ECLI:NL:RBSGR:2008:BG6104

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/758105-07
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. de Graaff
  • A. Meijers
  • B. Bouman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dubbele poging tot moord in café met levensgevaarlijke verwondingen voor slachtoffers

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 4 december 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met zijn zoon betrokken was bij een schietpartij in café Westhoek te Zoetermeer op 1 september 2007. De verdachte heeft met een pistool op twee personen geschoten, waardoor beide slachtoffers levensgevaarlijk gewond raakten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een telefoontje van zijn zoon, met een geladen vuurwapen naar het café is gekomen en op aanwijzing van zijn zoon de slachtoffers heeft neergeschoten. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan medeplegen van poging tot moord, meermalen gepleegd, en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de verstoring van de rechtsorde. De slachtoffers hebben langdurige fysieke en psychische schade opgelopen door het geweld. De rechtbank heeft ook de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte verplicht is gesteld tot schadevergoeding aan de slachtoffers. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/758105-07
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961,
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Haaglanden, Penitentiair Complex Scheveningen, Unit 2, te Den Haag.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 17 december 2007, 10 maart 2008, 6 juni 2008, 22 augustus 2008, 31 oktober 2008 en 20 november 2008.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. Banning en van hetgeen door de raadslieden van verdachte mrs. N. Harlequin en J.Y. Taekema, advocaten te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 01 september 2007 te Zoetermeer ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten [X]
van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een
vuurwapen een of meerdere kogel(s) heeft afgevuurd op en/of in de richting van
het lichaam van die [X], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 01 september 2007 te Zoetermeer tezamen en in vereniging
met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten [X]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar
lichamelijk letsel (geperforeerde buik en/of darmen), heeft toegebracht, door
opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk met een
vuurwapen een of meerdere kogel(s) af te vuren op het lichaam van die [X];
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 01 september 2007 te Zoetermeer ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [Y] van
het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen
althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een
vuurwapen een of meerdere kogel(s) heeft afgevuurd op en/of in de richting van
het lichaam van die [Y], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 01 september 2007 te Zoetermeer tezamen en in vereniging
met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten
[Y]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar
lichamelijk letsel (geperforeerde buik en/of lies), heeft toegebracht, door
opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk met een
vuurwapen een of meerdere kogel(s) af te vuren op het lichaam van die [Y];
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht.
3. Het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair: samen met zijn zoon ([zoon]) gepoogd heeft [X] te vermoorden;
feit 1 subsidiair: samen met zijn zoon ([zoon]) gepoogd heeft [X] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
feit 2 primair: samen met zijn zoon ([zoon]) gepoogd heeft [Y] te vermoorden;
feit 2 subsidiair: samen met zijn zoon ([zoon]) gepoogd heeft aan [Y] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de feiten 1 en 2 primair heeft begaan.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat niet met zekerheid is vast te stellen of beide slachtoffers zijn getroffen door kogels die zijn afgevuurd met het wapen dat verdachte bij de politie heeft ingeleverd. Er zijn op de plaats delict weliswaar drie hulzen aangetroffen die met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid door dat wapen zijn afgeschoten. De kogels zelf bevinden zich nog steeds in de lichamen van de slachtoffers en kunnen niet operatief worden verwijderd. Niet vast te stellen is of het kaliber van die projectielen overeenstemt met het kaliber van de aangetroffen hulzen. Er zijn getuigen die meer dan drie schoten hebben gehoord. Niet kan worden uitgesloten dat er een tweede schutter is geweest. Indien deze met een revolver zou hebben geschoten, kunnen daarvan geen hulzen worden aangetroffen en de plaats delict is niet onderzocht op andere inschoten.
Voorts heeft de raadsman betoogd dat er zodanige verschillen tussen de getuigenverklaringen zijn vast te stellen dat de betrouwbaarheid van die verklaringen te beperkt is om ze voor het bewijs te gebruiken. Als voorbeeld voert de raadsman onder meer aan de wisselende verklaringen met betrekking tot de auto waarvan verdachte gebruik zou hebben gemaakt.
De raadsman heeft, gelet op het bovenstaande, primair vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit.
Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat zijn cliënt dient te worden vrijgesproken van het medeplegen nu van een gezamenlijke uitvoering niet of onvoldoende is gebleken. Daarnaast is er geen sprake geweest van voorbedachte raad zodat zijn cliënt daarvan eveneens dient te worden vrijgesproken.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank stelt het volgende vast.
