Rechtbank 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
enkelvoudige kamer vreemdelingenzaken
Uitspraak
op grond van artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 96 en artikel 106 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg. nr.: AWB 08/34897
V-nr.: [nummer]
inzake:
[eiser], geboren op [1983], van (gestelde) Sierraleoonse nationaliteit, verblijvende in het detentiecentrum te Alphen aan den Rijn, eiser,
gemachtigde: mr. M.A.C. van Overmeire-de Vilder, advocaat te Amsterdam
tegen:
de staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. V.P. Goranov, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van het Ministerie van Justitie.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Op 14 juli 2008 is eiser op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 in bewaring gesteld. Eerdere beroepen tegen de oplegging dan wel voortduring van deze maatregel zijn ongegrond verklaard, laatstelijk bij uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van
5 september 2008.
Bij beroepschrift van 26 september 2008 heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel. Daarbij is opheffing van de maatregel tot bewaring gevorderd en toekenning van schadevergoeding.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 9 oktober 2008. Eiser is daar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn voornoemde gemachtigde.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
II. OVERWEGINGEN
Eiser heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd.
Verweerder handelt onvoldoende voortvarend. Sinds de laatste uitspraak van 5 september 2008 is alleen een vertrekgesprek met eiser gevoerd op 29 september 2008. Na de aanvraag van een laissez-passer (LP) heeft verweerder de autoriteiten van Sierra Leone niet meer specifiek voor eiser benaderd.
Voorts ontbreekt zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn nu de autoriteiten van Sierra Leone niet meewerken aan gedwongen terugkeer. Zie in dat verband de uitspraak van deze rechtbank, zittinghoudende te Almelo, van 9 september 2008 met kenmerk AWB 08/29835. Hoewel de identiteit en nationaliteit van eiser wel vaststaan, is voor eiser nog geen presentatiedatum vastgesteld en laat verweerder ook na daarnaar te rappelleren. Daaraan doet niet af dat op 2 september 2008 is toegezegd dat zo spoedig mogelijk uitsluitsel wordt gegeven over lopende LP-aanvragen.
Verweerder heeft het volgende - zakelijk weergegeven - aangevoerd.
Verweerder is afhankelijk van de autoriteiten van Sierra Leone en die hebben op 2 september 2008 toegezegd dat zo spoedig mogelijk uitsluitsel wordt gegeven over de presentaties. Vervolgens heeft de consul van Sierra Leone op 17 september 2008 verklaard dat hij pas weer presentaties wil laten plaatsvinden als hij is geaccrediteerd om ook LP’s te verstrekken. Deze accreditatie zal – zo is door de Sierraleoonse autoriteiten toegezegd - naar verwachting eind oktober 2008 plaatsvinden. Verweerder beroept zich op de uitspraak van de meervoudige kamer van de rechtbank te Maastricht van
29 september 2008 met kenmerk AWB 08/30397. Op 2 oktober 2008 heeft de LP-afdeling gerappelleerd bij de autoriteiten van Sierra Leone.
Bij haar overwegingen gaat de rechtbank uit van de navolgende feiten en omstandigheden.
De LP-procedure ter verkrijging van een reisdocument van Sierra Leone is zo ingericht dat een vreemdeling eerst in persoon moet worden gepresenteerd aan de (diplomatieke)vertegenwoordiger van Sierra Leone of aan een zogeheten Task Force: een op uitnodiging van verweerder naar Nederland gekomen groep immigratiedeskundigen uit het land van herkomst ten overstaan van wie de presentatie plaatsvindt. Naar aanleiding van deze presentatie, die uiteindelijk neerkomt op een persoonlijk gesprek tussen de vreemdeling en de vertegenwoordiger/Task Force, wordt de Sierraleoonse nationaliteit wel of niet vastgesteld. Bij de vaststelling van de Sierraleoonse nationaliteit geeft de ambassade zelfstandig een nationaliteitsverklaring af, een zogeheten statement. Bij een en ander wordt geen onderscheid gemaakt tussen gedocumenteerde en ongedocumenteerde vreemdelingen en wordt ook geen onderscheid gemaakt tussen coöperatieve en non-coöperatieve vreemdelingen. Indien de DT&V op grond van die nationaliteitsverklaring verzoekt om over te gaan tot de afgifte van een LP, geleidt de ambassade dit verzoek door naar de autoriteiten in Freetown (Sierra Leone) die hierop een akkoord geven.
