ECLI:NL:RBSGR:2008:BG5825

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
10 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/21839
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M.A.C. Prins
  • M.L. Bosman-Schouten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake leges en verplichting in persoon te verschijnen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage op 10 oktober 2008 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie buiten behandeling gesteld omdat verzoekster niet tijdig de verschuldigde leges had voldaan. Verzoekster was op 18 februari 2008 en 6 maart 2008 niet verschenen om de leges te voldoen, ondanks dat zij daartoe was uitgenodigd. De voorzieningenrechter oordeelde dat de eis van de verweerder dat verzoekster in persoon moest verschijnen om de leges te voldoen, niet terecht was, maar dat dit niet afdeed aan de verplichting van verzoekster om de leges tijdig te betalen. Verzoekster had ook de mogelijkheid om iemand te machtigen om de leges voor haar te voldoen. De voorzieningenrechter concludeerde dat het niet voldoen aan de leges een geldige reden was voor de Staatssecretaris om de aanvraag buiten behandeling te stellen. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd dan ook afgewezen, omdat het bezwaar van verzoekster geen redelijke kans van slagen had. De uitspraak werd gedaan door de voorzieningenrechter, mr. M.A.C. Prins, en ondertekend door de griffier, mr. M.L. Bosman-Schouten.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats Dordrecht
Sector Bestuursrecht
Vreemdelingenkamer
procedurenummer: AWB 08/21839, V-nummer: [v-nummer] ,
uitspraak van de voorzieningenrechter
inzake
[verzoekster] , verzoekster,
gemachtigde: mr. J.P.H. Thissen, advocaat te 's-Gravenhage,
tegen
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. C. Brand, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
1. Ontstaan en loop van het geding
Verweerder heeft bij besluit van 20 mei 2008 de aanvraag van verzoekster tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘verblijf als vreemdeling die buiten zijn schuld niet uit Nederland kan vertrekken’, buiten behandeling gesteld.
Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief/faxbericht van 17 juni 2008 bezwaar gemaakt bij verweerder.
Bij schrijven van 17 juni 2008 heeft verzoekster een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb).
De zaak is op 26 september 2008 ter zitting behandeld.
Verzoekster is ter zitting verschenen, bijgestaan door mr. T. Thissen, advocaat te ‘s-Gravenhage.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), voor zover hier van belang, kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank bezwaar is gemaakt, op verzoek een voorlopige voorziening worden getroffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Ingevolge artikel 4:1 van de Awb wordt, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, de aanvraag tot het geven van een beschikking schriftelijk ingediend bij het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen.
Ingevolge artikel 4:2, tweede lid, van de Awb verschaft de aanvrager voorts de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Ingevolge artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Awb kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
Ingevolge artikel 14, eerste lid, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna, de Vw 2000), is de minister bevoegd de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd in te willigen, af te wijzen dan wel niet in behandeling te nemen.
Ingevolge artikel 24, tweede lid, van de Vw 2000, voorzover thans van belang, is de vreemdeling in de door de minister te bepalen gevallen en volgens door de minister te geven regels leges verschuldigd terzake van de afdoening van een aanvraag. Als betaling achterwege blijft wordt de aanvraag niet in behandeling genomen.
Ingevolge artikel 3.34, eerste lid, van het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (hierna: VV 2000), is terzake van de afdoening van een aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning, bedoeld in artikel 14 van de Vw 2000, de vreemdeling van twaalf jaar of ouder, niet zijnde gemeenschapsonderdaan, leges verschuldigd.
2.2. Verweerder heeft bij het bestreden besluit de aanvraag buiten behandeling gesteld, omdat verzoekster niet uiterlijk op 6 maart 2008 de verschuldigde leges heeft voldaan. Voorts heeft zij een onvolledige aanvraag gedaan door de aanvraag schriftelijk, en niet in persoon, in te dienen. Verzoekster is niet op 18 februari 2008 of op 6 maart 2008 in persoon verschenen om de door haar ingediende schriftelijke aanvraag te completeren. Zij was daartoe wel, bij brieven van 11 januari 2008 en 18 februari 2008 in de gelegenheid gesteld. Verzoekster is zonder opgaaf van redenen op beide afspraken niet verschenen.
