bang, vind je het lekker?', althans woorden van gelijke dreigende aard en
strekking) en/of
- tegen die [A] gezegd dat hij (een of meer van) de piercings in het
lichaam van die [A] (met een nijptang) zou uittrekken, althans woorden van
gelijke dreigende aard en strekking en/of
- (meermalen) tegen die [A] gezegd dat zij hem moest betalen en/of
dat zij voor hem moest gaan werken en/of dat die [A] zijn goudmijntje zou
worden, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en strekking en/of
- tegen die [A] gezegd dat hij, verdachte, haar zou gaan mollen en/of
slopen, althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 18 oktober 2007 (vanaf omstreeks 08.40 uur) te
[plaats 1] opzettelijk:
- (meermalen) met zijn handen de keel van [A] heeft dichtgeknepen
en/of
- die [A] aan de haren heeft getrokken
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 18 oktober 2007 (vanaf omstreeks 08.40 uur) te
[plaats 1] [A] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk
dreigend:
- een mes met de punt tegen de keel van die [A] gehouden, althans dreigend
een mes getoond en/of daarbij tegen die [A] gezegd: 'Doe niet zo gek
anders maak ik je dood', althans woorden van gelijke dreigende aard en
strekking en/of
- tegen die [A] gezegd dat hij, verdachte, haar zou gaan mollen en/of
slopen, althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 4 en/of 5 oktober 2007 te [plaats 2] en/of te
[plaats 1], althans in Nederland, opzettelijk een persoon (te weten [B]) heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of
met een kussen op het gezicht geduwd/gedrukt en/of met een vork op de hand
gedrukt en/of in de hand gestoken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij in of omstreeks 22 december 2007 te [plaats 1] en/of (elders) in
Nederland [A] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk
voornoemde [A] dreigend de woorden toegevoegd :'Als ik vrijkom dan ben jij
dood, ik zweer het je, kankerhoertje', althans woorden van gelijke dreigende
aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 4 en/of 5 oktober 2007 te [plaats 2] en/of [plaats 1],
althans in Nederland, [B] heeft bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft
verdachte opzettelijk voornoemde [B] dreigend een mes en/of een vork
getoond en/of de woorden toegevoegd :'Bek houden, kankerhoer, want anders maak
ik je dood en/of ik snij je keel door en/of ik schiet je dood en/of ik kom
straks langs en ik schiet een kogel door je kop en/of ik vermoord je met deze
vork en/of ik ga je steken', althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
7.
hij op of omstreeks 21 en/of 22 december 2007 te [plaats 1] en/of (elders)
in Nederland [C] heeft bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft
verdachte opzettelijk voornoemde [C] dreigend de woorden toegevoegd
'Als ik vrijkom dan snij ik je keel open', althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
8.
hij op of omstreeks 05 oktober 2007 te [plaats 2] en/of (elders) in Nederland
[D] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde
[D] dreigend de woorden toegevoegd :'Als ik er achter kom dat het wel
zo is dan zoek ik je op en dan zet ik een pistool op je kop', althans woorden
van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Vrijspraak.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte bij dagvaarding onder 2 en 4 is ten laste gelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken. Hetzelfde geldt voor de hierna te noemen onderdelen van de onder 3 en 6 ten laste gelegde feiten.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende.
Ten aanzien van feit 2:
Aangeefster [A] (verder [A]) heeft verklaard dat zij op 18 oktober 2007 omstreeks 8.40 uur door verdachte werd wakker gemaakt en dat verdachte vervolgens aan haar haren heeft getrokken en nogmaals haar keel heeft dichtgeknepen. Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting bekend [A] alleen in de nacht van 17 oktober 2007 op 18 oktober 2007 bij de keel te hebben gepakt en de keel te hebben dichtgeknepen. Verdachte ontkent [A] bij de haren te hebben gepakt. De officier van justitie stelt dat de verklaring van [A] wordt ondersteund door de waarneming van verbalisanten dat [A] rode striemen en vlekken in haar nek had. Naar het oordeel van de rechtbank is deze waarneming onvoldoende om te komen tot een bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde feit, nu niet kan worden uitgesloten dat verdachte alleen in de nacht van 17 op 18 oktober 2007 de keel van [A] heeft vastgepakt.
