ECLI:NL:RBSGR:2008:BG6106

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/758108-07
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. de Graaff
  • A. Meijers
  • B. Bouman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dubbele poging tot moord in café met vuurwapen

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 4 december 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met zijn vader betrokken was bij een schietpartij in café Westhoek te Zoetermeer op 1 september 2007. De verdachte werd beschuldigd van dubbele poging tot moord op de slachtoffers [Y] en [X], die beiden levensgevaarlijk gewond raakten door de afgevuurde kogels. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een vechtpartij, zijn vader heeft gebeld om hulp en vervolgens de slachtoffers heeft aangewezen. De vader heeft vervolgens met een vuurwapen op de slachtoffers geschoten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op zijn minst de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de slachtoffers zouden overlijden, en dat hij met voorbedachten rade heeft gehandeld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een derde ten laste gelegd feit, maar veroordeelde hem tot een gevangenisstraf van zes jaar voor de bewezenverklaarde feiten van medeplegen van poging tot moord. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen [X] en [Y]. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn beperkte rol in het geheel, maar oordeelde dat de ernst van de feiten een aanzienlijke straf rechtvaardigde.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer 09/758108-07
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank 's-Gravenhage heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
adres: [adres],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Midden Holland, HvB De Geniepoort, te Alphen aan den Rijn.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 17 december 2007, 10 maart 2008, 6 juni 2008, 22 augustus 2008, 31 oktober 2008 en 20 november 2008.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. Banning en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. I.A. van Straalen, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 01 september 2007 te Zoetermeer ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten [X] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
met een vuurwapen een of meerdere kogel(s) heeft afgevuurd op en/of in de
richting van het lichaam van die [X], terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 01 september 2007 te Zoetermeer tezamen en in vereniging
met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten [X]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar
lichamelijk letsel (geperforeerde buik en/of darmen), heeft toegebracht, door
opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk met een
vuurwapen een of meerdere kogel(s) af te vuren op het lichaam van die [X];
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of
een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[vader] of NN op of omstreeks 01 september 2007 te Zoetermeer ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met
voorbedachten rade [X] van het leven te beroven, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm
beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een of meerdere kogel(s) heeft
afgevuurd op en/of in de richting van het lichaam van die [X], terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 01
september 2007 te Zoetermeer opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
toen en daar aan die [vader] en/of aan die NN die [X] aan te
wijzen en/of daarbij de woorden toe te voegen: "dat is hem" en "hij ook"
en/of "dat zijn de mannen" en/of "dat zijn ze, het zijn die met die peuken",
althans woorden van soortgelijke strekking;
EN/OF
[vader] of NN op of omstreeks 01 september 2007 te Zoetermeer tezamen
en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te
w[X]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans
opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (geperforeerde buik en/of darmen), heeft
toegebracht, door opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans
opzettelijk met een vuurwapen een of meerdere kogel(s) af te vuren op het
lichaam van die [X],
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 01
september 2007 te Zoetermeer opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
toen en daar aan die [vader] en/of aan die NN die [X] aan te
wijzen en/of daarbij de woorden toe te voegen: "dat is hem" en "hij ook" en/of
"dat zijn de mannen" en/of "dat zijn ze, het zijn die met die peuken", althans
woorden van soortgelijke strekking;
art 303 Wetboek van Strafrecht
art 302 Wetboek van Strafrecht
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 Wetboek van Strafrecht
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 01 september 2007 te Zoetermeer ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [Y]
van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een
vuurwapen een of meerdere kogel(s) heeft afgevuurd op en/of in de richting van
het lichaam van die [Y], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 01 september 2007 te Zoetermeer tezamen en in vereniging
