ECLI:NL:RBSGR:2008:BG4404
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- B.C. Punt
- Rechtspraak.nl
Vaststelling van de Nederlandse nationaliteit en gerechtelijke erkenning van vaderschap
In deze zaak heeft verzoeker de Rechtbank 's-Gravenhage verzocht vast te stellen dat hij de Nederlandse nationaliteit bezit. Dit verzoek is gebaseerd op artikel 4, lid 1, van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN), dat stelt dat verzoeker de nationaliteit kan verkrijgen indien het vaderschap van [A] gerechtelijk wordt vastgesteld. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Hoge Raad van 26 januari 2007, waarin werd bepaald dat postnatale erkenning in combinatie met gerechtelijk bewijs van verwekkerschap gelijkgesteld kan worden met de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap. De rechtbank oordeelt dat voor deze gelijkstelling noodzakelijk is dat de erkenning tijdens de minderjarigheid van verzoeker heeft plaatsgevonden, terwijl het gerechtelijk bewijs van verwekkerschap ook na de meerderjarigheid kan worden geleverd.
De mondelinge behandeling vond plaats op 10 januari 2008, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. H.K. Jap-A-Joe, en de Staat werd vertegenwoordigd door mr. drs. C.J. Cappon. De rechtbank overweegt dat de erkenning van [A] als vader van verzoeker, die plaatsvond op 21 juli 2003, niet automatisch leidt tot de verkrijging van de Nederlandse nationaliteit, omdat het vaderschap nog niet gerechtelijk is vastgesteld. De rechtbank wijst erop dat de erkenning van [A] pas 16 jaar na de geboorte van verzoeker heeft plaatsgevonden, wat volgens de rechtbank geen discriminatie oplevert, ondanks de argumenten van verzoeker dat dit in strijd is met internationale verdragen.
De rechtbank besluit de beslissing op het verzoekschrift pro forma aan te houden tot 1 mei 2008, zodat verzoeker de gelegenheid krijgt om door middel van een DNA-onderzoek aan te tonen dat [A] zijn biologische vader is. Dit onderzoek dient bij voorkeur te worden uitgevoerd in een van de laboratoria die door de Staat zijn genoemd. De beschikking is gegeven door mr. B.C. Punt en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 7 februari 2008.