Ten aanzien van feit 3 eerste gedachtestreepje:
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte met de punt van het mes op haar keel heeft gedrukt. Verdachte heeft echter verklaard dat hij het mes met de punt op zijn eigen borst heeft gezet en toen het handvat op de borst van [A] heeft gezet. Hij zou hierbij hebben gezegd 'druk maar door, maak maar een einde aan mijn leven, het is toch niets waard'.
Nu de aangifte van [A] niet wordt ondersteund door enig ander wettig bewijs zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de bedreiging van die [A] met een mes zoals verwoord bij feit 3 eerste gedachtestreepje.
Ten aanzien van feit 4:
Aangeefster [B] (verder [B]) heeft op 8 december 2007 en 24 januari 2008 verklaard dat zij op 5 oktober 2007 in haar huis door verdachte is geschopt, geduwd, met een vork is aangevallen en dat er met een kussen op haar gezicht is geduwd. Verdachte heeft ontkend ooit bij [B] thuis te zijn geweest. De officier van justitie stelt dat de verklaring van [B] wordt ondersteund door de verklaring van verbalisanten die ten tijde van de aangifte een litteken zien op de linkerhand van [B]. Naar het oordeel van de rechtbank is het aantreffen van een litteken, enkele maanden nadat het incident zou hebben plaatsgevonden, gesteld tegenover de consequent ontkennende houding van verdachte, onvoldoende om te komen tot bewezenverklaring van feit 4.
Ten aanzien van feit 6:
Voor de verklaringen van de aangeefster [B] dat verdachte haar in oktober 2007 telefonisch heeft bedreigd en haar in haar woning dreigend een mes en vork heeft getoond, geldt dat daarvoor geen ondersteunend bewijs in het dossier aanwezig is en verdachte deze bedreiging heeft ontkend. Van de op die verklaringen betrekking hebbende onderdelen van het onder 6 ten laste gelegde feit moet verdachte daarom eveneens worden vrijgesproken..
Bewijsoverwegingen.
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair ten laste gelegde feit. De raadsvrouw voert daartoe, kort gezegd, aan dat niet is komen vast te staan dat aangeefster [A] door verdachte is gedwongen tot orale seks. Er was geen sprake van onvrijwillig seksueel contact. Voorts voert zij aan dat het dossier geen bewijs bevat voor vaginale seks.
Uit het dossier blijkt dat de aangeefster op 18 oktober 2007 aangifte heeft gedaan van bedreiging door verdachte. Zij heeft op die datum tevens verklaard dat zij in haar huis tegen haar wil geslachtsgemeenschap heeft gehad met verdachte, waarvan ze vooralsnog geen aangifte wilde doen. Enkele dagen later heeft de aangeefster een aanvullende verklaring afgelegd. Uiteindelijk heeft zij op 30 oktober 2007 aangifte gedaan van verkrachting door verdachte. De aangeefster zou tegen haar wil vaginale seks (met gebruikmaking van een condoom) en orale seks hebben gehad met verdachte.
Verdachte heeft steeds stellig ontkend op 18 oktober 2007 vaginale seks met de aangeefster te hebben gehad. Wel heeft hij bekend orale seks met haar te hebben gehad. Zij zou daaraan volgens hem vrijwillig hebben deelgenomen.
Ten aanzien van de vaginale seks overweegt de rechtbank dat de enkele verklaring van de aangeefster, gelet op de ontkenning van verdachte, daarvoor onvoldoende bewijs vormt.
De officier van justitie heeft betoogd dat de gedetailleerde verklaring van de aangeefster in combinatie moet worden gezien met de twee geïnfecteerde plekjes die haar huisarts op
24 oktober 2007 op haar dijbeen heeft gezien en met de vondst van een condoomverplakking in een vuilniszak in haar woning. Tezamen vormen deze elementen het bewijs dat de vaginale seks wel degelijk heeft plaatsgevonden, aldus de officier van justitie.
