RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Tegenspraak
Parketnummer: 09/753556-08
Datum uitspraak: 19 november 2008
Promis
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
wonende te [adres]
thans gedetineerd in het penitentiair complex Scheveningen, Unit 2.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 5 november 2008.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. Van der Zwan en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. Sönmez, advocaat te Rotterdam, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2.1 Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 april 2008 te [P] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een geldbedrag en/of goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [A] en/of de (schoon)familie van [A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke voorgenomen diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [A] en/of [C] en/of daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld tegen [A] en/of de (schoon)familie van [A], gepleegd/te plegen met het het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [A] en/of de (schoon)familie van [A] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag en/of goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [A] en/of de (schoon)familie van [A], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
tezamen en in vereniging met een ander en/of anderen, althans alleen, als volgt heeft gehandeld:
zijnde en/of hebbende hij, verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s):
- zich met één of meer (bivak)muts(en) en/of panties op/over hun hoofd en/of tierap(s) en/of handschoen(en) en/of één of meerder patroonhouder(s) van (een) vuurwapen(s) en/of één of meer (op echt lijkende) vuurwapen(s) naar de woning en/of manege van die [A] begeven en/of
- de auto nabij die woning en/of manege (op een verdekte plek) geparkeerd en/of uitgestapt en/of
- (met medeneming van bovengenoemde (bivak)muts(en) en/of panties en/of tierap(s) en/of handschoen(en) en/of patroonhouder(s) en/of (op echt lijkende) vuurwapen(s) over (een) (toegangs)hek(ken) van het terrein van die [A] geklommen en/of -vervolgens- het terrein opgelopen/gerend en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op [B] en/of [C] gericht en/of aan [B] en/of [C] getoond en/of het wapen doorgeladen en/of (daarbij) dreigend gezegd dat deze [A] en/of [C] achteruit moesten gaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 april 2008 te [P] ter voorbereiding van het met anderen of een ander, althans alleen, te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten afpersing en/of diefstal met geweld in vereniging, althans alleen, althans al dan niet met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk één of meerdere bivakmuts(en) en/of tierap(s) en/of handschoen(en) en/of een één of meerdere patroonhouder(s) van een vuurwapen en/of een (op een echt gelijkend) vuurwapen, kennelijk bestemd tot het in vereniging begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of vervaardigd en/of ingevoerd en/of doorgevoerd en/of uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.2 Partiële nietigheid van de dagvaarding
De raadsman heeft bij zijn requisitoir verzocht de dagvaarding partieel nietig te verklaren voor wat betreft de zinsnede 'althans alleen, althans al dan niet met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop naar wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld' in het subsidiair ten laste gelegde nu dit niet voldoende feitelijk is omschreven.
De officier van justitie verzet zich hier niet tegen.
De rechtbank is van oordeel dat de steller van de tenlastelegging wat betreft de zinsnede 'althans alleen, althans al dan niet met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld' in het subsidiair ten laste gelegde niet nader heeft omschreven waarin dit 'te plegen misdrijf' zou hebben bestaan. De rechtbank is -met de raadsman- van oordeel dat deze zinsnede daarom onvoldoende feitelijke betekenis heeft. Aangezien de tenlastelegging voor wat betreft dit onderdeel een onvoldoende duidelijke opgave van het feit behelst, zal de rechtbank ambtshalve de dagvaarding partieel nietig verklaren. Voor het overige voldoet de dagvaarding aan de eisen van artikel 261 Sv.
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 16 april 2008 te [P] met anderen getracht heeft een overval (dat wil zeggen een diefstal met geweld en/of een afpersing) te plegen op [A] en zijn (schoon)familie in diens woning met aanpalende manege dan wel dat hij met anderen voorbereidings- handelingen heeft getroffen tot die overval.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte het primaire feit heeft begaan.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het primair tenlastegelegde het verweer gevoerd - kort en zakelijk weergegeven - dat er geen sprake is geweest van een begin van uitvoering, als gevolg waarvan er geen sprake is van een strafbare poging. Om die reden verzoekt de raadsman vrijspraak van het primair tenlastegelegde. Subsidiair heeft de raadsman het verweer gevoerd dat verdachte niet als mededader kan worden aangemerkt.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging(1)
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast:
Op 16 april 2008, des avonds te omstreeks 23:00 uur, zag [A] tijdens zijn dagelijkse laatste ronde over het manegeterrein te [P] bij het hek dat toegang geeft tot zijn huis en de manege twee jongens staan. [A] heeft naar de jongens geroepen, waarna er één over het hek heen sprong en hem naderde. Vervolgens rende degene die buiten het hek stond weg, waarna ook de andere jongen weer over het hek sprong en wegrende(2). Gebleken is dat medeverdachte [medeverdachte 1] degene was die over het hek is gesprongen, en medeverdachte [medeverdachte 2] degene die buiten het hek is gebleven(3).