3.3.1. Betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen.
Voor wat betreft de tot het bewijs gebezigde verklaringen is het de rechtbank niet gebleken dat de politie bevooroordeeld was bij het horen van getuigen. De verklaringen waar de raadsman naar verwijst ([A] bij de rechter-commissaris, onder 11, [B] bij de rechter-commissaris, onder 6, [C] bij de rechter-commissaris, onder 38, en [D] p. 97 in pv) bevatten geen redengevende feiten of omstandigheden voor het bewijs. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat ook voor het overige niet aannemelijk is geworden dat de politie bevooroordeeld is opgetreden tijdens het onderzoek in deze zaak.
Voorts constateert de rechtbank dat - ondanks de door de raadsman aangevoerde observatie dat veel getuigen gelegenheid hebben gehad om met elkaar te spreken alvorens een verklaring af te leggen bij de politie, de rechter-commissaris of tijdens de zitting - de verklaringen van deze getuigen op meerdere onderdelen juist niet volledig overeenkomen. De raadsman signaleert dit eveneens. Met betrekking tot de door de rechtbank geconstateerde onderlinge tegenstrijdigheden in de door de getuigen afgelegde verklaringen, overweegt de rechtbank dat - zeker bij een incident als het thans ter beoordeling staande - het niet anders kan dan dat getuigenwaarnemingen zowel subjectief als selectief gekleurd zijn en (daardoor) inconsistenties bevatten. Daaruit volgt echter niet zonder meer dat deze onbruikbaar zouden zijn voor de bewijsvoering.
Waar de verklaringen niet overeenstemmen leidt dit in casu niet tot voor verdachte ontlastende informatie. Naar het oordeel van de rechtbank ondersteunen de tot het bewijs gebezigde verklaringen elkaar in voldoende mate voor wat betreft de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Dit geldt zowel voor de sequentie van de gebeurtenissen op 1 september 2007 als voor de identificatie van verdachte en diens handelen op die bewuste avond.
Met betrekking tot het gebruik van door getuigen in deze zaak afgelegde verklaringen ten overstaan van de politie en de rechter-commissaris overweegt de rechtbank als volgt. Dat meer dan twintig getuigenverklaringen met betrekking tot dezelfde incidenten onderling op details van elkaar kunnen verschillen, behoeft geen betoog. Op 1 september 2007 was café Westhoek vol (ongeveer 80 mensen), er werd een feest gehouden, er was muziek, er werd gedanst en er werd gedronken. De spreiding van de getuigen over het vloeroppervlak van het café en de positie van getuigen buiten het café leidt ertoe dat niet alle getuigen hetzelfde gezien kunnen hebben. Daarbij komt dat verschillen in waarneming niet de conclusie rechtvaardigen dat verklaringen als onbetrouwbaar dienen te worden aangemerkt. De verdediging heeft met grote vasthoudendheid, op grond van verschillen tussen door de slachtoffers en de getuigen afgelegde verklaringen onderling, geprobeerd de onbetrouwbaarheid van die verklaringen aan te tonen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft dit slechts geleid tot grote vertraging in de voortgang van de behandeling van deze zaak, maar niet tot de vaststelling dat verklaringen wegens onderlinge verschillen als zodanig onbetrouwbaar dienen te worden aangemerkt dat zij niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. De rechtbank is zich echter bewust van deze verschillen en betracht bij het gebruik van verklaringen de nodige behoedzaamheid.
3.3.1.1. De verklaring van de getuige [E]
Getuige [E] heeft bij de rechter-commissaris alsook bij de politie het volgende verklaard. Nadat er een vechtpartij in café Westhoek had plaatsgevonden is zij met haar zoontje naar buiten gegaan. Daarbij is zij vanuit het café bezien naar links gelopen en is toen weer links een hoekje om gegaan. Daar is zij bij een brievenbus of meterkast, die daar staat, gaan staan met haar zoontje. Getuige [E] heeft bij de reconstructie aangegeven welke bewuste plek dat betrof. Vervolgens heeft zij een witte Golf aan zien komen rijden vanuit de Zegwaartseweg. Ze heeft een man aan de bestuurderskant van de auto zien uitstappen en hem naar het café Westhoek zien lopen. Het signalement van de man luidt als volgt: klein, bol en gezet, rond de 50 jaar oud. Zij heeft gezien dat hij vanuit zijn rechterbroekzak of bij zijn buik een pistool pakte. Hij hield dit laag naar beneden met de loop op de straat gericht. De man was toen ongeveer halverwege op weg naar het café. Hij stak schuin de straat over. Ze heeft gezien dat de man van voor naar achteren een beweging maakte met zijn pistool. Die beweging heeft zij omschreven als opladen. Op het moment van doorladen had de man het pistool voor zich tussen zijn benen. Toen de man zijn pistool doorlaadde kwam er een jonge man op hem toelopen. Ze stonden naast elkaar op straat en hebben heel even stilgestaan. De getuige heeft de jonge man tegen de oudere man horen zeggen "ik weet wie het gedaan heeft, ik zal ze aanwijzen".
