RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Dordrecht
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
procedurenummer: AWB 07/16400, V-nummer: [v-nummer] ,
uitspraak van de enkelvoudige kamer
[eiser] , wonende te Rotterdam, eiser,
gemachtigde: mr. C.E. Koopmans, advocaat te Dordrecht,
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. M.A. Pruss, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft bij besluit van 11 april 2007 afwijzend beslist op de aanvraag van eiser tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd.
Tegen dit besluit heeft eiser bij faxbericht van 16 april 2007 beroep ingesteld.
De zaak is op 29 juli 2008 ter zitting van een enkelvoudige kamer behandeld.
Eiser is niet verschenen.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
2.1. Ingevolge artikel 32, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000) kan de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 worden ingetrokken dan wel de aanvraag voor verlenging van de geldigheidsduur ervan worden afgewezen indien de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden, terwijl die gegevens tot afwijzing van de oorspronkelijke aanvraag tot het verlenen of verlengen zouden hebben geleid.
Ingevolge artikel 34 van de Vw 2000, voor zover thans van belang, kan de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd slechts worden afgewezen indien zich op het moment waarop de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28, afloopt, een grond als bedoeld in artikel 32 voortdoet.
Ingevolge artikel 35, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 kan de verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 33 worden ingetrokken indien de vreemdeling onjuiste gegevens heeft verstrekt dan wel gegevens heeft achtergehouden terwijl die gegevens tot afwijzing van de aanvraag tot het verlenen of verlengen zouden hebben geleid.
2.2. Het bestreden besluit strekt tot afwijzing van de aanvraag van eiser om een vergunning tot verblijf voor onbepaalde tijd op asielgerelateerde gronden. Bij het verlenen van een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000 is door verweerder niet getwijfeld aan de identiteit en nationaliteit van eiser. Op enig moment is er bij verweerder nieuwe informatie bekend geworden inzake de gesproken talen in Sierra Leone. Verweerder verwijst daarbij naar de ambtsberichten van de minister van Buitenlandse Zaken van 31 juli 2003 en 28 juni 2006. Op grond daarvan heeft het Bureau Land en Taal (hierna: BLT) van verweerder op 23 mei 2006 een analyse uitgevoerd van het dossier van eiser, hetgeen tot de conclusie heeft geleid dat er twijfel bestaat aan de herkomst van betrokkene uit Sierra Leone, omdat eiser blijkens het dossier geen Krio spreekt. Uit ervaringsgegevens van het BLT blijkt dat bij taalanalyses die worden uitgevoerd bij deze groep het pseudo-percentage 100% is. Eiser is met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet afkomstig uit Sierra Leone. Eiser is uitgenodigd om zijn medewerking te verlenen aan een nader onderzoek in de vorm van een taalanalyse, om zijn herkomst aannemelijk te maken. Bij brief van 27 juli 2006 is eiser uitgenodigd om op 25 augustus 2006 te verschijnen. Om onbekende redenen is eiser op deze afspraak niet verschenen. Nu eiser geen verschoonbare reden heeft gegeven voor de omstandigheid dat hij moedwillig niet heeft meegewerkt aan een nader onderzoek, dient te worden aangenomen dat de indicaties van de dossieranalyse door het bureau Land en Taal juist zijn. Eiser heeft daarnaast geen documenten overgelegd waarmee hij zijn identiteit of nationaliteit heeft aangetoond. Dit leidt tot de conclusie dat eiser onjuiste gegevens heeft verstrekt, terwijl bij het bekend worden van die gegevens geen verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, zou zijn verleend. Het asielrelaas van eiser wordt om bovenstaande redenen eveneens ongeloofwaardig geacht. Er bestaan geen gronden om eiser een vergunning op grond van artikel 29 van de Vw 2000 te verlenen.
