ECLI:NL:RBSGR:2008:BG3771
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vreemdelingenbewaring en zicht op uitzetting naar China
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Assen, op 3 november 2008 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van een Chinese vreemdeling die in bewaring was gesteld op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende zicht op uitzetting naar China bestaat, maar dat de belangen van de eiser bij het opheffen van de bewaring op dat moment groter zijn dan het belang van de staat om de bewaring voort te zetten. De rechtbank heeft hierbij de lange duur van de bewaring, de inconsistenties in de landelijke jurisprudentie en het feit dat andere Chinese vreemdelingen al hun vrijheid hebben teruggekregen, meegewogen.
De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. R.W. Koevoets, had eerder al beroep ingesteld tegen de voortduren van de bewaring. De rechtbank had op 9 oktober 2008 geoordeeld dat er zicht op uitzetting naar China was, maar in deze vervolgprocedure werd opnieuw de vraag gesteld of dit zicht nog steeds aanwezig was. De rechtbank concludeerde dat, ondanks de eerdere uitspraak, de omstandigheden zodanig waren veranderd dat de bewaring niet langer rechtmatig kon worden geacht.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de maatregel van bewaring opgeheven en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de belangen van de vreemdeling en de staat, vooral in het licht van de lange duur van de bewaring en de onduidelijkheid in de jurisprudentie.