De rechtbank acht voormelde verklaring van getuige [E] betrouwbaar. Daartoe is redengevend dat zij consistent en gedetailleerd heeft verklaard over hetgeen zij heeft waargenomen. Met name haar verklaring omtrent het doorladen van het pistool, hetgeen zij zelf opladen noemt, is zeer gedetailleerd en geloofwaardig, te meer nu zij een leek is op het gebied van vuurwapens. Voorts bevestigt de reconstructie waaraan zij heeft deelgenomen haar verklaring bij de rechter-commissaris dat zij zicht had op de door haar beschreven situatie en heeft zij voorgedaan hoe het pistool werd doorgeladen. Tevens wordt haar verklaring omtrent de looprichting van de beide verdachten ondersteund door de verklaring zoals die bij de rechter-commissaris is afgelegd door getuige [F]. Hij heeft verklaard dat hij een wit/grijze auto van de Zegwaartseweg zag komen aanrijden en dat daar een wat dikke, kleine man, rond de 45 à 55 jaar oud aan de bestuurderskant is uitgestapt. Getuige heeft deze persoon als een Hazes-type beschreven. Deze man is van het kruispunt rechtstreeks naar de ingang van het café gelopen. Toen zag de getuige ook de jongen die eerder die avond betrokken was geweest bij de vechtpartij.
De stelling van de raadsman van verdachte dat de getuigenverklaring van [E] onbetrouwbaar is, nu verdachte [zoon] heeft verklaard dat híj op het moment dat de auto kwam aanrijden samen met zijn oom [broer verdachte] ([broer verdachte]) op de plek heeft gestaan waarvan deze getuige heeft verklaard daar enkel met haar zoon te hebben gestaan, wordt door de rechtbank niet gevolgd. Immers, de rechtbank acht de verklaring van verdachte [zoon] op dat punt niet geloofwaardig nu deze verklaring niet wordt bevestigd door [broer verdachte].
Ten slotte wordt de verklaring van getuige [E] dat de jonge man op straat tegen de oude man heeft gezegd "ik weet wie het gedaan heeft, ik zal ze aanwijzen" ondersteund door onder meer de verklaringen van aangevers [X] en [Y] die kort gezegd verklaren dat de jonge jongen tegen de oudere man zei "dat is hem" en "hij hoort er ook bij" en/of "dat zijn ze pa" of woorden van gelijke aard en/of strekking.
Gelet op voormelde betrouwbaar te achten verklaring van getuige [E] gaat de rechtbank er van uit dat verdachte die bewuste avond met de auto is komen aanrijden en bij de kruising met de Zegwaartseweg is uitgestapt. Vervolgens heeft hij een pistool ter hoogte van zijn broekband gepakt en heeft hij dit pistool doorgeladen. Tijdens dit doorladen heeft verdachte al lopend naar café Westhoek verdachte [zoon] ontmoet en hebben zij enig moment samen gestaan. Hoe lang dit treffen heeft geduurd kan niet worden vastgesteld, wel kan worden vastgesteld dat zij contact hebben gehad en elkaar gesproken hebben.
Nu verdachte na het uit de auto stappen het pistool voor zich heeft vastgehouden en hij op verdachte [zoon] is toegelopen en enig moment met hem heeft samengestaan, acht de rechtbank aannemelijk dat verdachte [zoon] het pistool heeft gezien. Voorts acht de rechtbank aannemelijk dat verdachte [zoon] met de wetenschap dat zijn vader in het bezit was van een pistool de latere slachtoffers heeft aangewezen.
3.3.1.2. De auto.
De rechtbank overweegt hierover het volgende. Getuige [F] verklaart bij de rechter-commissaris(1) dat hij een auto van de Zegwaartseweg zag afkomen. Een man stapte uit aan de bestuurderskant en liet de motor draaien en de deuren open. Het was een witgrijze auto. Het leek op verre afstand op een Opel Corsa. Getuige [broer verdachte] verklaart piepende banden te hebben gehoord. Hij kijkt om en ziet de witte Golf van zijn broer [verdachte] (verdachte) aan komen rijden. Hij herkende de auto gelijk(2). Hij zag zijn broer [verdachte] met diens zoon [zoon] uit de auto stappen. Nadien neemt [broer verdachte] bij de reconstructie (gehouden op 22 oktober 2008, DVD met videoregistratie van het landelijk reconstructieteam) afstand van deze eerdere verklaring voor wat betreft het feit dat hij beiden uit de auto heeft zien stappen.