[A] zag vervolgens ook een andere jongen langs rennen, achternagezeten door zijn zoons en schoonzoon(4).
Zoon [B] zag vanuit zijn slaapkamer meerdere personen door de tuin lopen. Hij heeft daarop zijn broer en zwager gealarmeerd en is met hen naar buiten gegaan. Buiten gekomen zag hij uit alle hoeken en gaten personen komen rennen(5). Ook medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat meerdere jongens het terrein op gingen. Uit zijn verklaring volgt ook dat hij met minimaal zeven personen op de bewuste locatie is geweest(6). Op de oprit van een nabijgelegen huis zag [B], die toen in het gezelschap was van zijn zwager [C], een negroïde jongen bij een auto staan rommelen. [C] heeft deze jongen beetgepakt; toen rukte de jongen zich los, draaide hij zich om en had hij plotseling een pistool in handen, laadde dit door en zei dat ze achteruit moesten gaan(7). [D], de dochter van [A], heeft verklaard dat alles heel snel en tegelijk gebeurde en dat er paniek en chaos heerste.(8)
In de omgeving van het huis en de manege heeft de politie bivakmutsen, handschoenen, tie wraps en een patroonhouder gevonden(9).
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft als getuige ter terechtzitting verklaard met vier andere jongens, naar de manege te zijn gereden in de auto van zijn, [medeverdachte 1]'s, vader. [Medeverdachte 1] heeft eveneens verklaard dat er nog twee andere jongens op de brommer daarheen zouden komen(10). Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verder verklaard dat hij twee dagen voor de bewuste 16e april 2008 gebeld was door een (tot op heden onbekend gebleven) mededader met de vraag of hij een auto kon regelen voor een 'ripactie'. Hoewel [medeverdachte 1] op dat moment gezegd zou hebben daar niet aan mee te willen werken, belde twee dagen later dezelfde mededader hem op met de vraag of [medeverdachte 1] een auto kon regelen om de vrienden van de beller naar een bepaalde locatie, te weten de bewuste manege, te brengen. Hiermee heeft [medeverdachte 1] ingestemd omdat hij bij de onbekend gebleven mededader in het krijt zou staan(11). [Medeverdachte 1] heeft de auto ter plaatse zo (verdekt) geparkeerd, dat een snelle vlucht mogelijk was. Volgens zijn eigen verklaring heeft [medeverdachte 1] immers op aanwijzingen van zijn mededaders de auto in een steegje geparkeerd met de neus in de richting van de weg, om makkelijker weg te kunnen rijden. Medeverdachte [medeverdachte 1] vond dit slim(12).
In de auto van [medeverdachte 1]'s vader is de mobiele telefoon van verdachte aangetroffen. In verband hiermee is hij op 5 juni 2008 als getuige gehoord(13). Ter gelegenheid van dit verhoor is -met zijn toestemming- DNA-materiaal van verdachte afgenomen. Uit het DNA-onderzoek is gebleken dat op één van de eerdergenoemde bivakmutsen DNA-materiaal van verdachte is aangetroffen(14).
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij geld nodig had en iemand heeft aangesproken in zijn wijk. Hij wist dat ze dan iets zouden "regelen". Deze personen hebben tegen verdachte gezegd dat het om een overval ging en dat er veel geld zou liggen bij de manege van de familie [A] in [P](15). Verdachte zou goed geld krijgen voor de overval. Er is een bedrag genoemd, maar dat wil verdachte niet vertellen(16). Verdachte heeft verklaard dat hij voor de overval drie keer met zijn mededaders heeft afgesproken om de overval te bespreken(17). Op de avond van de overval is verdachte, aldus zijn verklaring, met de trein naar [P2] gereisd en vervolgens vanaf het station naar de manege en de woning gelopen. Hier heeft hij ongeveer een kwartier à 10 minuten op de anderen staan wachten(18). Volgens verdachte waren zij met z'n drieën. Toen de anderen er waren vroegen ze aan elkaar of ze er klaar voor waren. Verdachte heeft toen "ja" gezegd (19). Hij is over het hek van de voortuin gesprongen en naar de voordeur gelopen. De twee jongens met wie hij was zag hij richting de achtertuin lopen(20). Hij wilde aanbellen maar zag een hond. Het was een grote hond en verdachte is weggelopen en naar de trein gelopen(21). Verdachte had een zwarte panty op zijn hoofd, waar hij gaten in had geknipt. Verdachte heeft verklaard dat hij deze panty op zijn hoofd had om niet herkenbaar te zijn(22). Verdachte heeft deze panty in de buurt van de woning weggegooid(23).