De rechtbank overweegt dat het aantreffen van een condoomverpakking in een vuilniszak in de woning van aangeefster haar verklaring onvoldoende ondersteunt, nu niet kan worden vastgesteld hoe lang de verpakking zich reeds in de vuilniszak bevond. Er zijn geen sporen op de condoomverpakking aangetroffen. Evenmin is er een (gebruikt) condoom in haar woning aangetroffen. De plekjes die de huisarts een week na de gestelde vaginale verkrachting op het dijbeen van de aangeefster heeft gezien, ondersteunen de verklaring van de aangeefster evenmin, nu niet valt vast te stellen hoe en wanneer zij deze plekjes heeft opgelopen. Voorts heeft de aangeefster geen verklaring over deze plekjes afgelegd. Nu ondersteunend bewijs ontbreekt en verdachte stellig heeft ontkend de aangeefster vaginaal te hebben verkracht, terwijl hij de overige seks wel heeft toegegeven, heeft de rechtbank geen grond om op dit punt aan de verklaring van de aangeefster meer geloof te hechten dan aan die van verdachte. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van de vaginale verkrachting.
Ten aanzien van de ten laste gelegde orale verkrachting overweegt de rechtbank als volgt.
De aangeefster heeft verklaard dat zij heeft toegegeven aan verdachtes wens dat zij hem zou pijpen, omdat ze bang was dat hij haar anders pijn zou doen. Verdachte heeft bekend dat de aangeefster hem die avond heeft gepijpt. Deze orale seks volgde op een avond en nacht waarin verdachte de aangeefster voortdurend had bedreigd met geweld en ook daadwerkelijk geweld tegen haar had gebruikt. Daardoor verkeerde de aangeefster in angst dat hij haar opnieuw pijn zou doen. In die situatie heeft verdachte haar gevraagd hem te pijpen. Het was in die omstandigheden zo moeilijk voor de aangeefster om geen gevolg te geven aan de wens van verdachte om oraal bevredigd te worden, dat er sprake was van dwang van de kant van verdachte. Verdachte heeft dit ook begrepen, zoals blijkt uit zijn verklaringen dat hij dacht dat de aangeefster hem pijpte om hem te behagen, om hem blij te maken en te waarborgen geen klappen te krijgen en dat zij dit deed uit zelfprotectie. Verdachte heeft de aangeefster aldus door bedreiging met geweld en met geweld gedwongen te dulden dat verdachte zijn penis in haar mond bracht, hetgeen is te kwalificeren als verkrachting.
De bewijsmiddelen.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
De bewezenverklaring.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast. Op grond daarvan acht de rechtbank wettig bewezen en is zij tot de overtuiging gekomen dat de verdachte de op de dagvaarding onder 1 primair, 3, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht - zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in de verdediging is geschaad- dat:
1.
hij (op tijdstippen) in of omstreeks de periode van 17 oktober 2007 tot en met
18 oktober 2007 (tot omstreeks 04.30 uur) te [plaats 1] door geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [A] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een)
handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het (meermalen)
seksueel binnendringen van het lichaam van die [A], hebbende verdachte die
[A] gedwongen te dulden dat verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina
en/of de mond van die [A] duwde/bracht, en bestaande dat geweld of die
andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte:
- (meermalen) die [A] heeft geslagen en/of gestompt en/of geduwd tegen het
lichaam en/of
- (meermalen) met zijn handen de keel van die [A] heeft dichtgeknepen en/of
- die [A] heeft vastgepakt en/of (met kracht) geknepen bij/in de
monnikskapspier, althans de achterkant van het hoofd en/of de nek en/of de
bovenkant van de rug, en/of
- zijn schoen en/of knie op de borst van die [A] heeft gezet (en daarmee
vervolgens kracht heeft uitgeoefend) en/of
- (met kracht) de vingers van die [A] (tegen de normale beweegrichting in)
naar achteren heeft getrokken en/of heeft overstrekt,
- (meermalen) die [A] zijn gebalde vuist heeft getoond en/of met gebalde
vuist een slaande beweging in de richting van die [A] heeft gemaakt en/of
- tegen die [A] heeft gezegd: 'Je moet niet spotten met [...], je
weet niet waartoe wij/zij in staat zijn' en/of dat niemand hem, verdachte, kan
tegenhouden als het hem niet bevalt, althans (telkens) woorden van
gelijke dreigende aard en strekking, en/of
- tegen die [A] heeft gezegd 'Ik kan hier ook een moordwapen van
maken' (terwijl hij een nagelvijl toonde), althans woorden van
gelijke dreigende aard en strekking, en/of