Getuige [E] verklaart tot slot tegen de politie dat zij op de kruising Zegwaartseweg met de Bleiswijkseweg een witte Volkswagen Golf geparkeerd zag staan. Zij zag een haar onbekende man uit de auto stappen(3).
3.3.1.3. Onderzoek technische recherche.
Op 1 september 2007 is naar aanleiding van het schietincident door de technische recherche een onderzoek uitgevoerd in en rondom café Westhoek(4). Bij dit onderzoek zijn drie hulzen aangetroffen op de vloer van het café. In de muren, het plafond en de ruiten waren geen beschadigingen als gevolg van het schieten zichtbaar. Vervolgens heeft een speurhondengeleider met een speurhond die opgeleid is voor het zoeken naar wapens, munitie en explosieven, in de omgeving gezocht naar een vuurwapen. Bij dit onderzoek is geen wapen en/of munitie aangetroffen.
Verdachte heeft zich op zondag 2 september 2007 bij het politiebureau in Zoetermeer gemeld en is vervolgens aangehouden. Bij de insluitingsfouillering overhandigde hij het politiepersoneel een klein model vuurwapen(5). Verdachte heeft geen verklaring afgelegd over de herkomst van dit wapen. Het vuurwapen is beslaggenomen. Vervolgens is het vuurwapen overgedragen aan de technische recherche en heeft een dactyloscopisch onderzoek plaatsgevonden(6). Het betrof een zwart pistool met opschrift Star, inclusief patroonhouder, waarin 3 patronen zaten. Op het vuurwapen werden geen bruikbare dactyloscopische sporen aangetroffen(7). Door het NFI werd nader onderzoek naar het pistool, de patroonhouder met patronen en de drie aangetroffen hulzen gedaan(8). Het NFI concludeerde dat het om een pistool ging dat bestemd is voor het semi-automatisch verschieten van pistoolpatronen van het kaliber 6,35 mm Browning. De drie in café Westhoek aangetroffen hulzen waren afkomstig van patronen van ditzelfde kaliber, die volgens het NFI met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zijn afgeschoten met het betreffende pistool. In een van de drie patronen bevond zich tot slot een lichte slagpinindruk. Deze was waarschijnlijk net niet krachtig genoeg geplaatst om de patroon tot ontploffing te brengen.
3.3.1.4. Schotwonden slachtoffers.
Volgens de geneeskundige verklaring zijn bij slachtoffer [Y] twee schotwonden geconstateerd in de buikwand en in het linkerdijbeen(9).
Bij slachtoffer [X] is één schotwond in de buikwand geconstateerd (10).
3.3.1.5. Aantal schoten.
Naar aanleiding van het schietincident in café Westhoek op 1 september 2007 hebben getuigen verschillend en soms wisselend verklaard over het aantal schoten dat zij hadden waargenomen.
[broer verdachte], de broer van verdachte hoorde drie schoten(11). Slachtoffer [Y] hoorde vier à vijf schoten(12). Slachtoffer [X] hoorde eerst één knal waardoor hij geraakt werd en hoorde daarna nog twee tot drie knallen(13). [F] verklaart aanvankelijk bij de politie drie schoten te hebben gehoord(14), maar later bij de rechter-commissaris verklaart hij zes schoten te hebben gehoord(15). [G] hoorde twee schoten(16). [H] hoorde drie harde knallen en zag daarbij tevens tweemaal een vlam uit de richting van het vuurwapen komen(17). [J] dacht dat er vijf à zes keer geschoten was(18).
De verklaringen van de getuigen die erop neerkomen dat er meer dan drie keer geschoten zou zijn omdat die getuigen 4, 5 of zelfs zes schoten hebben gehoord vinden geen steun in de feiten en omstandigheden zoals die in het proces-verbaal zijn gerelateerd. Het door de technische recherche op de plaats delict uitgevoerde onderzoek heeft niet geresulteerd in de vaststelling dat er meer dan drie keer geschoten zou zijn. In het café Westhoek zijn geen 'inschoten' aangetroffen. Wel zijn op de plaats delict drie hulzen aangetroffen die onderdeel waren van patronen die met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zijn afgevuurd met het wapen dat verdachte bij de politie heeft ingeleverd. In de lichamen van de slachtoffers zijn drie patronen vastgesteld die operatief niet verwijderd kunnen worden.