In het verweerschrift en ter zitting heeft verweerder gesteld dat uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 10 juni 2008 (LJN: BD3801) weliswaar voortvloeit dat de aanvraag niet in persoon hoeft te worden ingediend, maar dat betekent niet dat verweerder niet kan vragen de leges contant of per pinbetaling te voldoen. Voorts blijkt uit de genoemde uitspraak ook dat een aanvrager bij het indienen van een onvolledige aanvraag al in verzuim is. Nu verzoekster haar aanvraag niet heeft onderbouwd met schriftelijke gegevens en bescheiden, was zij al in verzuim op het moment van indienen van de aanvraag. Bij brieven 11 januari 2008 en 18 februari 2008 is zij in de gelegenheid gesteld dit verzuim te herstellen. Nu verzoekster geen stukken heeft ingediend, ook niet schriftelijk, heeft verweerder ook op deze grond de aanvraag terecht buiten behandeling gesteld.
2.3. Verzoekster heeft aangevoerd dat haar ten onrechte is tegengeworpen dat zij niet in persoon is verschenen. Er bestaat geen wettelijke plicht voor de vreemdeling om zijn aanvraag in persoon in te dienen. Verzoekster verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 10 juni 2008. Verweerder heeft niet op de correcte wijze getracht de leges te innen. Nu de aanvraag niet in persoon hoeft te worden ingediend, moet verzoekster in de gelegenheid worden gesteld de leges per acceptgiro te voldoen. Verzoekster is geen gelegenheid geboden de leges schriftelijk te voldoen, noch is haar een tweede acceptgiro als mogelijkheid voor herstel van het verzuim gezonden. Daarnaast heeft verzoekster gereageerd op het schrijven van verweerder. Zij heeft bij brief van haar gemachtigde van 22 februari 2008 verzocht om een garantie dat zij niet zou worden gedetineerd na het verschijnen op de afspraak. Nu verweerder bij brief van 29 februari 2008 geweigerd heeft om die garantie te geven, had verweerder de brief van 22 februari 2008 kunnen begrijpen als een gemotiveerde afmelding. Verzoeker doet een beroep op de uitspraak van de Afdeling van 15 augustus 2008 (zaaknr. 200802127/1/v1). Uit deze uitspraak zou blijken, mede gelet op de onderliggende uitspraak van deze rechtbank, zittinghoudend te Groningen, dat verzoekster een nadere termijn had moeten worden gegund om haar aanvraag aan te vullen. Het niet overleggen van een geldig document voor grensoverschrijding kan er niet toe leiden dat een aanvraag buiten behandeling wordt gesteld. Ingevolge artikel 16 van de Vw 2000 moet een aanvraag in dat geval op inhoudelijke gronden worden afgewezen.
2.4. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Onder verwijzing naar de door partijen aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 10 juni 2008 stelt de voorzieningenrechter vast dat verzoekster reeds in verzuim was op het moment van indiening van haar aanvraag op 12 december 2007. Bij brieven van 11 januari 2008 en 18 februari 2008 is verzoekster in de gelegenheid gesteld dit verzuim te herstellen, dat wil zeggen om de leges te voldoen en haar aanvraag verder te completeren. In de genoemde brieven is zij er op gewezen dat het niet voldoen van de leges, en het niet aanvullen van de aanvraag, tot het buiten behandeling stellen van de aanvraag zou kunnen leiden. De brief van de gemachtigde van verzoekster van 22 februari 2008 kan niet worden aangemerkt als een gemotiveerde afmelding voor de afspraak van 6 maart 2008. Nu verzoekster niet op 18 februari 2008 of 6 maart 2008 de leges heeft voldaan, was verweerder op grond van artikel 24 van de Vw 2000 gehouden de aanvraag buiten behandeling te stellen. Dat verweerder ten onrechte daarbij de eis heeft gesteld dat verzoekster in persoon zou verschijnen, kan daaraan niet afdoen. Indien verzoekster deze leges niet in persoon wilde voldoen, had zij een ander kunnen machtigen om deze voor haar te voldoen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter kan daarom het feit dat verzoekster niet in de gelegenheid is gesteld om de leges schriftelijk te voldoen, niet leiden tot een andere conclusie.
Nu verweerder op grond van artikel 24 van de Vw 2000 gehouden was om de aanvraag wegens het niet voldoen van de leges buiten behandeling te stellen, behoeft hetgeen overigens is aangevoerd geen verdere bespreking.
Gelet op het voorgaande heeft het bezwaar geen redelijke kans van slagen. Het verzoek wordt afgewezen.
Van omstandigheden op grond waarvan één der partijen moet worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten is de voorzieningenrechter niet gebleken.
Gezien het vorenstaande beslist de voorzieningenrechter als volgt.
3. Beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage,
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Aldus gegeven door mr. M.A.C. Prins, voorzieningenrechter, en door deze en mr. M.L. Bosman-Schouten, griffier, ondertekend.
De griffier,
De voorzieningenrechter,
Uitgesproken in het openbaar op:
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.