- aan die [A] heeft gevraagd wat zij zou gaan doen als hij een vuurwapen en
kogels zou hebben en/of
- aan die [A] (meermalen) heeft gevraagd hoe bang zij voor hem, verdachte,
was (uit te drukken in een cijfer (tussen 1 en 10)) en/of
- die [A] (meermalen) heeft geslagen en/of gestompt en/of geduwd tegen het
lichaam en/of
- (meermalen) een brandende sigaret (dreigend) dicht bij het gezicht van die
[A] heeft gehouden (en daarbij tegen die [A] heeft gezegd 'Word je
bang, vind je het lekker?', althans woorden van gelijke dreigende aard en
strekking) en/of
- tegen die [A] gezegd dat hij (een of meer van) de piercings in het
lichaam van die [A] (met een nijptang) zou uittrekken, althans woorden van
gelijke dreigende aard en strekking en/of
- (meermalen) tegen die [A] heeft gezegd dat zij hem moest betalen en/of
dat zij voor hem moest gaan werken en/of dat die [A] zijn goudmijntje zou
worden, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en strekking en/of
- (terwijl hij, verdachte, de vingers van die [A] naar achteren trok) tegen
die [A] gezegd dat hij de vingers van die [A] zou breken, althans
woorden van gelijke dreigende aard en strekking,
en/of (aldus) voor die [A] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
art 242 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij (op tijdstippen) in of omstreeks de periode van 17 oktober 2007 tot en met
18 oktober 2007 (tot omstreeks 04.30 uur) te [plaats 1] opzettelijk:
- (meermalen) [A] heeft geslagen en/of gestompt en/of geduwd tegen
het lichaam en/of
- (meermalen) met zijn handen de keel van die [A] heeft dichtgeknepen en/of
- die [A] heeft vastgepakt en/of (met kracht) geknepen bij/in de
monnikskapspier, althans de achterkant van het hoofd en/of de nek en/of de
bovenkant van de rug, en/of
- zijn schoen en/of knie op de borst van die [A] heeft gezet (en daarmee
vervolgens kracht heeft uitgeoefend) en/of
- (met kracht) de vingers van die [A] (tegen de normale beweegrichting in)
naar achteren heeft getrokken en/of heeft overstrekt,
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 Wetboek van Strafrecht
EN/OF
hij (op tijdstippen) in of omstreeks de periode van 17 oktober 2007 tot en met
18 oktober 2007 (tot omstreeks 04.30 uur) te [plaats 1] [A] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend:
- (meermalen) zijn gebalde vuist getoond en/of met gebalde vuist een slaande
beweging in de richting van die [A] gemaakt en/of
- tegen die [A] gezegd: 'Ik zal je laten zien waarom je bang voor mij moet
zijn (en vervolgens een aansteker in de richting van die [A] gegooid) en/of
- tegen die [A] gezegd: 'Je moet niet spotten met [...], je
weet niet waartoe wij/zij in staat zijn' en/of dat niemand hem, verdachte, kan
tegenhouden als het hem niet bevalt, althans (telkens) woorden van
gelijke dreigende aard en strekking, en/of
- tegen die [A] gezegd 'Ik kan hier ook een moordwapen van
maken' (terwijl hij een nagelvijl toonde), althans woorden van
gelijke dreigende aard en strekking, en/of
- aan die [A] gevraagd wat zij zou gaan doen als hij een vuurwapen
en kogels zou hebben en/of (meermalen) hoe bang zij voor hem, verdachte, was
(uit te drukken in een cijfer (tussen 1 en 10)) en/of
- (meermalen) een brandende sigaret (dreigend) dicht bij het gezicht van die
[A] gehouden (en daarbij tegen die [A] gezegd 'Word je
bang, vind je het lekker?', althans woorden van gelijke dreigende aard en
strekking) en/of
- tegen die [A] gezegd dat hij (een of meer van) de piercings in het
lichaam van die [A] (met een nijptang) zou uittrekken, althans woorden van
gelijke dreigende aard en strekking en/of
- (meermalen) tegen die [A] gezegd dat zij hem moest betalen en/of
dat zij voor hem moest gaan werken en/of dat die [A] zijn goudmijntje zou
worden, althans woorden van gelijke (dreigende) aard en strekking en/of
- tegen die [A] gezegd dat hij, verdachte, haar zou gaan mollen en/of
slopen, althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 18 oktober 2007 (vanaf omstreeks 08.40 uur) te
[plaats 1] opzettelijk:
- (meermalen) met zijn handen de keel van [A] heeft dichtgeknepen
en/of
- die [A] aan de haren heeft getrokken
waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 18 oktober 2007 (vanaf omstreeks 08.40 uur) te
[plaats 1] [A] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk
dreigend:
- een mes met de punt tegen de keel van die [A] gehouden, althans dreigend
een mes getoond en/of daarbij tegen die [A] gezegd: 'Doe niet zo gek
anders maak ik je dood', althans woorden van gelijke dreigende aard en