3.3.1.6. De schutter of schutters.
Verschillende getuigen hebben verdachte geïdentificeerd als de schutter. Slachtoffer [Y] beschrijft een oudere man met gezet postuur, een dikkig gezicht, verwilderd haar en met donkere kleding aan(19). Deze beschrijving past bij de omschrijving van verdachte. [Y] zag dat deze man een klein donkerkleurig pistool in handen had en dat naar hem richtte. Hij hoorde een knal en voelde vervolgens pijn in zijn buik. Gelijk hierna voelde hij pijn in zijn bovenbeen. Slachtoffer [X] zag een oudere man, ongeveer 50 jaar, met gezet postuur, dik gezicht, circa 1.70 m en met een donkerkleurig leren jack aan. Hij zag dat deze man naar [Y] (slachtoffer [Y]) wees (20). Hij heeft geen wapen gezien(21).
[broer verdachte] verklaart dat hij gezien heeft dat [verdachte] (de bijnaam van verdachte) een wapen in zijn hand had op het moment dat hij 'pang pang' hoorde(22). Getuige [E] verklaart bij de rechter-commissaris dat zij een man, die voldoet aan het signalement van verdachte, uit een witte Golf heeft zien stappen. Zij heeft deze man buiten op straat voor café Westhoek een zwart vuurwapen uit zijn rechterbroekzak heeft zien pakken. Met dit wapen in de hand maakte de man een beweging die zij omschrijft als opladen(23).
Getuige [F] zag een man, ongeveer 1.65 m, donker kort haar met slag, behoorlijk dikke buik, donkerblauwe trui, in café Westhoek een pistool uit zijn kleding pakken. Deze man richtte dit pistool op de borst van een jonge knul. [F] hoorde drie knallen en zag de jongen neerstorten(24).
Getuige W. [C] zag een man, dik, ongeveer 1.70 m, kort haar, tussen de 40 en 45 jaar oud, een wapen uit zijn zak halen(25). Zij zag dat de man dit wapen richtte op een andere man. Zij hoorde vervolgens drie knallen.
De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat verdachte met het pistool, dat hij daags na het incident inleverde bij de politie, driemaal op korte afstand heeft geschoten op de slachtoffers [Y] en [X]. Nu bij het technisch onderzoek geen sporen in en rondom café Westhoek zijn aangetroffen die erop zouden kunnen duiden dat ook nog met een ander wapen geschoten is, én verdachte door verschillende getuigen is geïdentificeerd als degene die op korte afstand van de slachtoffers met een vuurwapen schoten heeft afgevoerd in de richting van de slachtoffers én nu het aantal schotwonden bij de slachtoffers overeenstemt met het aantal hulzen uit het pistool dat later door verdachte bij de politie is ingeleverd, acht de rechtbank de theorie van de raadsman onaannemelijk. De inconsistenties in de verklaringen ten aanzien van de grootte van het wapen, de plaats waar het wapen onder de kleding werd gedragen en het aantal waargenomen schoten doen hier niets aan af.
3.5. Voorbedachten rade.
Hoewel de tijdspanne, gelegen tussen het moment dat verdachte door zijn zoon werd gebeld en het daadwerkelijk in café Westhoek verschijnen, niet groot kan zijn geweest, is de rechtbank van oordeel dat er voor verdachte voldoende tijd is geweest om een plan te beramen met betrekking tot de wijze waarop hij zijn zoon te hulp zou schieten.
Hij komt met zijn auto naar de plaats waar zijn zoon op hem zou wachten én hij heeft een geladen vuurwapen meegenomen. Op straat laadt hij dat wapen door en eenmaal in het café schiet hij gericht op de twee personen die door zijn zoon worden aangewezen. Verdachte heeft naar het oordeel gehandeld volgens een voorgenomen besluit en niet in een opwelling.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er voor verdachte voldoende momenten geweest om zich te beraden op de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad. Door zulks niet te doen heeft hij gehandeld met voorbedachten rade.
3.6. Medeplegen.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in deze zaak sprake van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en zijn zoon. Op een paniektelefoontje van zijn zoon komt hij, voorzien van een wapen dat hij praktisch op de plaats delikt doorlaadt, naar het café Westhoek. Zijn zoon maakt hem duidelijk dat hij weet wie te pakken moeten worden genomen en in het café worden deze twee personen door verdachte op aanwijzing van zijn zoon neergeschoten. Zonder de aanwijzingen van zijn zoon had verdachte hoogstens in het wilde weg kunnen schieten.
