ECLI:NL:RBSGR:2008:BF3708
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake asielaanvraag en uitzetting
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 17 september 2008 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een Turkse nationaliteit, had bezwaar gemaakt tegen de impliciete weigering van de staatssecretaris van Justitie om hem in de gelegenheid te stellen een asielaanvraag in te dienen voorafgaand aan zijn uitzetting. Verzoeker stelde dat hij tijdens een zitting bij de politierechter op 29 juli 2008 had aangegeven asiel te willen aanvragen, maar dat hij niet de kans had gekregen om dit formeel te doen. De gemachtigde van verzoeker betoogde dat deze weigering in strijd was met internationale regelgeving, waaronder de Dublin-verordening en de procedure richtlijn asiel.
De voorzieningenrechter overwoog dat uit het proces-verbaal van de zitting bij de politierechter niet kon worden opgemaakt dat verzoeker daadwerkelijk een asielverzoek had ingediend. De rechter concludeerde dat verzoeker had moeten begrijpen dat hij een formeel verzoek moest indienen bij de juiste instantie. De voorzieningenrechter stelde vast dat verzoeker pas op 11 augustus 2008, na zijn verwijdering, door zijn gemachtigde had laten weten dat hij een asielaanvraag wilde indienen. Dit leidde tot de conclusie dat er geen sprake was van een weigering door verweerder om verzoeker in de gelegenheid te stellen een aanvraag in te dienen.
Uiteindelijk werd het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen bewijs was dat verzoeker op enig moment kenbaar had gemaakt dat hij een asielaanvraag wilde indienen. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker niet had voldaan aan de vereisten om een asielaanvraag in te dienen en dat de staatssecretaris van Justitie niet in gebreke was gebleven.