ECLI:NL:RBSGR:2008:BG5142
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. van Rij
- L.M. Holdert
- Rechtspraak.nl
Uiterste wilsbeschikking en nietigheid door gebrek aan handtekening
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 11 september 2008, staat de geldigheid van een handgeschreven, ongedateerd en niet ondertekend document centraal, dat door de erflaatster is opgesteld. Dit document bevatte instructies voor betalingen uit de nalatenschap aan verschillende personen en instellingen, maar was niet ondertekend, wat volgens de wet leidt tot nietigheid. De rechtbank oordeelt dat het document moet worden aangemerkt als een uiterste wilsbeschikking in de zin van artikel 4:42 BW. Aangezien een uiterste wil ondertekend dient te zijn om rechtsgeldig te zijn, kan er geen rechtens afdwingbare verplichting uit voortvloeien. De rechtbank verwijst naar artikel 4:109 BW, dat stelt dat een uiterste wil moet worden ondertekend, en artikel 3:58 BW, dat bekrachtiging door een erfgenaam niet mogelijk maakt in dit geval.
De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van rechtens afdwingbare schulden of een rechtsgeldig legaat. De erflaatster is op [datum] 2005 overleden zonder testament, en de betalingen die door eiser zijn gedaan, kunnen niet als aftrekbare schulden worden beschouwd. De rechtbank wijst ook op een arrest van de Hoge Raad dat niet van toepassing is op deze situatie, omdat het betrekking heeft op een schenking die tijdens het leven van de erflater is overeengekomen.
De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.