3.4. Samenvattend.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat verdachte samen met verdachte [zoon] en [broer verdachte] café Westhoek zijn binnengegaan.
De rechtbank bezigt als bewijs hiervoor de verklaring van verdachte [zoon] tegenover de politie(26), de verklaring van slachtoffer [Y] tegenover de rechter-commissaris(27), de verklaringen van getuige [F] bij de politie(28) en tegenover de rechter-commissaris(29), de verklaringen van getuige [H] bij de politie(30) en bij de rechter-commissaris(31) en de verklaring van getuige [broer verdachte](32).
Vervolgens stelt de rechtbank vast dat verdachte aan verdachte [zoon] heeft gevraagd wie de daders van de mishandeling van hem ([zoon]) en zijn vriend [vriend] eerder die avond waren en nadat verdachte [zoon] de slachtoffers [Y] en [X] had aangewezen heeft verdachte op evengenoemde slachtoffers geschoten. Als bewijs hiervoor bezigt de rechtbank allereerst de verklaringen van de slachtoffers [Y](33) en [X](34) bij de rechter-commissaris. Daarnaast vindt de rechtbank steun voor haar oordeel in de verklaring van getuige [K] bij de rechter-commissaris(35), de verklaring van getuige [L] bij de politie(36), de verklaring van getuige [J] tegenover de rechter-commissaris(37), de verklaring van getuige [H] tegenover de rechter-commissaris(38), de verklaring van getuige [F] tegenover de rechter-commissaris(39), de verklaring van getuige [C] tegenover de rechter-commissaris(40), de verklaring van getuige [broer verdachte] bij de politie(41) en de verklaring van verdachte [zoon](42).
Voor het technische bewijs maakt de rechtbank gebruik van het proces-verbaal van forensisch technisch onderzoek(43). Voor wat betreft de medische informatie met betrekking tot de slachtoffers [Y] en [X] bezigt de rechtbank de zich in het dossier bevindende formulieren medische informatie(44).
Voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, laten naar het oordeel van de rechtbank geen ruimte voor een andere uitleg dan dat verdachte, nadat zijn zoon (verdachte [zoon]) hem de latere slachtoffers [Y] en [X] had aangewezen, laatstgenoemden heeft beschoten.
3.4 De bewezenverklaring
1 primair
hij op 01 september 2007 te Zoetermeer ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
opzettelijk en met voorbedachten [X] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
met een vuurwapen meerdere kogels heeft afgevuurd op en in de
richting van het lichaam van die [X], terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 primair
hij op 01 september 2007 te Zoetermeer ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
opzettelijk en met voorbedachten rade[Y] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
met een vuurwapen meerdere kogels heeft afgevuurd op en in de
richting van het lichaam van die [Y], terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De straf/maatregel
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
10 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak van de ten last gelegde feiten bepleit. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat van voorbedachte raad geen sprake is geweest zodat het feit dan als poging tot doodslag dient te worden gekwalificeerd waar een aanzienlijk lagere straf bij past.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich, samen met zijn zoon, schuldig gemaakt aan een dubbele poging tot moord door met een pistool in een overvol café op een tweetal personen, de slachtoffers [Y] en [X], kogels af te vuren. De slachtoffers zijn daarbij levensgevaarlijk gewond geraakt en het mag, gelet op hun verwondingen, een wonder worden genoemd dat zij de schietpartij hebben overleefd. Slachtoffer [Y] heeft een drietal weken in het ziekenhuis gelegen en is veelvuldig aan zijn buik geopereerd; de twee kogels die hem hebben geraakt bevinden zich nog in zijn lichaam omdat deze op moeilijk en risicovol te opereren plaatsen zitten. Ook thans ondervindt dit slachtoffer, blijkens zijn verklaring ter terechtzitting, nog altijd ernstige fysieke klachten en beperkingen door het voorval en is de kans op volledig lichamelijk herstel nog uiterst onzeker. Slachtoffer [X] heeft een week in het ziekenhuis gelegen en is aan een geperforeerde darm geopereerd; ook bij hem kan de kogel niet zonder grote risico's verwijderd worden. Hij heeft veel pijn ondervonden en onduidelijk is of de kogel in zijn buik in de toekomst geen gezondheidsproblemen gaat geven. Daarnaast heeft het voorval de slachtoffers psychisch ernstig aangegrepen; gevoelens van angst, onzekerheid en gebrek aan levensvreugd zijn onderdeel van hun leven geworden. Het behoeft geen betoog dat verdachte door zijn handelen een zeer zware inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers. Voorts heeft verdachte de rechtsorde ernstig verstoord door in een café met veel bezoekers voornoemde slachtoffers neer te schieten. Dit heeft niet alleen bij de aanwezige gasten angstige momenten veroorzaakt; tevens brengt dit soort incidenten in het algemeen gevoelens van onveiligheid in de maatschappij teweeg.