met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten [Y]),
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar
lichamelijk letsel (geperforeerde buik en/of lies), heeft toegebracht, door
opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk met een
vuurwapen een of meerdere kogel(s) af te vuren op het lichaam van die [Y];
art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of
een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[vader] of NN op of omstreeks 01 september 2007 te Zoetermeer ter
uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met
voorbedachten rade [Y] van het leven te beroven, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm
beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een of meerdere kogel(s) heeft
afgevuurd op en/of in de richting van het lichaam van die [Y], terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 01
september 2007 te Zoetermeer opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
toen en daar aan die [vader] en/of aan die NN die [Y] aan te wijzen
en/of daarbij de woorden toe te voegen: "dat is hem" en "hij ook" en/of "dat
zijn de mannen" en/of "dat zijn ze, het zijn die met die peuken", althans
woorden van soortgelijke strekking;
EN/OF
[vader] of NN op of omstreeks 01 september 2007 te Zoetermeer tezamen
en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te
weten [Y]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk,
zwaar lichamelijk letsel (geperforeerde buik en/of lies), heeft toegebracht,
door opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk met
een vuurwapen een of meerdere kogel(s) af te vuren op het lichaam van die [Y],
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 01
september 2007 te Zoetermeer opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door
toen en daar aan die [vader] en/of aan die NN die [Y] aan te wijzen
en/of daarbij de woorden toe te voegen: "dat is hem" en "hij ook" en/of "dat
zijn de mannen" en/of "dat zijn ze, het zijn die met die peuken", althans
woorden van soortgelijke strekking;
art 303 Wetboek van Strafrecht
art 302 Wetboek van Strafrecht
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 Wetboek van Strafrecht
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 01 september 2007 te Zoetermeer met een ander of anderen,
op een voor het publiek toegankelijke plaats of in een voor het publiek
toegankelijke ruimte, te weten Café Westhoek, gelegen aan de Bleiswijkseweg
1A, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [G], welk
geweld bestond uit
- het trekken aan (de kleding van) die [G], ten gevolge waarvan die
[G] op de grond viel, en/of
- het slaan en/of het schoppen op/tegen het lichaam van die [G];
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht.
3. Het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair: samen met zijn vader ([vader]) gepoogd heeft [X] te vermoorden;
feit 1 subsidiair: samen met zijn vader ([vader]) [X] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
feit 1 meer subsidiair: behulpzaam is geweest bij de poging [X] te vermoorden uitgevoerd door zijn vader ([vader]) samen met nog een andere onbekend gebleven persoon;
feit 1 meer subsidiair cumulatief/alternatief: behulpzaam is geweest bij het opzettelijk en met voorbedachten rade toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [X] door zijn vader ([vader]) samen met nog een andere onbekend gebleven persoon;
feit 2 primair: samen met zijn vader ([vader]) gepoogd heeft [Y] te vermoorden;
feit 2 subsidiair: samen met zijn vader ([vader]) [Y] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht;
feit 2 meer subsidiair: behulpzaam is geweest bij de poging [Y] te vermoorden uitgevoerd door zijn vader ([vader]) samen met nog een andere onbekend gebleven persoon;
feit 2 meer subsidiair cumulatief/alternatief: behulpzaam is geweest bij het opzettelijk en met voorbedachten rade toebrengen van zwaar lichamelijk letselaan [X] door zijn vader ([vader]) samen met nog een andere onbekend gebleven persoon;
feit 3: op 1 september 2007 openlijk geweld heeft gepleegd tegen [G].
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem onder 3 ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken nu verdachte geen wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld gepleegd tegen [G]. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat verdachte de feiten 1 primair en 2 primair heeft begaan.
3.2 Het standpunt van de verdediging.
3.2.1. De raadsman heeft op de voet van artikel 359a Wetboek van Strafvordering betoogd dat zich in het opsporingsonderzoek zodanige vormverzuimen hebben voorgedaan dat bij een eventuele bewezenverklaring strafvermindering de enig aangewezen remedie zou zijn. De door de raadsman geconstateerde vormverzuimen betreffen (1) de onjuiste wijze waarop enkele getuigenverklaringen tot stand zijn gekomen, (2) het weigeren deze fouten te herstellen en daarvan proces-verbaal van bevindingen op te maken, (3) het meegeven van kopieën van verklaringen aan getuigen, en (4) het niet (tijdig) horen van - als zodanig herkenbare - potentieel belangrijke getuigen. Het proces van waarheidsvinding zou hierdoor nadelig zijn beïnvloed.
