ECLI:NL:RBSGR:2008:BG5035

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
21 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
768498 / 08-15938
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Von Maltzahn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident tot voeging en tussenkomst in effectenlease-zaak met betrekking tot WCAM-overeenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 21 oktober 2008 uitspraak gedaan in een incident tot voeging en tussenkomst. De eisende partij, [X-Y], wenste zich te voegen aan de zijde van haar echtgenoot, [X], in een geschil over een effectenlease-contract met Bank Labouchere N.V., dat later door Dexia Bank Nederland N.V. en vervolgens door Varde is overgenomen. De echtgenote beroept zich op de buitengerechtelijke vernietiging van de effectenlease-overeenkomst, die zij per brief van 20 februari 2006 zou hebben vernietigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat, na de algemeen verbindend verklaring van de WCAM-overeenkomst (Duisenberg-regeling) op 25 januari 2007, zowel de echtgenoot als de echtgenote geen opt-outverklaring hebben afgelegd, waardoor zij gebonden zijn aan de WCAM-overeenkomst.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de 'Eega-brief', die door de echtgenote is afgelegd, niet binnen de daarvoor in de overeenkomst genoemde termijn door Dexia is ontvangen. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de vordering van [X-Y] om zich te voegen aan de zijde van [X] niet kan worden toegewezen. De kantonrechter heeft de vordering van [X-Y] afgewezen en haar in de kosten van de procedure veroordeeld. De zaak is vervolgens verwezen naar de terechtzitting van 18 november 2008 voor het nemen van de conclusie van repliek aan de zijde van Varde.

De uitspraak benadrukt de gevolgen van de WCAM-overeenkomst voor echtgenoten van contractanten en de noodzaak om tijdig een opt-outverklaring af te leggen om niet gebonden te zijn aan de collectieve regeling.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector kanton
Locatie 's-Gravenhage
vm
Rolnr.: 768498/08-15938
21 oktober 2008
Vonnis in het incident in de zaak van:
de buitenlandse vennootschap VARDE INVESTMENTS (IRELAND) LIMITED,
gevestigd te Dublin, Ierland,
eisende partij in de hoofdzaak
verwerende partij in het incident tot voeging en tussenkomst,
gemachtigde: mr. G.J. Schras,
rolgemachtigde: dw. E.van Mastrigt,
tegen
[X],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij in de hoofdzaak,
gemachtigde: mr. G.van Dijk,
en:
[X-Y],
wonende te [woonplaats],
eisende partij in het incident tot voeging en tussenkomst,
gemachtigde: mr. G.van Dijk.
Partijen worden aangeduid als "Varde", "[X]" en "[X-Y]".
Procedure
1. De kantonrechter heeft kennis genomen van:
- de dagvaarding met producties van 26 juni 2008;
- de incidentele conclusie tot voeging en tussenkomst van 26 augustus 2008;
- de incidentele conclusie van antwoord met producties van 23 september 2008.
Feiten
in de hoofdzaak:
2.1 [X] heeft op 15 november 2000 een effectenlease-contract, genaamd WinstVerDriedubbelaar met nummer [nummer 1], gesloten met Bank Labouchere N.V., waarvan eerst Dexia Bank Nederland N.V. en later Varde de rechtsopvolgster is geworden.
2.2 [X] heeft op 2 maart 2003 het zogenaamde Dexia Aanbod van Dexia Bank Nederland N.V. ondertekend.
2.3 Na de algemeen verbindend verklaring van de zogenaamde Duisenbergregeling (WCAM beschikking) door het gerechtshof te Amsterdam van 25 januari 2007 heeft [X] niet uiterlijk voor 31 juli 2007 de zogenaamde opt-out verklaring afgelegd.
in het incident
Vordering
[X-Y] vordert zich te mogen voegen aan de zijde van [X], dan wel tussen te komen, daar zij zich in rechte wenst te beroepen op de buitengerechtelijke vernietiging van de effectenlease-overeenkomst.
Verweer
4. Varde verzet zich tegen de vordering.
Beoordeling
5.1 Volgens [X-Y] heeft zij per brief van 20 februari 2006 de contracten met nummers [nummer 2] en [nummer 1] venietigd.
5.2 In de onderhavige procedure gaat het alleen om het contract met nummer [nummer 1], dat op 15 november 2000 door [X] is ondertekend.
5.3 [X-Y] betoogt dat zij zich als tussenkomende dan wel gevoegde partij bij wijze van verweer kan beroepen op de gezinsbeschermende bepaling van artikel 1:88 lid 1 sub d BW jo artikel 3:51 lid 3 BW. Zij verwijst daartoe naar het arrest van het hof Amsterdam van 6 december 2007.
5.4 Overwogen wordt als volgt.
Het gerechtshof te Amsterdam heeft bij beschikking van 25 januari 2007 verbindend verklaard de overeenkomst ter collectieve afwikkeling van massaschade (WCAM-overeenkomst), gewijzigd bij aanvullende overeenkomst van 8 mei 2006.
5.5 De WCAM-overeenkomst (Duisenbergregeling) vermeldt in artikel 2.4 dat, indien een contractant met betrekking tot enige effectenlease-overeenkomst gerechtigde was en hij op de datum van het aangaan van die overeenkomst gehuwd was, die echtgeno(o)t(e) tevens gerechtigde is.
5.6 Het gerechtshof heeft in zijn genoemde beschikking uitdrukkelijk overwogen dat de opvatting, dat eega's niet tot personen behoren ten behoeve van wie de WCAM-overeenkomst is gesloten, niet juist is.
5.7 [X-Y] heeft geen zogenoemde opt-outverklaring afgelegd, hetgeen betekent dat zij aan de WCAM-overeenkomst is gebonden. In artikel 14.1 van die overeenkomst verleent elke gerechtigde Dexia en de aan haar verbonden rechtspersonen kwijting van alle vorderingen die verband houden met de geldigheid, het aangaan en de uitvoering van effectenlease-overeenkomsten, met uitzondering van de aanspraken, die uit de overeenkomst voortvloeien. Blijkens de bepalingen de artikelen 4 t/m 7 van de overeenkomst heeft een "Eegabrief"" (een vernietigingsverklaring door de Eega afgelegd) alleen effect, indien deze binnen drie jaar en zes maanden na de aanvangsdatum van de effectenlease-overeenkomst door Dexia is ontvangen. Hiervan is in het onderhavige geval geen sprake geweest.
5.8 In het geval, dat berecht is door het hof Amsterdam (6 december 2007, LJN: BB9552), was de WCAM-overeenkomst, anders dan in het onderhavige geval, niet van toepassing.
Het verweer, waarop [X-Y] zich beroept, heeft zij prijsgegeven door de
opt-out verklaring niet af te leggen.
5.9 Hetgeen overigens door partijen is aangevoerd kan buiten beschouwing blijven.
5.10 Bij toewijzing van de vordering heeft [X-Y] geen belang. De vordering wordt daarom afgewezen met veroordeling van haar in de kosten.
Beslissing
De kantonrechter:
in het incident:
1. wijst de vordering af;
2. veroordeelt [X-Y] in de kosten van de procedure tot hiertoe aan de zijde van Varde vastgesteld op € 250,-- zijnde het salaris van de gemachtigde van Varde;
in de hoofdzaak:
3. verwijst de zaak naar de terechtzitting van 18 november 2008 te 11.00 uur voor het nemen van de conclusie van repliek aan de zijde van Varde;
2. houdt elke verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. Von Maltzahn en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 oktober 2008.