Het opleggen van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van aanmerkelijke duur is naar het oordeel van de rechtbank de enige passende reactie op dit zeer ernstige vergrijp. Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel uit het documentatieregister d.d. 4 september 2007 betreffende verdachte. Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking dat zij het aandeel van verdachte in de schietpartij het grootst acht; hij heeft het wapen meegenomen en hij is degene geweest die de haast fatale schoten heeft afgevuurd. Mede hierom zal de rechtbank verdachte een zwaardere straf opleggen dan aan zijn zoon.
Het Openbaar Ministerie heeft ervoor gekozen per slachtoffer een poging tot moord ten laste te leggen. Bij de beoordeling van de zaak en de op te leggen straf is de rechtbank ervan uitgegaan dat aan verdachtes handelen één wilsbesluit ten grondslag heeft gelegen hoewel de uitvoering daarvan twee slachtoffers heeft opgeleverd.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [X] tot een bedrag van € 1.896,90 (€ 30,00 telefoonkosten, € 123,95 broek, € 23,45 riem, € 44,50 overhemd, € 175,00 dagvergoeding ziekenhuis en
€ 1.500,00 immateriële schade) en tot niet-ontvankelijkverklaring van de vordering voor het overige (€ 623,20 telefoon).
Voorts heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [Y] tot een bedrag van € 8.954,91 (€ 506,27 reiskosten, € 199,14 eigen bijdrage thuiszorg, € 500,00 dagvergoeding ziekenhuis, € 239,50 kleding, € 10,00 kosten opvragen medisch dossier en € 7.500,00 immateriële schade) en tot niet-ontvankelijkverklaring van de vordering voor het overige (€ 199,00 telefoon en € 86,80 zonnebril).
Daarnaast heeft de officier van justitie, in tweede termijn na het pleidooi van raadsman Taekema, gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.896,90 ten behoeve van het slachtoffer [X], voornoemd, en een bedrag groot € 8.954,91 ten behoeve van het slachtoffer [Y], voornoemd.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft in verband met zijn pleidooi tot vrijspraak primair tot afwijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen geconcludeerd. Subsidiair heeft de raadsman bepleit de vorderingen niet ontvankelijk te verklaren omdat zij onvoldoende zijn onderbouwd met bewijsstukken en voorts niet van zo eenvoudige aard zijn dat zij zich lenen voor behandeling in een strafzaak. Ten aanzien van de vordering tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat deze vordering bij het requisitoir had moeten plaatsvinden. Nu de officier van justitie de vordering eerst na het pleidooi van de raadsman heeft gedaan, dient de vordering niet ontvankelijk te worden verklaard.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De vorderingen van de benadeelde partijen.
[X], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2.520,10.
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade ter zake van de posten telefoonkosten (€ 30,00), broek (€ 123,95), riem (€ 23,45), overhemd (€ 44,50) en dagvergoeding ziekenhuis (€ 175,00), van zo eenvoudige aard dat dit deel van de vordering zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde feit.
De rechtbank acht deze vordering, voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van € 1.500,00, als voorschot op een vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar en in zoverre eenvoudig vast te stellen, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.896,90.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 1 september 2007 is ontstaan.
De rechtbank zal de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post telefoon (€ 623,20), niet-ontvankelijk verklaren, aangezien dit deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Voorts heeft [Y] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 9.240,71.
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade ter zake van de posten reiskosten (€ 506,27), eigen bijdrage thuiszorg (€ 199,14), dagvergoeding ziekenhuis (€ 500,00), kleding (€ 239,50) en kosten opvragen medisch dossier (€ 10,00), van zo eenvoudige aard dat dit deel van de vordering zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 2 primair bewezenverklaarde feit.
De rechtbank acht deze vordering, voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van € 7.500,00, als voorschot op een vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar en in zoverre eenvoudig vast te stellen, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 2 primair bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 8.954,91.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 1 september 2007 is ontstaan.
De rechtbank zal de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de posten mobiele telefoon (€ 199,00) en zonnebril (€ 86,80) niet-ontvankelijk verklaren, aangezien dit deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregelen.