strekking en/of
- tegen die [A] gezegd dat hij, verdachte, haar zou gaan mollen en/of
slopen, althans woorden van gelijke dreigende aard en strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 4 en/of 5 oktober 2007 te [plaats 2] en/of te
[plaats 1], althans in Nederland, opzettelijk een persoon (te weten [B]) heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of
met een kussen op het gezicht geduwd/gedrukt en/of met een vork op de hand
gedrukt en/of in de hand gestoken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of
pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
hij op in of omstreeks 22 december 2007 te [plaats 1] en/of (elders) in
Nederland [A] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven
gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk
voornoemde [A] dreigend de woorden toegevoegd :'Als ik vrijkom dan ben jij
dood, ik zweer het je, kankerhoertje', althans woorden van gelijke dreigende
aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
6.
hij op of omstreeks 4 en/of 5 oktober 2007 te [plaats 2] en/of [plaats 1],
althans in Nederland, [B] heeft bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft
verdachte opzettelijk voornoemde [B] dreigend een mes en/of een vork
getoond en/of de woorden toegevoegd :'Bek houden, kankerhoer, want anders maak
ik je dood en/of ik snij je keel door en/of ik schiet je dood en/of ik kom
straks langs en ik schiet een kogel door je kop en/of ik vermoord je met deze
vork en/of ik ga je steken', althans woorden van gelijke dreigende aard of
strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
7.
hij op of omstreeks 21 en/of 22 december 2007 te [plaats 1] en/of (elders)
in Nederland [C] heeft bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft
verdachte opzettelijk voornoemde [C] dreigend de woorden toegevoegd
:'Als ik vrijkom dan snij ik je keel open', althans woorden van gelijke
dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
8.
hij op of omstreeks 05 oktober 2007 te [plaats 2] en/of (elders) in Nederland
[D] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde
[D] dreigend de woorden toegevoegd :'Als ik er achter kom dat het wel
zo is dan zoek ik je op en dan zet ik een pistool op je kop', althans woorden
van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar.
De verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering.
Na te melden straf en maatregel zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft het slachtoffer in september 2007 in een uitgaansgelegenheid ontmoet en een relatie met haar gekregen. In de nacht van 17 op 18 oktober 2007 verbleef verdachte bij het slachtoffer en vond een escalatie van geweld en bedreigingen met geweld plaats. Verdachte, die onder invloed van drugs verkeerde, heeft onder meer haar keel dichtgeknepen, zijn knie op haar borst gezet en daarmee vervolgens kracht uitgeoefend, haar geknepen in de monnikskapspier en haar vingers tegen de normale beweegrichting in naar achteren getrokken. Ook heeft verdachte haar die nacht diverse malen gevraagd hoe bang zij voor hem was. Daarbij werd zij gedwongen om deze angst uit te drukken in een cijfer. Voorts heeft verdachte het slachtoffer bedreigd door onder meer een brandende sigaret dicht bij haar gezicht te houden en te zeggen dat hij haar piercings met een nijptang uit haar lichaam zou trekken. Verdachte heeft het slachtoffer ook verkracht door haar te dwingen tot orale seks. Het behoeft weinig betoog dat verdachte door zijn handelen een ontoelaatbare inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer. De omstandigheid dat de verkrachting, het geweld en de bedreiging met geweld hebben plaatsgevonden in de woning van het slachtoffer, een plaats waar iemand zich veilig moet kunnen voelen, maakt dat het strafbare feit zo mogelijk nog meer impact op het slachtoffer heeft gehad. Blijkens de schriftelijke slachtofferverklaring, d.d. 1 augustus 2008 ondervindt het slachtoffer nog steeds de nadelige gevolgen van deze feiten, heeft zij moeite haar dagelijkse bezigheden op te pakken en heeft zij zich erg onveilig gevoeld. Ook in de samenleving zorgen dergelijke feiten voor gevoelens van grote onrust en onveiligheid.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan een aantal bedreigingen van andere hem bekende vrouwen, waaronder het hiervoor genoemde slachtoffer. Dergelijke bedreigingen maken op grove wijze inbreuk op gevoelens van veiligheid van de slachtoffers en leiden tevens tot grote gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen.