3.2.2. Voor het overige heeft de raadsman van verdachte integrale vrijspraak van al het ten laste gelegde bepleit. Kern van het betoog van de raadsman is dat van opzet op vuurwapengeweld in welke vorm dan ook bij verdachte geen sprake is geweest, ook niet in voorwaardelijke zin(1). Uitgangspunt van het door de raadsman gevoerde betoog is de door hem aangenomen juistheid van de enige door verdachte in deze zaak afgelegde verklaring bij de politie. Tegen die verklaring zet de raadsman alle door anderen afgelegde verklaringen af, daarbij wel die elementen selecterend die steun (lijken) te bieden aan de verklaring van verdachte. De raadsman hecht daarbij zeer aan de verklaring die de vader van verdachte ([vader]) ter terechtzitting(2) heeft afgelegd met betrekking tot de wetenschap van verdachte van het bestaan van het wapen dat [vader] op 2 september 2007 bij de politie heeft ingeleverd, zakelijk weergegeven inhoudend dat zijn zoon geen wetenschap heeft van het bestaan van dit wapen (maar waarvan hij ([vader]) toen uitdrukkelijk heeft verklaard dat het niet van hem is).
3.2.3. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaring van de getuige [E](3) afgezet tegen de enige door verdachte afgelegde verklaring bij de politie als ook tegen door andere getuigen afgelegde verklaringen als onbetrouwbaar dient te worden aangemerkt en niet kan worden gebruikt voor het bewijs. De verklaring van de getuige [E] is de enige die voor verdachte belastend materiaal inhoudt. Uitgangspunt daarbij is dat de raadsman de verklaring van verdachte wel betrouwbaar acht en een weergave van de waarheid.
3.3 De beoordeling van de tenlastelegging
3.3.1. Aan het beroep dat de raadsman heeft gedaan op toepassing van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering in de vorm van strafvermindering bij een eventuele bewezenverklaring wegens ernstige vormverzuimen tijdens het opsporingsonderzoek zal de rechtbank geen gevolg geven. Naar het oordeel van de rechtbank is hetgeen de raadsman heeft aangevoerd onvoldoende onderbouwd en vindt het in het dossier geen steun. Het verwijt dat voor de politie kenbare getuigen - in casu getuige B. [E] - bij niet eerder dan bij de rechter-commissaris zijn gehoord houdt evenmin steek. Als getuigen op een verzoek van de politie om welke reden dan ook niet reageren, staan de politie geen middelen ter beschikking om die getuige op andere gedachten te brengen. Bij de rechter-commissaris ligt dat anders: in dat kader kan de rechter-commissaris de medebrenging van die getuige gelasten.
3.3.2. Uit het dossier blijkt dat niet verdachte maar zijn vader op 1 september drie keer heeft geschoten op de slachtoffers [Y] en [X]. Bewezen dient te worden dat verdachte het opzet had op de samenwerking met zijn vader én het opzet op de dood van beide slachtoffers.
Een belangrijke voor het bewijs van het opzet bij verdachte te beantwoorden vraag is of hij wetenschap had van het wapen dat zijn vader die avond bij zich had. Voor het bewijs van die wetenschap zoekt de rechtbank aansluiting bij de verklaring die de getuige B. [E] bij de rechter-commissaris(4) heeft afgelegd én bij de verklaring die zij bij gelegenheid van de reconstructie heeft afgelegd.
Getuige [E] heeft bij de rechter-commissaris alsook bij de politie het volgende verklaard. Nadat er een vechtpartij in café Westhoek had plaatsgevonden is zij met haar zoontje naar buiten gegaan. Daarbij is zij vanuit het café bezien naar links gelopen en is toen weer links een hoekje om gegaan. Daar is zij bij een brievenbus of meterkast, die daar staat, gaan staan met haar zoontje. Getuige [E] heeft bij de reconstructie aangegeven welke bewuste plek dat betrof. Vervolgens heeft zij een witte Golf aan zien komen rijden vanuit de Zegwaartseweg. Ze heeft een man aan de bestuurderskant van de auto zien uitstappen en hem naar het café Westhoek zien lopen. Het signalement van de man luidt als volgt: klein, bol en gezet, rond de 50 jaar oud. Zij heeft gezien dat hij vanuit zijn rechterbroekzak of bij zijn buik een pistool pakte. Hij hield dit laag naar beneden met de loop op de straat gericht. De man was toen ongeveer halverwege op weg naar het café. Hij stak schuin de straat over. Ze heeft gezien dat de man van voor naar achteren een beweging maakte met zijn pistool. Die beweging heeft zij omschreven als opladen. Op het moment van doorladen had de man het pistool voor zich tussen zijn benen. Toen de man zijn pistool doorlaadde kwam er een jonge man op hem toelopen. Ze stonden naast elkaar op straat en hebben heel even stilgestaan. De getuige heeft de jonge man tegen de oudere man horen zeggen "ik weet wie het gedaan heeft, ik zal ze aanwijzen".