Allereerst dient de vraag te worden beantwoord of de vordering van de officier van justitie tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel tijdig en ontvankelijk is te achten nu deze vordering eerst na het pleidooi van de raadsman is gedaan.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat dit wel het geval is. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking de uitspraak van de Hoge Raad van 20 november 2007, NJ2007, 646, waarin is bepaald dat de stelling, dat de schadevergoedingsmaatregel niet mag worden opgelegd indien deze niet ter terechtzitting aan de orde is geweest, geen steun vindt in het recht. In het verlengde daarvan ziet de rechtbank geen beletsel om in het onderhavige geval, waarbij de officier van justitie eerst in tweede termijn om de oplegging daarvan heeft gevraagd, de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Voorts overweegt de rechtbank dat, nu verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zij aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 1.896,90 ten behoeve van het slachtoffer [X] en een bedrag groot € 8.954,91 ten behoeve van het slachtoffer [Y].
8. De inbeslaggenomen goederen
8.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen onder 1 en 2 vermelde voorwerpen (een pistool en munitie) zullen worden onttrokken aan het verkeer.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich tegen de vordering van de officier van justitie niet verzet.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst (waarvan een kopie aan dit vonnis is gehecht) onder 1 en 2 vermelde voorwerpen (een pistool en munitie) onttrekken aan het verkeer, zijnde deze voorwerpen voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien met behulp van deze voorwerpen de onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde feiten zijn begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
9. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 36b, 36c, 36f, 45, 47, 57, 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10. De beslissing
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
medeplegen van poging tot moord, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 9 (NEGEN) JAREN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op: 2 september 2007,
in voorlopige hechtenis gesteld op: 5 september 2007;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
[X], een bedrag van € 1.896,90, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 september 2007 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan,
[Y], een bedrag van € 8.954,91, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 september 2007 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan,
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partijen, zal zijn bevrijd tot de hoogte van de betaalde bedragen;
bepaalt dat de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding en dat zij dit gedeelte van de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 1.896,90, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 september 2007 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [X] en een bedrag groot
€ 8.954,91, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 september 2007 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [Y];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 37 respectievelijk 74 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de Staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen;
verklaart onttrokken aan het verkeer de op de beslaglijst onder 1 en 2 genummerde voorwerpen, te weten: een pistool en 3 stuks munitie.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. De Graaff, voorzitter,
Meijers en Bouman, rechters,
in tegenwoordigheid van Van Nuss, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 december 2008.
Mr. Bouman is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
1 Verhoor RC dd 14 februari 2008, punt 28
2 PV 4, p 334
3 PV 1, p 105
4 PV 4, p 350-356
5 PV 1, p 28
6 PV 4, p 381-382
7 PV 4, p 406
8 PV 4, p 418-421
9 PV 4, p 306
10 PV 4, p 308
11 PV 4, p 335
12 PV 3, p 239
13 PV 3, p 243
14 PV 3, p 258
15 Verklaring RC d.d. 14 februari 2008 punt 29
16 PV 1, p 49
17 PV 1, p 53
18 PV 1, p 88
19 PV 3, p 239
20 PV 3, p 243
21 PV 1, p 131
22 PV 4, p 335
23 Verklaring RC, dd 15 februari 2008, punt 17
24 PV 3, .p 258
25 PV 1, p 91-92
26 Pv 2, blz. 200
27 Verhoor RC d.d. 7 februari 2008, punt 19
28 Pv 3, blzn. 257/258
29 Verhoor RC d.d. 14 februari 2008, punten 25 en 29
30 Pv 1, blzn. 53/54
31 Verhoor RC d.d. 10 juli 2008, punt 20
32 Pv 4, blz. 335
33 Verhoor RC d.d. 7 februari 2008, punten 19, 20 en 21
34 Verhoor RC d.d. 12 februari 2008, punten 39, 40 en 41
35 Verhoor RC d.d. 7 februari 2008, punten 24, 25 en 26
36 Pv 1, blzn. 78/79
37 Verhoor RC d.d. 11 februari 2008, punt 19
38 Verhoor RC d.d. 10 juli 2008, punten 20, 22, 23, 26
39 Verhoor RC d.d. 14 februari 2008, punt 29
40 Verhoor RC d.d. 14 februari 2008, punten 13, 14, 17
41 Pv 4, blz. 335
42 Pv 2, blzn. 200/201
43 Pv 4, p. 350-356 en Pv 4, p. 418-421.
44 Pv 4, p. 305 - 308.