Blijkens een verdachte betreffend uittreksel uit het justitieel documentatieregister van
29 november 2007 is verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met justitie in aanraking geweest.
De rechtbank heeft kennis genomen van de pro justitia rapporten, d.d. 26 februari 2008 en
16 februari 2008 van prof. dr. Bullens, psycholoog en dr. B.A. Blansjaar, psychiater. Beide rapporteurs komen tot de conclusie dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. Aangezien er nog belangrijke diagnostische vragen bleven bestaan, adviseerden zij plaatsing van verdachte in het Pieter Baan Centrum.
Vervolgens hebben psycholoog A.J. de Groot en psychiater T.A. Wouters, vaste gerechtelijk deskundige bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, een onderzoek ingesteld naar de geestvermogens van verdachte. Dit heeft geresulteerd in een rapport van 4 augustus 2008.
Deze deskundigen beschrijven verdachte als een normaal intelligente 21-jarige man bij wie sprake is van ADHD, middelenafhankelijkheid, en van een narcistische persoonlijkheidsstoornis en een antisociale persoonlijkheidsstoornis met theatrale en borderline trekken. Verdachte is kwetsbaar om bij onlusten en spanningen of bij een gebrek aan een extern kader angstig, onzeker en chaotisch te raken. Doordat hij angst, spanning en onzekerheid niet kan verwerken binnen zijn persoonlijkheid, leeft hij deze impulsief, maar ook lustvol uit naar zijn omgeving. Zijn ADHD-kenmerken fungeren hierbij als een soort stuwmotor en bevorderen met name zijn ongeremdheid en onvermogen om zich terughoudend te gedragen. Zijn verslavingsproblematiek is primair te begrijpen als een poging om zijn chronisch ontstemde en kwetsbare binnenwereld draaglijk te maken, maar bevordert tegelijkertijd zijn neiging om zich lustvol uit te leven. De agressieregulatie is gestoord. Sadistische lustbeleving kan secundair ontstaan, maar sadisme vormt geen primaire drijfveer. Verdachte doet pogingen om zijn kwetsbaarheid steeds te bestrijden middels het controleren van zijn omgeving, zich (narcistisch) te laten gelden, door dominantie en expansiedrift. Zonder behandelinterventie is de kans zonder meer groot dat hij opnieuw zal komen tot het plegen van feiten als de hem ten laste gelegde. Hij neigt immers sterk tot het veroveren van vrouwen, waarbij er gezien zijn persoonlijkheid weinig voor nodig is om ontstemd en gekrenkt te raken en gewelddadige recidive voor de hand ligt.
Volgens de rapporteurs heeft verdachte ten tijde van het plegen van de hem ten laste gelegde feiten weliswaar de ongeoorloofdheid hiervan kunnen inzien, maar is hij in mindere mate dan de gemiddeld normale mens in staat geweest zijn wil in vrijheid te bepalen. Geconcludeerd wordt dat verdachte ten tijde van het hem ten laste gelegde lijdende was aan een zodanig gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens dat deze feiten hem in verminderde mate kunnen worden toegerekend.