De rechtbank acht voormelde verklaring van getuige [E] betrouwbaar. Daartoe is redengevend dat zij consistent en gedetailleerd heeft verklaard over hetgeen zij heeft waargenomen. Met name haar verklaring omtrent het doorladen van het pistool, hetgeen zij zelf opladen noemt, is zeer gedetailleerd en geloofwaardig, te meer nu zij een leek is op het gebied van vuurwapens. Voorts bevestigt de reconstructie waaraan zij heeft deelgenomen haar verklaring bij de rechter-commissaris dat zij zicht had op de door haar beschreven situatie en heeft zij voorgedaan hoe het pistool werd doorgeladen. Tevens wordt haar verklaring omtrent de looprichting van de beide verdachten ondersteund door de verklaring zoals die bij de rechter-commissaris is afgelegd door getuife [F]. Hij heeft verklaard dat hij een wit/grijze auto van de Zegwaartseweg aan zag komen rijden en dat daar een wat dikke, kleine man, rond de 45 à 55 jaar oud aan de bestuurderskant is uitgestapt. Getuige heeft deze persoon als een Hazes-type beschreven. Deze man is van het kruispunt rechtstreeks naar de ingang van het café gelopen. Toen zag getuige ook de jongen die eerder die avond betrokken was geweest bij de vechtpartij.
De stelling van de raadsman van verdachte dat de getuigenverklaring van [E] onbetrouwbaar is, nu verdachte heeft verklaard dat híj op het moment dat de auto kwam aanrijden samen met zijn oom [oom] ([oom]) op de plek heeft gestaan waarvan deze getuige heeft verklaard daar enkel met haar zoon te hebben gestaan, wordt door de rechtbank niet gevolgd. Immers, de rechtbank acht de verklaring van verdachte op dat punt niet geloofwaardig nu deze verklaring niet wordt bevestigd door [oom].
Tenslotte wordt de verklaring van getuige [E] dat de jonge man op straat tegen de oude man heeft gezegd "ik weet wie het gedaan heeft, ik zal ze aanwijzen" ondersteund door de onder meer verklaringen van aangevers [X] en [Y] die kort gezegd verklaren dat - nadat de jonge en de oudere man het café waren binnengekomen - de jonge jongen tegen de oudere man zei "dat is hem" en "hij hoort er ook bij" en/of "dat zijn ze pa" of woorden van gelijke aard en/of strekking.
Gelet op voormelde betrouwbaar te achten verklaring van getuige [E] gaat de rechtbank er van uit dat verdachte [vader] die bewuste avond met de auto is komen aanrijden en bij de kruising met de Zegwaartseweg is uitgestapt. Vervolgens heeft hij een pistool ter hoogte van zijn broekband gepakt en heeft hij dit pistool doorgeladen. Tijdens dit doorladen heeft verdachte [vader] al lopend naar café Westhoek verdachte ontmoet en hebben zij enig moment samen (stil)gestaan. Hoe lang dit treffen heeft geduurd kan niet worden vastgesteld, wel kan worden vastgesteld dat zij contact hebben gehad en elkaar gesproken hebben.
Nu [vader] na het uit de auto stappen het pistool voor zich heeft vastgehouden en hij op verdachte is toegelopen en enig moment met hem heeft samen gestaan, acht de rechtbank aannemelijk dat verdachte het pistool heeft gezien. Voorts acht de rechtbank aannemelijk dat verdachte in de wetenschap dat zijn vader in het bezit was van een (doorgeladen) pistool de latere slachtoffers heeft aangewezen.
