ECLI:NL:RBSGR:2008:BG5480
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- J.M. Janse van Mantgem
- Rechtspraak.nl
Ongewenstverklaring en procesbelang bij vreemdelingenrechtelijke procedures
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 2 oktober 2008 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening en een beroep tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie. Verzoeker, een Armeense vreemdeling, had op 3 juni 2004 een aanvraag ingediend tot wijziging van zijn verblijfsvergunning en had bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar ongegrond op 25 maart 2008, waarna verzoeker op 28 maart 2008 beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te voorkomen.
De voorzieningenrechter overwoog dat, volgens de jurisprudentie, een vreemdeling die ongewenst is verklaard geen procesbelang heeft bij een beroep tegen een besluit over een verblijfsvergunning, omdat dit beroep niet kan leiden tot rechtmatig verblijf. Dit procesbelang ontstaat pas bij intrekking of herroeping van de ongewenstverklaring. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker geen belang had bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep, aangezien er geen van de genoemde situaties zich voordeed. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van het vreemdelingenrecht en de voorwaarden waaronder vreemdelingen rechtmatig verblijf kunnen verkrijgen. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om van de wettelijke bepalingen af te wijken, en er zijn geen proceskosten aan een van de partijen opgelegd. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier, en partijen hebben de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Raad van State.