De rechtbank acht op grond van dit alles wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededaders op genoemde dag getracht heeft op [A] en diens (schoon)familie een overval (in de vorm van een diefstal met bedreiging met geweld en/of afpersing) te plegen.
Immers, verdachte is per trein en verder te voet om ongeveer 23:00 uur naar de manege met woonhuis gekomen. Een afgelegen plaats waar normaliter niemand op een dergelijk tijdstip heen gaat, behoudens mensen die aldaar of in de nabijheid wonen. Enkele mededaders zijn met een auto en mogelijk ook op brommers naar die locatie gekomen. In de nabijheid van de woning en manege zijn allerlei voorwerpen gevonden die duiden op (het voorbereiden van) een gewelddadige overval. Er zijn immers bivakmutsen, tie wraps, handschoenen en een patroonhouder gevonden in de nabijheid van de bewuste locatie. De rechtbank gaat er hierbij van uit dat deze voorwerpen op enig moment daadwerkelijk op het terrein van de manege en en de daarnaast gelegen woning zelf aanwezig zijn geweest, nu vast staat dat verdachte zelf en (een aantal van) zijn mededaders op dit terrein aanwezig zijn geweest en het zinloos zou zijn geweest deze voorwerpen mee te nemen naar de plaats delict, zonder ze mee te nemen op het terrein zelf.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de uiterlijke verschijningsvorm van de gedragingen in hun geheel, namelijk het met een grote groep personen naar een afgelegen huis / manege afreizen om daar voorzien van de nodige voorwerpen het terrein te betreden, er duidelijk op wijst dat verdachte en zijn mededaders het huis wilden overvallen, oftewel een diefstal met (bedreiging met) geweld en/of afpersing wilden plegen.
Verdachte was blijkens zijn verklaringen bij de politie en bij de rechter-commissaris naar het oordeel van de rechtbank ook op de hoogte van wat er bij de manege te gebeuren stond. Hij heeft vooraf drie keer met zijn mededaders afgesproken om de overval te bespreken. Op de avond zelf hebben verdachte en zijn mededaders elkaar gevraagd of ze er klaar voor waren, waarop verdachte bevestigend heeft geantwoord. Er kan zodoende gesproken worden van een nauwe en bewuste, wellicht stilzwijgende, samenwerking.
Verdachte droeg een zelfgemaakte bivakmuts op zijn hoofd, gemaakt van een dikke panty van zijn vriendin waarin hij twee gaten had geknipt op de plaats van zijn ogen. Verdachte droeg deze panty naar eigen zeggen om niet herkenbaar te zijn. De verklaring van verdachte ter zitting dat hij vrijwel dagelijks deze muts droeg acht de rechtbank ongeloofwaardig, mede gelet op het feit dat verdachte de panty ter plaatse heeft weggegooid. Verdachte heeft op zijn mededaders staan wachten, zij hebben elkaar gevraagd of ze er klaar voor waren en vervolgens is verdachte over het hek van de voortuin gesprongen en door de voortuin naar de voordeur gelopen, terwijl mededaders zich naar de achtertuin begaven.
Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank, in weerwil van het betoog van de raadsman, sprake geweest van een begin van uitvoering. Dat verdachte mogelijk niet zelf in direct contact met de slachtoffers is geweest doet daar niet aan af. Voorts geldt dat verdachte pas is weggelopen op het moment dat er een grote hond in de richting van verdachte kwam. Onder deze omstandigheden kan geen sprake zijn van een vrijwillige terugtred.
Ten slotte overweegt de rechtbank nog het volgende. Verdachte en zijn mededaders moeten beseft hebben dat [A] c.s. hun geld en/of goederen niet vrijwillig zouden afstaan; juist hierin was de reden van de met opzet gecreëerde overmacht gelegen. Hiermee is bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op het bij de voorgenomen diefstal c.q. afpersing te plegen geweld.