Echter niet alleen uit de verklaring van getuige [E] blijkt dat verdachte de latere slachtoffers heeft aangewezen. Verdachte verklaart daar zelf over(5) en ook de slachtoffers [Y](6) en [X](7) verklaren over het aanwijzen door verdachte aan zijn vader van de latere slachtoffers.
3.3.3. Opzet en medeplegen.
Voor het opzet op de samenwerking gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte, nadat hij betrokken was geraakt bij een vechtpartij in café Westhoek op 1 september 2007, zijn vader heeft gebeld(8) met de mededeling dat hij hem moest komen helpen omdat de mannen van wie hij zojuist klappen had gehad hem dood wilden maken. Zijn vader komt(9) en samen met zijn vader loopt hij naar het café, gaat daar binnen en wijst de latere slachtoffers aan. Gelet op de verklaringen van beide slachtoffers(10) heeft verdachte boven op het schietincident gestaan. Verdachte heeft zich op geen enkel ogenblik op geen enkele wijze gedistantieerd. Ook na het schietincident niet, want dan zegt hij tegen zijn vader dat het zo genoeg is en dat ze weg moeten gaan(11). Naar het oordeel van de rechtbank laat dit handelingspatroon zich kwalificeren als een bewuste en nauwe samenwerking tussen de twee verdachten.
Met betrekking tot het bestanddeel 'opzettelijk' zoals bedoeld in artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht heeft verdachte op z'n minst de aanmerkelijke kans aanvaard dat de slachtoffers als gevolg van de schoten die hen troffen zouden overlijden. Kern van dit bewustzijn ligt op twee kort na elkaar liggende momenten. Het eerste moment is bij de ontmoeting met zijn vader op straat. In verdachtes aanwezigheid laadt zijn vader het wapen door. Het tweede moment ligt in het café als hij de slachtoffers aan zijn vader aanwijst. Naar het oordeel van de rechtbank had verdachte opzet, zij het voorwaardelijk, op de dood van [Y] en [X]. Verdachte heeft ook in het café geen enkele poging ondernomen zijn vader te beletten te schieten, het tegendeel.
3.3.4. Met voorbedachten rade
Hoewel de aan verdachte verweten gedragingen zich in een korte tijdspanne hebben afgespeeld, zijn er naar het oordeel van de rechtbank voldoende momenten geweest waarop verdachte zich heeft kunnen beraden op het door hem en zijn vader genomen besluit om af te rekenen met de latere slachtoffers. Naar het oordeel van de rechtbank is voor een besluit niet noodzakelijk dat er uitdrukkelijk gesproken en besloten is; een uit feiten en omstandigheden gebleken gezamenlijk begrip van uitvoering van handelingen volstaat. Verdachte belt zijn vader met het verzoek hem te komen helpen omdat mannen hem wilde dood trappen. Als hij zijn vader dicht in de buurt van café Westhoek op straat treft, ziet en hoort hij dat zijn vader een vuurwapen doorlaadt en hij deelt zijn vader mee dat hij weet wie zijn vader moest hebben. In het café wijst hij de personen aan die zijn vader moet hebben. Verdachte heeft voldoende tijd en gelegenheid gehad om over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad na te denken. Aldus doende heeft hij naar het oordeel van de rechtbank met voorbedachten rade gehandeld.
3.3.5. Samenvattend.
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat verdachte samen met verdachte [vader] en [oom] café Westhoek is binnengegaan.
De rechtbank bezigt als bewijs hiervoor de verklaring van verdachte tegenover de politie(12), de verklaring van slachtoffer [Y] tegenover de rechter-commissaris(13), de verklaringen van getuige [F] bij de politie(14) en tegenover de rechter-commissaris(15), de verklaringen van getuige [H] bij de politie16 en bij de rechter-commissaris(17) en de verklaring van getuige [oom](18).