Om het recidivegevaar terug te brengen achten de rapporteurs behandeling geïndiceerd. Gezien de aard en omvang van verdachtes stoornis en het verband met het te verwachten geweld is hierbij het tbs-kader aangewezen. Wordt vervolgens bezien of tbs met voorwaarden tot de mogelijkheden behoort dan heeft verdachte volgens de rapporteurs vier zaken mee: hij wil behandeld worden, heeft een goed ontwikkeld zelfinzicht en reflectieve mogelijkheden, hij is intelligent en niet eerder behandeld binnen een forensisch psychiatrische context. Gelijktijdig valt gezien verdachtes persoonlijkheid echter te verwachten dat de behandelmotivatie al snel kan gaan lijden onder conflicten en impulsiviteit. Een ambulante poliklinische of deeltijdbehandeling heeft hierom geen kans van slagen. De rapporteurs achten het dan ook van belang dat verdachte klinisch start met een behandeling. Slechts de Forensische Psychiatrische Kliniek (verder FPK) te Assen biedt mogelijkheden tot een (aanvankelijk) gesloten behandeling van mensen met een persoonlijkheidsstoornis met een hoog risicoprofiel. De rapporteurs benadrukken dat als behandeling binnen de FPK Assen niet kan worden geëffectueerd, andere GGZ-instellingen onvoldoende veiligheidswaarborgen kunnen bieden. Dan rest slechts tbs met bevel tot verpleging van overheidswege, aldus de rapporteurs.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van een gespreksaantekening van stichting Reclassering Nederland, d.d. 29 november 2007, en van een adviesrapport van Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering, d.d. 7 augustus 2008, waarin staat weergegeven dat er geen invulling aan een tbs met voorwaarden kan worden gegeven, omdat verdachte niet wil meewerken aan een proefplaatsing bij FPK te Assen. Daarnaast is het volgens dit adviesrapport onzeker of en wanneer FPK Assen een proefbehandeling wil of kan aanbieden.
Tot slot heeft de rechtbank acht geslagen op een e-mail van de heer [E] van Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering aan de officier van justitie, d.d. 8 augustus 2008, die relateert dat de heer [F], opnamecoördinator bij de FPK te Assen, hem heeft meegedeeld dat hij na lezing van het PBC-rapport van oordeel is dat het psychopathiegehalte van verdachte de behandelmogelijkheden van de FPK overstijgt. Daarnaast werkt de FPK met gemengde groepen, hetgeen het risico met zich brengt dat verdachte zich gaat bezigheden met de 'meisjesjacht', iets dat in het PBC rapport op pag. 67 wordt aangeduid als een risicovolle destabiliserende context. Een proefbehandeling, zoals in het PBC-rapport genoemd, is dus volgens de FPK niet haalbaar.
De rechtbank neemt de conclusies neergelegd in het rapport van het Pieter Baan Centrum over en maakt deze tot de hare. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het ten laste gelegde en bewezenverklaarde aan verdachte slechts verminderd kan worden toegerekend.
De rechtbank is van oordeel dat een terbeschikkingstelling met voorwaarden niet aan de orde is, nu verdachte volgens voornoemde deskundigen wisselend is in zijn bereidheid tot naleving van de voorwaarden. Eerder verplicht contact met de reclassering heeft verdachte niet aangehouden. Voorts is een behandeling in het FPK Assen niet mogelijk gebleken. Dit gegeven alsmede de ernst van de feiten en de grote kans op recidive in aanmerking genomen, acht de rechtbank de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden niet passend.
Alles overziende is de rechtbank met de deskundigen van oordeel dat het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege geboden is, nu bij verdachte tijdens het begaan van de bewezenverklaarde feiten een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond, de door verdachte begane strafbare feiten misdrijven betreffen, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld dan wel het misdrijf omschreven in artikel 285, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht betreffen, en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel eist. Verdachte behoeft langdurige klinische behandeling, gelet op zijn problematiek en zijn zeer belaste verleden.
De rechtbank zal bij de straftoemeting van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf naar beneden toe af wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd, nu verdachte van verschillende onderdelen van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken. Bovendien acht de rechtbank het in verband met de jonge leeftijd van verdachte en zijn zeer ernstige problematiek van zeer groot belang dat zo spoedig mogelijk met zijn behandeling kan worden begonnen.