Aldus verwerpt de rechtbank de door de raadsman gevoerde verweren.
hij op 16 april 2008 te [P] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een geldbedrag en/of goederen toebehorende aan [A] en/of de (schoon)familie van [A], welke voorgenomen diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen [B] en [C] en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld tegen [A] en/of de (schoon)familie van [A], gepleegd/te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [A] en/of de (schoon)familie van [A] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag en/of goederen toebehorende aan [A] en/of de (schoon)familie van [A],
tezamen en in vereniging anderen als volgt heeft gehandeld:
zijnde en hebbende hij, verdachte en/of zijn mededaders:
- zich met (bivak)mutsen en panties op/over hun hoofd en tie wraps en handschoenen en één patroonhouder van een vuurwapen en/of één op echt lijkend vuurwapen naar de woning en manege van die [A] begeven en
- de auto nabij die woning en manege (op een verdekte plek) geparkeerd en uitgestapt en
- met medeneming van bovengenoemde (bivak)mutsen en panties en tie wraps en handschoenen over een (toegangs)hek van het terrein van die [A] geklommen en -vervolgens- het terrein opgelopen/gerend en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp op [B] en [C] gericht en aan [B] en [C] getoond en het wapen doorgeladen en daarbij dreigend gezegd dat deze [B] en [C] achteruit moesten gaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem primair tenlaste- gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om verdachte een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen die gelijk is aan de tijd reeds in voorlopige hechtenis doorgebracht, eventueel gecombineerd met een overwegend voorwaardelijke werkstraf.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich als onderdeel van een grote groep personen schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met (bedreiging met) geweld en aan poging tot afpersing. Dat deze pogingen uiteindelijk in een relatief vroegtijdig stadium zijn afgebroken, is slechts te wijten aan het manmoedige optreden van de beoogde slachtoffers.
Zulke misdrijven veroorzaken bij de slachtoffers daarvan grote gevoelens van onveiligheid en brengen in de samenleving onrust teweeg.
De rechtbank neemt in overweging dat verdachte in het geheel geen leidende rol heeft gespeeld.
Verdachte is, gelet op het hem betreffende uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister, in een lang vervlogen verleden eenmaal wegens diefstal met justitie in aanraking gekomen. De rechtbank zal verdachte daarom als first offender aanmerken.
De rechtbank heeft acht geslagen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals tijdens het onderzoek ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
De rechtbank is van oordeel dat op ernstige delicten als de onderhavige niet anders kan worden gereageerd dan met een - grotendeels - onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Mede gelet op de rol van verdachte in het geheel zal de rechtbank beslissen overeenkomstig de eis van de officier van justitie.
De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 45, 57, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
verklaart de dagvaarding onder subsidiair nietig voor zover dit betreft de woorden "althans alleen, althans al dan niet met anderen of een ander te plegen misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld";
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding primair cumulatief ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en aan andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden;
bepaalt dat een gedeelte van deze straf, groot 2 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op: 27 juli 2008
in voorlopige hechtenis gesteld op: 30 juli 2008.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. Van Engelen, voorzitter,
Van Dorp en Bouwman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Hoekstra, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 november 2008.
1 Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opmaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina's, betreft dit de pagina's van de doorgenummerde processen-verbaal met nummers 1620/08-003357 & 1620/08-003357A t/m E (blz. 01 t/m 372) en 1621/08-72383 (blz. 373 t/m 491), politie Hollands Midden.
2 proces-verbaal blz. 14
3 tevens proces-verbaal blz. 106-107
4 idem noot 2
5 proces-verbaal blz. 16
6 medeverdachte [medeverdachte 1] verklaart op blz. 106 dat er, naast hemzelf, nog zes personen ter plaatse waren, in totaal dus zeven man. Deze personen zouden met hemzelf zijn meegereden (vier personen) en per brommer zijn gereisd (twee personen).
7 proces-verbaal blz. 17 en blz. 22-23
8 proces-verbaal blz. 29
9 proces-verbaal blz. 65-66 en blz. 71-73
10 proces-verbaal blz.105
11 proces-verbaal blz. 102-104
12 Proces-verbaal blz. 106
13 proces-verbaal blz. 165 e.v.
14 Proces-verbaal blz. 295
15 Proces-verbaal blz. 305-306
16 Proces-verbaal blz. 307
17 Proces-verbaal blz. 309
18 Proces-verbaal blz. 309
19 Proces-verbaal blz. 367
20 Proces-verbaal blz. 310
21 Proces-verbaal blz. 307
22 Proces-verbaal blz. 313
23 Proces-verbaal blz. 314