Vervolgens stelt de rechtbank vast dat verdachte [vader] aan verdachte heeft gevraagd wie de daders van de mishandeling van verdachte en zijn vriend [vriend] eerder die avond waren en nadat verdachte verdachte [vader] de slachtoffers [Y] en [X] had aangewezen heeft verdachte [vader] op evengenoemde slachtoffers geschoten. Als bewijs hiervoor bezigt de rechtbank allereerst de verklaringen van de slachtoffers [Y](19) en [X](20) bij de rechter-commissaris. Daarnaast vindt de rechtbank steun voor haar oordeel in de verklaring van getuige [K] bij de rechter-commissaris(21), de verklaring van getuige [L] bij de politie(22), de verklaring van getuige [J] tegenover de rechter-commissaris(23), de verklaring van getuige [H] tegenover de rechter-commissaris(24), de verklaring van getuige [F] tegenover de rechter-commissaris(25), de verklaring van getuige Wielders tegenover de rechter-commissaris(26), de verklaring van getuige [oom] bij de politie(27) en de verklaring van verdachte bij de politie(28). Voor het technische bewijs maakt de rechtbank gebruik van de proces-verbaal van forensisch technisch onderzoek(29). Voor wat betreft de medische informatie met betrekking tot de slachtoffers [Y] en [X] bezigt de rechtbank de zich in het dossier bevindende formulieren medische informatie(30).
Voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, laten naar het oordeel van de rechtbank geen ruimte voor een andere uitleg dan dat verdachte verdachte [vader] de latere slachtoffers [Y] en [X] heeft aangewezen en verdachte [vader] vervolgens evengenoemde slachtoffers heeft beschoten.
3.3.6. Vrijspraak
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 3 ten laste gelegde. Gelet op het standpunt van de officier van justitie behoeft dit geen nadere motivering.
3.4 De bewezenverklaring
1 primair
hij op 01 september 2007 te Zoetermeer ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
opzettelijk en met voorbedachten [X] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
met een vuurwapen meerdere kogels heeft afgevuurd op en in de
richting van het lichaam van die [X], terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2 primair
hij op 01 september 2007 te Zoetermeer ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
opzettelijk en met voorbedachten rade [Y] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
met een vuurwapen meerdere kogels heeft afgevuurd op en in de
richting van het lichaam van die [Y], terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4. De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die
zijn strafbaarheid uitsluiten.
6. De straf/maatregel
6.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte terzake van het onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit zodat voor strafoplegging geen ruimte is. Subsidiair heeft de raadsman naar voren gebracht de eis van de officier van justitie buitenproportioneel te vinden gelet op de marginale rol die verdachte bij het geheel heeft gespeeld. Een drastische vermindering van de strafmaat is dan ook op zijn plaats, aldus de raadsman.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich, samen met zijn vader, schuldig gemaakt aan een dubbele poging tot moord door met een pistool in een overvol café op een tweetal personen, de slachtoffers [Y] en [X], kogels af te vuren. De slachtoffers zijn daarbij levensgevaarlijk gewond geraakt en het mag, gelet op hun verwondingen, een wonder worden genoemd dat zij de schietpartij hebben overleefd. Slachtoffer [Y] heeft een drietal weken in het ziekenhuis gelegen en is veelvuldig aan zijn buik geopereerd; de twee kogels die hem hebben geraakt bevinden zich nog in zijn lichaam omdat deze op moeilijk en risicovol te opereren plaatsen zitten. Ook thans ondervindt dit slachtoffer, blijkens zijn verklaring ter terechtzitting, nog altijd ernstige fysieke klachten en beperkingen door het voorval en is de kans op volledig lichamelijk herstel nog uiterst onzeker. Slachtoffer [X] heeft een week in het ziekenhuis gelegen en is aan een geperforeerde darm geopereerd; ook bij hem kan de kogel niet zonder grote risico's verwijderd worden. Hij heeft veel pijn ondervonden en onduidelijk is of de kogel in zijn buik in de toekomst geen gezondheidsproblemen gaat geven. Daarnaast heeft het voorval de slachtoffers psychisch ernstig aangegrepen; gevoelens van angst, onzekerheid en gebrek aan levensvreugd zijn onderdeel van hun leven geworden. Het behoeft geen betoog dat verdachte door zijn handelen een zeer zware inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de slachtoffers. Voorts heeft verdachte de rechtsorde ernstig verstoord door in een café met veel bezoekers voornoemde slachtoffers neer te schieten. Dit heeft niet alleen bij de aanwezige gasten angstige momenten veroorzaakt; tevens brengt dit soort incidenten in het algemeen gevoelens van onveiligheid in de maatschappij teweeg.