Aanvankelijk heeft verweerder medegedeeld dat de autoriteiten van Sierra Leone hebben toegezegd dat zij voor vreemdelingen, waarvan de nationaliteit is vastgesteld tijdens de presentatieronde bij de Task Force van 16 tot 19 juni 2008, op 1 augustus 2008 over zullen gaan tot het verstrekken van LP’s. Vervolgens is dit moment telkens opgeschoven. Dit heeft deze rechtbank, zittinghoudende te Almelo, in de uitspraak van 9 september 2008 met kenmerk AWB 08/29835 tot de volgende conclusie gebracht:
“Ondanks afspraken om op korte termijn ( binnen enkele weken) te komen tot nadere beslissingen, zijn die tot op heden niet genomen. Weliswaar is thans afgesproken dat zo spoedig mogelijk uitsluitsel zal worden gegeven over de laissez-passer aanvragen doch onduidelijk is wat dat uitsluitsel dan precies inhoudt en evenmin is duidelijk op welke termijn een dergelijk uitsluitsel gegeven zal worden. Verweerder heeft geen aanknopingspunten aangedragen die de verwachting rechtvaardigen dat thans op kort termijn zal kunnen worden overgegaan tot uitzetting van Sierraleoonse vreemdelingen naar Sierra Leone.
Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat thans het zicht op uitzetting is komen te ontbreken (…)”
Anders dan in de onderhavige zaak stond in de zaak van de meervoudige kamer van deze rechtbank, zittinghoudende te Maastricht van 29 september 2008 met kenmerk AWB 08/30397, zoals gelezen door deze rechtbank, de Sierraleoonse nationaliteit van de vreemdeling nog niet vast en leek dit van doorslaggevend belang voor het oordeel dat zicht op uitzetting niet ontbrak.
In de zaak van eiser staat de Sierraleoonse nationaliteit wel vast. Met deze rechtbank, zittinghoudende te Almelo, in bovengenoemde zaak, stelt de rechtbank vast dat ook ten behoeve van vreemdelingen voor wie een statement is afgegeven nog geen LP’s zijn verstrekt. In de zaak van eiser heeft verweerder echter nieuwe informatie verstrekt, waaruit blijkt dat de vertraging is te wijten aan de omstandigheid dat de consul nog niet is geaccrediteerd om daadwerkelijk LP’s af te geven en dit probleem uiterlijk eind oktober 2008 zal zijn verholpen.
Gelet op deze nieuwe informatie is de rechtbank van oordeel dat thans een reëel perspectief op uitzetting van eiser niet ontbreekt. Verweerder geeft daarmee immers een concrete uitleg van de problemen tot op heden en stelt een concrete oplossing binnen afzienbare termijn in het vooruitzicht. Daarbij wenst de rechtbank verweerder echter wel mee te geven dat indien deze toezegging opnieuw niet wordt nageleefd, het vertrouwen van de rechtbank in dergelijke toezeggingen op dit punt zodanig zal zijn geschaad dat een hernieuwde concrete toezegging van weinig gewicht zal zijn.
Anders dan eiser is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet onvoldoende voortvarend heeft gehandeld door de autoriteiten van Sierra Leone na de LP-aanvraag niet meer specifiek voor eiser te benaderen. Het is juist dat er na de LP-aanvraag geen contact is geweest tussen verweerder en de autoriteiten van Sierra Leone dat specifiek betrekking heeft op eiser. Gezien de hiervoor gesignaleerde problemen, is dit echter geen aanleiding tot de conclusie dat verweerder aldus onvoldoende voortvarend heeft gehandeld. Het ligt immers meer voor de hand om eerst de algemene problemen met betrekking tot de afgifte van LP’s op te lossen alvorens actief contact te zoeken met de autoriteiten in een individuele zaak. Gezien de inspanningen van verweerder om de grotere problemen rond de afgifte van LP’s op te lossen, is de rechtbank dan ook van oordeel dat geen sprake is van onvoldoende voortvarend handelen.
Na beoordeling van de door of namens eiser naar voren gebrachte beroepsgronden, concludeert de rechtbank dat voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel of de wijze van tenuitvoerlegging niet in strijd is met de wet en dat deze bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid gerechtvaardigd is te achten. Daarom wordt het beroep ongegrond verklaard.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank geen gronden aanwezig om toepassing te geven aan artikel 106 van de Vw 2000 of artikel 8:75 van de Awb.
III. BESLISSING
De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 16 oktober 2008 door mr. C.I.H. Fockens, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. C.F.E. Post, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.