Vordering tenuitvoerlegging
De rechtbank zal de oproeping van de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk vonnis van rechtbank te Rotterdam, d.d. 2 april 2007, nietig verklaren. Niet is gebleken dat de oproeping van de vordering op de bij de wet voorgeschreven wijze is uitgereikt, immers is gebleken dat zich bij de stukken geen akte van uitreiking bevindt en ook overigens heeft zich geen omstandigheid voorgedaan waaruit voortvloeit dat de vordering bij verdachte en diens raadsvrouw bekend was.
De vordering van de benadeelde partij.
[A], wonende te [adres], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 3125,44.
De benadeelde partij heeft de kosten voor een nieuw slot, kijkoog, houtboor en deurklem ad
€ 154,- met stukken onderbouwd. Nu deze kosten alle betrekking hebben op het aanbrengen van beveiliging aan de woning van de aangeefster en de feiten sub 1 en 3 in haar woning hebben plaatsgevonden, staat daarmee het rechtstreekse verband tussen de schade en de feiten vast. Dit brengt mee dat dit bedrag toewijsbaar is.
De schadepost ad € 36,44 betreft de abonnementskosten die de aangeefster voor haar mobiele telefoon heeft moeten betalen nadat verdachte haar op dat nummer had bedreigd en zij een abonnement op een ander telefoonnummer had aangeschaft. Deze kosten kunnen naar het oordeel van de rechtbank worden beschouwd als rechtstreeks voortvloeiend uit de bedreiging, die onder 5 bewezen verklaard is. Ook deze vordering is derhalve toewijsbaar.
De gevorderde eigen bijdrage betreffende de ziektekosten (post 6) is met stukken onderbouwd en houdt eveneens rechtstreeks verband met de onder 1 primair en 3 bewezenverklaarde feiten. Deze kosten zullen echter worden toegewezen tot een bedrag van € 270,-, zijnde de kosten voor psychologische behandeling door de heer [G]. De gevorderde kosten ten behoeve van de behandeling van chlamydia worden afgewezen, omdat het slachtoffer de chlamydia niet kan hebben opgelopen door toedoen van verdachte, nu uit medisch onderzoek (in het Pieter Baan Centrum) is gebleken dat hij deze aandoening niet heeft.
Ten aanzien van de door de benadeelde partij gevorderde immateriële schade neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte ten tijde van de onder 1 primair en 3 bewezenverklaarde feiten de vriend van de benadeelde partij was, met wie zij sinds een aantal weken een seksuele relatie had, dat er gedurende een nacht en een ochtend sprake is geweest van een explosie van geweld, bedreiging met geweld en afgedwongen seks, dat de benadeelde partij zich in verband met haar ervaringen onder behandeling heeft moeten stellen van een psychotherapeut en dat zij zich een lange periode bang en onveilig heeft gevoeld. De rechtbank schat de tot heden geleden immateriële schade op € 1000,-. Dit bedrag zal worden toegewezen.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van in totaal € 1460,44.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de vordering in zoverre niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1 primair en 3 bewezenverklaarde strafbare feiten zijn toegebracht en verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1460,44 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [A].
De toepasselijke wetsartikelen.
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36f, 37a, 37b, 57, 242 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Beslissing.
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaarding onder 2 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij dagvaarding onder 1 primair, 3, 5, 6, 7 en 8 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
feit 1 primair:
VERKRACHTING;
feit 3, feit 5, feit 6, feit 7 en feit 8:
BEDREIGING MET ENIG MISDRIJF TEGEN HET LEVEN GERICHT, MEERMALEN GEPLEEGD;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
in verzekering gesteld op: 27 november 2007,
in voorlopige hechtenis gesteld op: 30 november 2007;
gelast voorts de terbeschikkingstelling van verdachte;
beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd;
verklaart de oproeping van de vordering na voorwaardelijke veroordeling van de officier van justitie nietig;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte voorts om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [A], een bedrag van € 1460,44;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding en dat zij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 1460,44 ten behoeve van het slachtoffer genaamd [A];
bepaalt dat in geval volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 29 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. Urbanus, voorzitter,
Van Dooijeweert en Meijers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Dekker, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 augustus 2008.