Het opleggen van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van aanmerkelijke duur is naar het oordeel van de rechtbank de enige passende reactie op dit zeer ernstige vergrijp. Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel uit het documentatieregister d.d. 5 september 2007 betreffende verdachte. Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking de jeugdige leeftijd van verdachte en de omstandigheid dat zijn aandeel, naar het oordeel van de rechtbank, van beperktere omvang is dan dat van zijn vader/mededader.
7. De vordering van de benadeelde partij / de schadevergoedingsmaatregel
7.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [X] tot een bedrag van € 1.896,90 (€ 30,00 telefoonkosten, € 123,95 broek, € 23,45 riem, € 44,50 overhemd, € 175,00 dagvergoeding ziekenhuis en € 1.500,00 immateriële schade) en tot niet-ontvankelijkverklaring van de vordering voor het overige (€ 623,20 telefoon).
Voorts heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij[Y] tot een bedrag van € 8.954,91 (€ 506,27 reiskosten, € 199,14 eigen bijdrage thuiszorg, € 500,00 dagvergoeding ziekenhuis, € 239,50 kleding, € 10,00 kosten opvragen medisch dossier en € 7.500,00 immateriële schade) en tot niet-ontvankelijkverklaring van de vordering voor het overige (€ 199,00 telefoon en € 86,80 zonnebril).
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.896,90 ten behoeve van het slachtoffer [X], voornoemd, en een bedrag groot € 8.954,91 ten behoeve van het slachtoffer [Y], voornoemd.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op zijn pleidooi tot integrale vrijspraak van de tenlastgelegde feiten, primair naar voren gebracht dat de vorderingen van de benadeelde partijen niet ontvankelijk dienen te worden verklaard.
Subsidiair heeft de raadsman zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [Y] op het standpunt gesteld dat het bij de posten met betrekking tot de mobiele telefoon (€ 199,00), de zonnebril (€ 86,80) en de reiskosten (€ 506,27) niet om rechtstreekse schade gaat die voor vergoeding in aanmerking komt. De post eigen bijdrage thuiszorg is niet met een factuur onderbouwd en dient in het kader van deze procedure dan ook buiten beschouwing te blijven terwijl de vordering wat betreft de immateriële schade, gelet op de eigen rol van de benadeelde partij in deze zaak, in ieder geval ten dele niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [X] heeft de raadsman naar voren gebracht dat de kosten van de telefoon geen rechtstreekse schade is die voor vergoeding in aanmerking komt; wat betreft de immateriële schade dient de vordering, ook in verband met het eigen aandeel van de benadeelde partij in deze zaak, ten dele niet ontvankelijk te worden verklaard.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De vorderingen van de benadeelde partij[X], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2.520,10.
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade ter zake van de posten telefoonkosten (€ 30,00), broek (€ 123,95), riem (€ 23,45), overhemd (€ 44,50) en dagvergoeding ziekenhuis (€ 175,00), van zo eenvoudige aard dat dit deel van de vordering zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde feit.
De rechtbank acht deze vordering, voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van € 1.500,00, als voorschot op een vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar en in zoverre eenvoudig vast te stellen, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 primair bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.896,90.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 1 september 2007 is ontstaan.
De rechtbank zal de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post telefoon (€ 623,20), niet-ontvankelijk verklaren, aangezien dit deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Voorts heeft [Y] heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 9.240,71.
De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de materiële schade ter zake van de posten reiskosten (€ 506,27), eigen bijdrage thuiszorg (€ 199,14), dagvergoeding ziekenhuis (€ 500,00), kleding (€ 239,50) en kosten opvragen medisch dossier (€ 10,00), van zo eenvoudige aard dat dit deel van de vordering zich leent voor behandeling in deze strafzaak. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 2 primair bewezenverklaarde feit.