In het verweerschrift heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat gelet op de omstandigheid dat de gemachtigde geen contact meer heeft met eiser en dat de aan eiser gestuurde aanbodbrief inzake de ‘Regeling afwikkeling nalatenschap oude vreemdelingenwet’ door TNT post is geretourneerd, eiser met onbekende bestemming is vertrokken en derhalve geen belang meer heeft bij de behandeling van zijn beroep.
2.3. Eiser kan zich met het bestreden besluit niet verenigen. Uit de bevindingen van het Bureau Land en Taal kan niet de conclusie worden getrokken dat eiser onjuiste gegevens zou hebben verstrekt, noch dat hij gegevens zou hebben achter gehouden. De bevindingen van dit bureau zien niet op de individuele zaak van verzoeker. Er zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden ten opzichte van de toelating in 2001. Voorts verwijst eiser naar hetgeen wordt gepubliceerd door Vluchtelingenwerk Nederland met betrekking tot het land van herkomst van eiser.
2.4. De rechtbank overweegt als volgt.
Verweerder heeft geen M100-formulier in het geding heeft gebracht, waaruit blijkt dat eiser niet meer woont op het door hem opgegeven adres. Voorts heeft de gemachtigde van eiser het beroep van eiser niet ingetrokken. Dat de gemachtigde blijkens de brief van 25 juni 2008 aan de rechtbank stelt het contact met eiser te hebben verloren, en dat post van verweerder door TNT post is geretourneerd, is daarom onvoldoende om te concluderen dat eiser geen belang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep.
Uit de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 11 maart 2008 (LJN BC7135) volgt dat als gevolg van het indienen van de aanvraag verweerder dient te onderzoeken, gelet op artikel 34 jo art. 32, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000, of de vreemdeling aan de voorwaarden voor verlening van een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd voldoet. De door het BLT verrichte analyse was specifiek gericht op het dossier van verzoeker. Op basis van nieuwe, algemene informatie over de gesproken talen het land van herkomst, gecombineerd met de taal die verzoeker tijdens zijn gehoren heeft gesproken, heeft het BLT geconcludeerd dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid verzoeker niet uit Sierra Leone afkomstig is. Met het uitvoeren van een taalanalyse heeft de staatssecretaris appellant de mogelijkheid geboden om een einde te maken aan de twijfel die op grond van de analyse van het BLT omtrent diens herkomst is gerezen. Nu eiser, zonder daarvoor een verschoonbare reden aan te voeren, niet verschenen is op de afspraak bij het BLT, heeft eiser de gerezen twijfel niet weggenomen. Evenmin heeft eiser concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de juistheid van de analyse van 23 mei 2006 door het BLT in het geding gebracht, noch heeft hij enig document overgelegd waaruit zijn identiteit en nationaliteit blijkt. Gelet hierop mocht verweerder uitgaan van de analyse van het BLT, en heeft verweerder in redelijkheid kunnen constateren dat eiser onjuiste verklaringen omtrent zijn nationaliteit en identiteit heeft afgelegd en dat deze onjuiste verklaring tot afwijzing van zijn oorspronkelijke aanvraag zouden hebben geleid.
Gelet hierop heeft verweerder de aanvraag in redelijkheid af kunnen wijzen. Het beroep wordt ongegrond verklaard. Voor een veroordeling in de kosten van het beroep ziet de rechtbank geen aanleiding.
Gezien het vorenstaande beslist de rechtbank als volgt.
De rechtbank 's-Gravenhage,
- verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. M.G.L. de Vette, rechter, en door deze en mr. M.L. Bosman-Schouten, griffier, ondertekend.
Uitgesproken in het openbaar op:
Rechtsmiddel
Partijen kunnen tegen deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt vier weken na verzending van de uitspraak door de griffier.
Het beroepschrift dient een of meer grieven tegen de uitspraak van de rechtbank te bevatten en moet geadresseerd worden aan de Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage. Men wordt verzocht een afschrift van de uitspraak mee te zenden.