De rechtbank acht deze vordering, voor zover deze betrekking heeft op een bedrag van € 7.500,00, als voorschot op een vergoeding ter zake van immateriële schade tot dat bedrag naar billijkheid toewijsbaar en in zoverre eenvoudig vast te stellen, nu vast is komen te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 2 primair bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal derhalve de vordering toewijzen tot een bedrag van € 8.954,91.
De rechtbank zal voorts de gevorderde wettelijke rente toewijzen, nu vast is komen te staan dat de schade met ingang van 1 september 2007 is ontstaan.
De rechtbank zal de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de posten mobiele telefoon (€ 199,00) en zonnebril (€ 86,80) niet-ontvankelijk verklaren, aangezien dit deel van de vordering niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in deze strafzaak. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregelen.
Nu verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de staat van een bedrag groot € 1.896,90 ten behoeve van het slachtoffer [X] en een bedrag groot € 8.954,91 ten behoeve van het slachtoffer [Y].
8. De inbeslaggenomen goederen
8.1. De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen vermelde jas zal worden teruggegeven aan de rechthebbende.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich tegen de vordering van de officier van justitie niet verzet.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan verdachte van de op de beslaglijst (waarvan een kopie aan dit vonnis is gehecht) vermelde jas nu deze onder verdachte inbeslaggenomen is en hij als de eigenaar dient te worden aangemerkt.
9. De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 36f, 45, 47, 57, 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
10. De beslissing
Verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
medeplegen van poging tot moord, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 6 (ZES) JAREN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op: 4 september 2007,
in voorlopige hechtenis gesteld op: 6 september 2007;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen gedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan:
[X], een bedrag van € 1.896,90, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 september 2007 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan,
[Y], een bedrag van € 8.954,91, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 september 2007 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan,
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader aan de benadeelde partijen, zal zijn bevrijd tot de hoogte van de betaalde bedragen;
bepaalt dat de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding en dat zij dit gedeelte van de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag groot
€ 1.896,90, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 september 2007 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [X] en een bedrag groot
€ 8.954,91, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 september 2007 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [Y];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 37 respectievelijk 74 dagen;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen, alsmede dat gehele of gedeeltelijke voldoening van de betalingsverplichtingen aan de Staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen;
gelast de teruggave aan verdachte van de op de beslaglijst vermelde jas, een bomberjack, kleur zwart.
Dit vonnis is gewezen door
mrs. De Graaff, voorzitter,
Meijers en Bouman, rechters,
in tegenwoordigheid van Van Nuss, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 december 2008.
Mr. Bouman is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
1 Pleitnota, pagina 6, derde alinea.
2 Proces-verbaal terechtzitting d.d. 31-10-2008, pagina 3.
3 R-C, [E].
4 R-C, 15-02-2008, pt.1 t/m 55.
5 Pv2, p. 200, 201.
6 Pv2, p.239.
7 Pv2, p. 243.
8 Pv2, p. 199.
9 Pv2, p. 258, R-C, 10-02-2008, punt 15,16, 17 en 18.
10 Pv2, p.239, 4e alinea en Pv2, p.243, 2e alinea.
11 Pv2, p.258.
12 Pv 2, blz. 200
13 Verhoor RC d.d. 7 februari 2008, punt 19
14 Pv 3, blzn. 257/258
15 Verhoor RC d.d. 14 februari 2008, punten 25 en 29
16 Pv 1, blzn. 53/54
17 Verhoor RC d.d. 10 juli 2008, punt 20
18 Pv 4, blz. 335
19 Verhoor RC d.d. 7 februari 2008, punten 19, 20 en 21
20 Verhoor RC d.d. 12 februari 2008, punten 39, 40 en 41
21 Verhoor RC d.d. 7 februari 2008, punten 24, 25 en 26
22 Pv 1, blzn. 78/79
23 Verhoor RC d.d. 11 februari 2008, punt 19
24 Verhoor RC d.d. 10 juli 2008, punten 20, 22, 23, 26
25 Verhoor RC d.d. 14 februari 2008, punt 29
26 Verhoor RC d.d. 14 februari 2008, punten 13, 14, 17
27 Pv 4, blz. 335
28 Pv 2, blzn. 200/201
29 Pv 4, p. 350-356 en Pv 4, p. 418-421.
30 Pv 4, p. 305 - 308.